2 research outputs found

    Monitoring van de effecten van de verruiming 48'-43': Samenvatting van de ontwikkelingen in de Westerschelde (tussenstand 2000)

    No full text
    Aan het begin van het project MOVE werd er als uitgangspunt en toetsingskader een aantal hypothesen geformuleerd met betrekking tot de verwachte veranderingen in de Westerschelde in de periode na de verruiming 48\u92/43\u92 (zie MOVE rapport 2). Deze hypothesen hebben zowel betrekking op gevolgen van de verruiming als op autonome ontwikkelingen, aangezien deze vaak moeilijk te scheiden zijn. In het kader van MOVE worden de fysische systeemontwikkelingen op de voet gevolgd. De hypothesen zullen in het MOVE- evaluatierapport 2003 voor zover mogelijk aan de hand van de ontwikkelingen van de fysische parameters worden getoetst. De hier gepresenteerde rapporten geven een TUSSENSTAND van de conclusies van de ontwikkeling tot 2000. MORFOLOGIE EN WATERBEWEGING morfologie en waterbeweging \u95 de lange termijn trends zetten zich over het algemeen tot nu toe voort \u95 omdat de verwachte aanpassingstijd van het fysische systeem 10-25 jaar bedraagt is het in het jaar 2000 nog te vroeg om de MOVE- hypothesen te kunnen toetsen - de hypothesen staan dus nog overeind. stroomsnelheid \u95 de lange termijn trend van de stroomsnelheden zet zich tot nu toe voort \u95 lokaal, in de nabijheid van bagger - en/of stortlokaties kunnen wel stroomsnelheidsveranderingen optreden cellenconcept Uit de historische analyse blijkt dat het theoretische stortcriterium redelijkerwijs kan worden toegepast op de grote macro cellen. Het precieze percentage van het criterium is afhankelijk van de hoeveelheden en de wijze waarop wordt gebaggerd en gestort en van de autonome ontwikkeling. De toepasbaarheid van het theoretische stortcriterium impliceert dat met het huidige bagger- en stortbeleid (sinds 1997-1999): \u95 de maximale stortcapaciteit van de Westerschelde gebruikt wordt \u95 de stortcapaciteit van de cellen in het oosten in het verleden werd overschreden \u95 sinds de laatste verdieping wordt de stortcapaciteit van de cellen in het westen overschreden \u95 enige ruimte voor storten is nog aanwezig in het middendeel en in het oostelijk deel. WATERVOGELS \u95 de langjarige trends in aantallen van de onderzochte vogelsoorten in de Westerschelde komen over het algemeen overeen met trends die op Delta - schaal worden gevonden. \u95 noch voor niet-broedvogels noch voor broedvogels werden duidelijke aanwijzingen gevonden voor effecten van de 48'-43' vaargeulverruiming. De periode sinds de verruiming is echter nog erg kort om trendbreuken in aantalsontwikkeling te kunnen verwachten, gezien de vaak lange levensduur van vogels (tot 30 jaar) en de vermoedelijke tijdschaal van morfologische effecten \u95 Visdieven: de combinatie van een (Delta- breed) gering broedsucces en de relatief slechte conditie van de kuikens in de Westerschelde kan in de toekomst mogelijk de tot nu toe stijgende trend in aantallen laten omslaan. Oorzaken voor de slechte conditie van visdiefkuikens in de Westerschelde zijn nog niet helder. KINDERKAMERFUNCTIE VIS EN GARNAAL \u95 de uitgevoerde studies om de kinderkamer van de Westerschelde beter in beeld te brengen en de beschikbare meetgegevens vormen geen aanleiding om de gestelde MOVE- hypothesen bij te stellen of te verwerpen; ze zijn nog steeds geldig. \u95 gezien de grote variatie in de vangsten blijkt het onmogelijk om met het bestaande visbemonsteringsprogramme (RIVO) eventuele trends in de aantallen en verspreiding van jonge vissen en garnalen, mogelijk als gevolg van de 43\u92-48\u92verruiming, vast te stellen \u95 een goed onderbouwde gebiedsgerichte benadering, waarbij de oppervlakteverandering van het veronderstelde kinderkamergebied (via de zogeheten ecotopenkartering) in kaart wordt gebracht, lijkt veel meer belovendZeemov

