254 research outputs found
Kin Relationships
Kin relationships are traditionally defined as ties based on blood and marriage. They include lineal generational bonds (children, parents, grandparents, and great-grandparents), collateral bonds (siblings, cousins, nieces and nephews, and aunts and uncles), and ties with in-laws. An often-made distinction is that between primary kin (members of the families of origin and procreation) and secondary kin (other family members). The former are what people generally refer to as âimmediate family,â and the latter are generally labeled âextended family.â Marriage, as a principle of kinship, differs from blood in that it can be terminated. Given the potential for marital break-up, blood is recognized as the more important principle of kinship. This entry questions the appropriateness of traditional definitions of kinship for ânewâ family forms, describes distinctive features of kin relationships, and explores varying perspectives on the functions of kin relationships
Wie is er bang voor de vergrijzing?
Sinds enkele maanden (eigenlijk al sinds jaren, maar de laatste maanden weer wat extra) waart er een spook door Nederland: het spook van de vergrijzing. Volgens sommigen worden er te
weinig kinderen geboren en moet het geboortecijfer omhoog om te voorkomen dat het inwonertal van Nederland in de toekomst met vele miljoenen daalt. Anderen bepleiten actieve werving
van migranten om toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt tegen te gaan en het aantal premiebetalende actieven op peil te houden. En onlangs bij de presentatie van de beleidsvoornemens
voor 2004 kwam het kabinet Balkenende-II met een serie draconische maatregelen gericht op het tegengaan van de uitstroom van ouderen voor hun vijfenzestigste jaar. Wie wat
langer stilstaat bij de gesuggereerde âoplossingenâ om de vergrijzing het hoofd te bieden, ontkomt niet aan de indruk dat er sprake is van enige paniek. De vraag is of daarvoor aanleiding
bestaat
Levenslooppatronen: toenemende variatie?
In deze bijdrage wordt aangetoond dat verschillende antwoorden mogelijk zijn op de vraag of de variatie in de levenslopen van Nederlanders is toegenomen. De antwoorden zijn afhankelijk van de wijze waarop die variatie in kaart wordt gebracht. Ten eerste is de bestudeerde tijdsperiode belangrijk. Concentreert men zich uitsluitend op de laatste decennia, dan komt men snel tot de conclusie dat de variatie in levenslopen is toegenomen. Daarnaast moet worden gelet op de wijze waarop verschillen binnen geboortecohorten in kaart worden gebracht. Een toenemende variatie veronderstelt toenemende verschillen in levenslooppatronen tussen sociale categorieën. Het in het artikel gebruikte voorbeeld van opleidingsverschillen in gerealiseerd kindertal laat echter het tegenovergestelde zien: de verschillen zijn in de tijd afgenomen, niet toegenomen. Ten derde is het belangrijk om in het oog te houden welk deel van de bevolking wordt bestudeerd. Zo zijn in de afgelopen eeuw de levens van vrouwen sterker veranderd dan die van mannen. Tot slot moet men er zich rekenschap van geven dat een toenemende variatie in levenslopen mogelijk een tijdelijke situatie is, hetgeen het geval is bij het ontstaan van nieuwe vaste levenspatronen
Families: in alle staten?
Inleidend: ... Families staan nu volop in de wetenschappelijke belangstelling. Dat is
niet altijd zo geweest (De Hoog, 2003). Weliswaar zijn in de jaren vijftig
en zestig van de vorige eeuw verschillende hoogleraren gezinssociologie
in Nederland benoemd, maar hun leerstoelgroepen zijn enkele decennia
daarna ter ziele gegaan. Universitaire bezuinigingen, maar ook verminderde
belangstelling onder onderzoekers zijn daaraan debet geweest.
In 1996 constateerde de Sociaal-Wetenschappelijke Raad dat de
wetenschappelijke kennis over gezinnen en families was achtergebleven
bij demografische en maatschappelijke ontwikkelingen. Hun rapport
Nieuwe perspectieven voor de gezinssociologie (Sociaal-Wetenschappelijke
Raad, 1996) is een effectieve katalysator geweest: investeringen in dataverzamelingen
zijn gedaan, nieuwe hoogleraren zijn aangesteld en het
programma âDe bindende kracht van familierelatiesâ van de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek is succesvol uitgevoerd. ..
Het is tijd voor een quotum
In Nederland blijft het percentage vrouwen aan de top bedroevend laag. Intentieverklaringen, handvesten, mentorprojecten, codes, taskforces, ambassadeursnetwerken en allerlei bewustwordingstrajecten hebben daar geen substantiële of duurzame verandering in gebracht. ..
Diversiteit in gezinsvormen en levenskansen van kinderen op langere termijn
First, five explanations for family structure differences in children's life chances are described. The explanations assume differences in human capital investments, child rearing practices, parental conflict, selection and institutionalisation, respectively. Next, an overview is given of recent Dutch studies in this area. The long-term consequences apply to financial-economic status, the family career or well-being. Insofar family structure differences are found, they pertain to the less advantageous circumstances of children of divorce compared to children from intact families. Early parental loss and the entry into a stepfamily do not appear to have negative consequences in the long run. The differences are primarily apparent in the children's own family careers; children of divorce are more likely to experience the disruption of a partner relationship themselves and appear to be more reluctant to enter into marriage. The differences, though significant, are relatively small. Social class background is a stronger predictor of later life outcomes than is family structure. Recent Dutch research on family structure differences in children's life chances has hardly been guided by the search for explanations. The assessment of family structure differences seems to have been the primary objective. The paucity of longitudinal studies is another characteristic feature of recent Dutch research in this area
- âŠ