92 research outputs found

    Social connectedness through ICT and the influence on wellbeing: the case of the CareRabbit

    Get PDF
    The CareRabbit has been introduced as a technological innovation in the care for children, enabling family and friends to stay in touch while the child is\ud hospitalized. This study addresses influence of this innovation on the wellbeing of the children, and uses the validated KINDL questionnaire, eliciting information from children and parents at the end of hospitalization. A baseline and an experimental measurement are compared. The children in the CareRabbit group scored slightly higher on the KINDL questionnaire than children in the control group. For young children (age 4-7) the difference was large. Initial findings indicate that CareRabbit has a positive influence on wellbeing, although sample size and measured differences limit the support for this conclusion. The measured difference suggests that CareRabbit may be more valuable for younger children

    Preventive youth health care in 11 European countries: an exploratory analysis

    Get PDF
    Objective: To systematically identify similarities and differences in the way preventive youth health care (YHC) is organized in 11 European countries. - \ud Method: Questionnaire survey to EUSUHM (European Union for School and University Health and Medicine) representatives. - \ud Results: The greatest similarities were found in the age range of the YHC target group and the separation of curative and preventive services. Croatia, Germany and Switzerland show the greatest differences when compared to other European countries, for example, in the access to medical records, YHC professional input and the number of examinations, immunizations and screenings. In eight countries YHC is financed by national insurances or taxation. In Germany, FYR Macedonia, the Netherlands, Russia and Switzerland, different forms of financing exist in parallel. - Conclusion The results should be interpreted as a preliminary step in mapping organizational features of YHC in Europe

    Kindersterfte door ongevallen: ontwikkeling in de afgelopen 40 jaar

    Get PDF
    Van alle landen in Europa heeft Nederland het op een na laagste sterftecijfer ten gevolge van nietnatuurlijkeoorzaken, waaronder ongevallen, bij kinderen. In dit artikel beschrijven wij de ontwikkeling van de kindersterfte door ongevallen in Nederland in de periode 1969-2011 en geven we mogelijke verklaringen voor deze ontwikkeling. Daartoe zijn de gegevens geanalyseerd over de primaire doodsoorzaken, die sinds 1969 zijn opgenomen in de doodsoorzakenstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en beschikbaar zijn via Statline. De sterfte door ongevallen bij kinderen in de leeftijd 0-19 jaar is sinds 1969 sterk afgenomen, met name door de daling in het aantal vervoersongevallen van 20/100.000 in 1973 naar 1,9/100.000 in 2011. Diverse verkeersmaatregelen die vanaf 1973 door de overheid zijn getroffen, lijken te hebben geresulteerd in de enorme afname van het aantal ongevallen in het wegverkeer. Wat betreft de overige ongevallen is de daling van de accidentele verdrinking in de periode 1996-2011 opmerkelijk: van 0,9/100.000 in 1996 naar 0,1/100.000 in 2011. Bij deze afname spelen waarschijnlijk sociaal-culturele factoren en effectieve preventieve maatregelen een rol. Jongens blijken vaker het slachtoffer van ongevallen dan meisjes. De sterfte door ongevallen bij kinderen kan verder afnemen door bestaande preventievemaatregelen te borgen en hiervoor blijvend aandacht te vragen via de professionals in dejeugdgezondheidszorg en beleidsmakers. Verder kan systematische analyse van de aard enomstandigheden van elk sterfgeval aanwijzingen geven voor nieuwe preventiemogelijkhede

    Heupdysplasie

    Get PDF

    Pilotstudie D-screening: screening op ontwikkelingsachterstand bij het jonge kind, uitgevoerd door de jeugdarts

    Get PDF
    In een vergelijkende proefopzet met twee groepen (een interventie- en controlegroep) werd de opbrengst en uitvoerbaarheid onderzocht van een screening op ontwikkelingsachterstand bij het jonge kind: de D(evelopmental)- screening. De screening werd uitgevoerd door de jeugdarts bij kinderen die het consultatiebureau bezochten op de leeftijd van 9, 14, of 26 maanden. Bij de kinderen in de controlegroep werd op gebruikelijke wijze door de jeugdarts een ontwikkelingsonderzoek (het Van Wiechenonderzoek) afgenomen. Bij de kinderen in de interventiegroep werden de uitslagen van het Van Wiechenonderzoek ingevoerd in een webtool en werd de D-screening uitgevoerd: Met Ć©Ć©n druk op een knop werd een thermometer getoond die het risico aangaf op een ontwikkelingsachterstand op latere leeftijd, d.w.z. het aangewezen zijn op een vorm van speciaal onderwijs. Dit risico werd geschat op basis van de uitslagen van het Van Wiechenonderzoek en achtergrondkenmerken (o.a. opleiding ouder(s), erfelijke belasting, en Apgar score van het kind bij geboorte). De D-screening kan als een aanvulling worden beschouwd op het Van Wiechenonderzoe