    Waardering voor de Westerschelde

    No full text
    Dit rapport presenteert de resultaten van een verkennend onderzoek naar een set beoordelingscriteria die kan worden gebruikt bij het beantwoorden van beleidsen beheersvragen rond de Westerschelde. Het onderzoek maakt deel uit van het project Zeekennis, een kennisontwikkelingsproject dat RIKZ uitvoert in opdracht van directie Zeeland. Beoordelingscriteria zijn graadmeters die de toestand van het natuurlijke systeem en van de gebruiksfuncties samenvatten in voor het beheer en beleid relevante termen. De beheerder kan worden voorgesteld als een piloot. Aan de hand van de uitslagen van een groot aantal meters (beoordelingscriteria) komt hij tot een besluit. Het onderzoek had als doel te komen tot een eerste selectie van meters en een globale inrichting van de cockpit: belangrijke meters onder handbereik, aanvullende meters verder weg. Het onderzoek richtte zich met name op de drie door het beleid als prioritair aangemerkte aspecten van de Westerschelde: veiligheid voor overstroming, toegankelijkheid van de Scheldehavens en natuurlijkheid. Bij natuurlijkheid concentreert het rapport zich op de fysische kant van het systeem: de chemische waterkwaliteit en productiviteit vallen er om een aantal praktische redenen buiten. Voor het afleiden van beoordelingscriteria werden inventarisaties uitgevoerd van: \u95 de ecologische toestand van de Westerschelde en van het gebruik van het natuurlijke systeem; \u95 de beleidsdoelen en wijze waarop die zijn verwoord; \u95 elders ontwikkelde beoordelingskaders voor natuur en water; \u95 selectiecriteria (mate van betrouwbaarheid, meetbaarheid e.a.) die nuttig zijn uit een aantal alternatieve beoordelingscriteria de beste te kiezen. De beschrijving van de ecologische toestand gaat in op de knelpunten in het huidige functioneren door toedoen van de mens en op de \u91goods & services\u92 die een natuurlijk functionerend estuarium de mens kan bieden. Deze benadering is ook gevolgd voor het opstellen van de Lange Termijnvisie Schelde-estuarium (LTV), het belangrijkste stuk voor toekomstig beleid en beheer. De beleidsdoelen worden beschreven aan de hand van het streefbeeld en de ontwikkelingsschetsen uit de LTV, het beleidsplan Westerschelde en de sectorale wetgeving op het gebied van veiligheid, toegankelijkheid, zandwinning, natuurlijkheid en visserij. Bij natuurlijkheid werden alleen de Europese Richtlijnen behandeld. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is hierbij van speciaal belang. De KRW bevat richtlijnen voor het formuleren van doelstellingen voor de Westerschelde, maar ook richtlijnen voor het ontwikkelen van beoordelingscriteria om de realisatie van die doelen te toetsen. CONCLUSIES MET BETREKKING TOT DE BELEIDSKADERS 1. De Europese richtlijnen - Vogelrichtlijn (VRL), Habitatrichtlijn (HRL) en KRW - zijn veel dwingender dan de nationale beleidskaders. 2. De beleidsdoelen met betrekking tot veiligheid en toegankelijkheid zijn eenduidig en laten zich daardoor relatief goed vertalen in een overzichtelijke set beoordelingscriteria. 3. De beleidsdoelen voor natuurlijkheid zijn veel diverser, en vaak alleen kwalitatief omschreven. Het afleiden van beoordelingscriteria vergt daardoor een veel grotere inspanning. 4. Binnen natuurlijkheid neemt de concreetheid van de doelen af in volgorde soorten, (welke soorten, welke aantallen) habitats (type, areaal), processen (behoud natuurlijke dynamiek, veerkracht). 5. De KRW geeft alleen richtlijnen voor beoordelingscriteria en doelen. Deze richtlijnen moeten nog worden geconcretiseerd. Die concretisering zal sturend zijn voor een deel van het beoordelingskader. CONCLUSIES MET BETREKKING TOT ELDERS GEBRUIKTE BEOORDELINGSKADERS 1. De algemeen binnen Rijkswaterstaat gebruikte indeling van natuurlijkheid in processen, patronen en soorten is ook goed bruikbaar voor beoordelingscriteria. 