    Parental perception of weight and weight-related behaviour in 2- to 4-year-old children in the eastern part of the Netherlands

    Get PDF
    Parental perception of weight status and weight-related behaviour of their toddler was determined through a questionnaire survey in child health care centres (CHCs). Complete data on weight, length, sex and age were available for 635 of 682 children (93.1%). The median age of the children was 37.0 months (range 24ā€“56 months). Of all 635 children, 76.5% were normal weight, 16.2% underweight and 7.2% overweight. Parentsā€™ perception of the weight of their child compared with their peers was moderately related to the actual weight status. Of the parents of overweight and underweight children, 87.0% and 89.3%, respectively, were not concerned. Only the parentsā€™ perception of the amount of food eaten by their child was significantly related to the weight status. The primary goal of CHC workers should be to create parental awareness in case of their child being overweight or underweight and to support them in accomplishing a healthy lifestyle

    Swaddling: A Systematic Review

    Get PDF
    Swaddling was an almost universal child-care practice before the 18th century. It is still tradition in certain parts of the Middle East and is gaining popularity in the United Kingdom, the United States, and the Netherlands to curb excessive crying. We have systematically reviewed all articles on swaddling to evaluate its possible benefits and disadvantages. In general, swaddled infants arouse less and sleep longer. Preterm infants have shown improved neuromuscular development, less physiologic distress, better motor organization, and more self-regulatory ability when they are swaddled. When compared with massage, excessively crying infants cried less when swaddled, and swaddling can soothe pain in infants. It is supportive in cases of neonatal abstinence syndrome and infants with neonatal cerebral lesions. It can be helpful in regulating temperature but can also cause hyperthermia when misapplied. Another possible adverse effect is an increased risk of the development of hip dysplasia, which is related to swaddling with the legs in extension and adduction. Although swaddling promotes the favorable supine position, the combination of swaddling with prone position increases the risk of sudden infant death syndrome, which makes it necessary to warn parents to stop swaddling if infants attempt to turn. There is some evidence that there is a higher risk of respiratory infections related to the tightness of swaddling. Furthermore, swaddling does not influence rickets onset or bone properties. Swaddling immediately after birth can cause delayed postnatal weight gain under certain conditions, but does not seem to influence breastfeeding parameter

    Aanbevolen vitamine-D-suppletie bij peuters veelal niet toegepast

    Get PDF
    Doel: Inventarisatie van het gebruik van colecalciferol door kinderen van 1-4 jaar. Opzet: Transversaal Methode: Door 15 consultatiebureauartsen verspreid over het land werden in april 1998 gegevens verzameld over het gebruik van colecalciferol door kinderen van 1-4 jaar. Tijdens het periodiek geneeskundig onderzoek vroegen zij de ouders of hun kind een vitaminepreparaat kreeg en zo ja, welk preparaat en in welke dosering. Tevens werden de leeftijd van het kind en het land van herkomst van de moeders geregistreerd. Resultaten: Evaluatie vond plaats bij 660 peuters: 190 1-jarigen, 200 2-jarigen, 220 3-jarigen en 50 4-jarigen. Er was een ā€˜topvijfā€™ van preparaten die door 72 van de ouders werden toegepast. Van de kinderen ontving 57 (vrijwel) dagelijks de door de Voedingsraad aanbevolen dosering colecalciferol (10-15 Ī¼g). Er werd bij 15 geen enkele vorm van suppletie toegepast. Het percentage niet-gebruikers nam met de leeftijd toe van 9 van de 1-jarigen tot 26 van de 4-jarigen. Van de kinderen die (vrijwel) dagelijks enige vorm van suppletie kregen, ontving 81 de aanbevolen dosis, 16 te weinig en 3 te veel. Suppletie volgens de aanbevelingen vond vaker plaats bij kinderen van Europese moeders dan bij kinderen van niet-Europese moeders. Navraag bij alle academische ziekenhuizen gaf de indruk dat rachitis bij kinderen zonder onderliggende aandoeningen weinig voorkwam
    • ā€¦
    corecore