2. Beoordelingscriteria voor soorten en patronen domineren, beoordelingscriteria voor processen zijn er veel minder, terwijl herstel van processen wel een hoofddoel is in het waterbeleid, en zeker ook in het beleid voor de Westerschelde. 3. Bij processen bestaan de beoordelingscriteria doorgaans uit zogenaamde responscriteria, dus uit criteria voor gevolgen van die processen. Een voorbeeld is het aantal kortsluitgeulen. Voor het beheer zijn juist criteria relevant die het vermogen van het systeem aangeven om die kortsluitgeulen te laten ontstaan, en niet alleen het aantal kortsluitgeulen zelf. 4. Het afleiden van beoordelingscriteria voor deze sturende fysische processen, die direct inzicht geven in beheersopties, verkeert nog in de verkenningsfase. Er ligt een voorstel waarvan de bruikbaarheid moet worden getest. 5. Het project Graadmeterontwikkeling Noordzee GONZ laat zien dat het afleiden van die criteria vanuit het systeem zelf (bottom-up), en dus niet vanuit het beleid, als nadeel heeft dat er geen beoordeling uit kan volgen. Immers, er zijn geen beleidsdoelen (dus: normen) voor deze criteria. Geschikte normen, bijvoorbeeld waarden waar bij overschrijding het systeem uit evenwicht raakt, moeten nog door onderzoek vastgesteld worden. 6. Er moet goed worden nagedacht over de mate van detaillering van beoordelingskader. Een gedetailleerd beoordelingskader kan onhanteerbaar worden en tot verlies aan draagvlak leiden bij belanghebbenden, omdat ze het niet begrijpen. 7. Een goed werkend beoordelingskader ontstaat alleen door samenspraak van beheerders, onderzoekers en belanghebbenden. Aan de hand van de inventarisaties van de toestand van de Westerschelde, het beleid en andere beoordelingskaders wordt een voorstel voor een set beoordelingscriteria gegeven. Het voorstel heeft nog het karakter van een opsomming. Er is nog niet gebruik gemaakt van de selectiecriteria die kunnen worden toegepast op deze beoordelingscriteria. Deze selectiecriteria zullen wel worden ingezet in een vervolgfase, als het voorstel voor beoordelingscriteria in overleg met de beheerder verder wordt uitgewerkt. Voor veiligheid worden naast het veiligheidscriterium (zie begrippenlijst) ook de hoogte van de getijgolf in de Schelde en de beschermende werking van schorren en slikken en het meergeulenstelsel als beoordelingscriteria voorgesteld. Voor toegankelijkheid worden naast diepte ondermeer bochtstraal en mate van zijstroming als criteria voorgesteld. Daarnaast zijn criteria opgenomen die betrekking hebben op de hoeveelheid baggerspecie die volgens het beleid in de nevengeulen en in de monding kan worden gestort en de hoeveelheid onderhoudsbaggerwerk waar ook een limiet voor geldt. Geschikte beoordelingscriteria voor natuurlijkheid zijn de aantallen individuen of hectares van kwalificerende soorten en habitats voor VRL en HRL. Bij de patronen worden naast plaatoppervlak ook vorm van de dwarsdoorsnede van de platen en sedimentsamenstelling voorgesteld, in verband met het mogelijke belang hiervan voor vogelsoorten die kwalificeren voor de VRL. Voor fysische processen worden ondermeer het voorkomen van eb- en vloedgeulen, het estuariumgetal (verhouding tussen zoetwatertoevoer en getijdebiet) en de potentie voor slik- en schorvorming (beoordelingscriterium nog te ontwikkelen) als beoordelingscriteria voorgesteld. Daarnaast zullen beoordelingscriteria zoals die vereist zijn vanuit de KRW onderdeel moeten uitmaken van een beoordelingskader. De lijst beoordelingscriteria kan als basis dienen voor overleg tussen beheerders, onderzoekers en \u91stake holders\u92 over een beoordelingskader voor de Westerschelde
    corecore