2 research outputs found
Horizontale oogbewegingen bij traumatisch ernstig hersenletsel
Verschillende studies hebben het belang aangetoond
van bepaalde klinische symptomen voor de prognose van
patienten met ernstig hersenletsel. Uit de in
Glasgow, Los Angeles, Groningen en Rotterdam
gezamelijk uitgevoerde internationale studie over de
prognose van
hersenletsel
voorspellende
patienten
komen als
factor en
met ernstig traumatisch
belangrijkste prognose
naar voren: leeftijd in
decaden, EMV-somscore, beste motore reactie van de
armen, pupilreactie op licht, spontane oogbewegingen,
cephalo-oculaire reacties, vestibulo-oculaire
reacties, aanwezigheid of afwezigheid van apnoe en
vooruitgang of achteruitgang in een bepaalde periode.
De prognostische betekenis van de spontane
oogbewegingen, cephalo-oculaire en vestibulo·-oculaire
reacties is het onderwerp van studie. Voor deze
longitudinale studie werd in het verloop van 21
maanden een consecutieve serie van 131 patienten
opgebouwd. Door niet te be!nvloeden oorzaken vielen
patienten af, zodat uiteindelijk een serie van 100
patienten bewerkt kon worden. Alle patienten hadden
bij opname een diepe bewustzijnsdaling (volgens de
Glasgow Coma Schaal <E2M5V2 ). Het betroffen 30
vrouwelijke en 70 mannelijke patienten. De gemiddelde
leeftijd bedroeg 31 jaar (jongste 1 jaar, oudste 85
jaar). Er waren relatief veel kinderen, 27 patienten
waren jonger dan 15 jaar. De gemiddelde tijdsduur die
verstreek tussen het ongeval en de opname op onze EHBO
was korter dan meestal in de literatuur wordt
opgegeven.
De spontane en opgewekte oogbewegingen werden, indien
mogelijk, onderzocht bij opname, nogmaals binnen de eerste 24 uur, op de derde en op de zevende dag na het
ongeval. De gevonden spontane oogbewegingen benoemden
wij naar een van de vier door ons gedefinieerde
categoriel!n. De cephalo-oculaire reacties en de
vestibulo-oculaire reacties werden onderverdeeld in
respectievelijk 3 en 4 categorieën-
Alle patienten werden behandeld op de
neurochirurgische
volgens hedendaagse
of chirurgische intensive
behandelingsprincipes.
care
De bevindingen werden afgezet tegen de mortaliteit na
6 maande
Biochemical predictors of outcome of pituitary surgery for cushing's disease
Objective: Transsphenoidal surgery (TS) is the primary therapy for Cushing's disease (CD). The aims of this retrospective study were twofold: (i) investigate early and late results of TS forCD, and (ii) evaluate various postoperative tests in order to predict the outcome of TS. Methods: We reviewed the long-term outcome in 79 patients with CD who underwent TS (median follow-up 84 months, range 6-197). Within 2 weeks after surgery, morning serum cortisol concentrations were obtained (n = 78) and corticotropin-releasing hormone (CRH) (n = 53) and metyrapone tests (n = 72) were performed. Three groups of outcome were identified: sustained remission, early failure (persistent CD), and late relapse. Results: Immediate postoperative remission was achieved in 51 patients (65%), whereas 28 patients (35%) had persistent CD after TS. Ten patients developed recurrent CD after initial remission (20%). Morning cortisol: all relapses but one recorded serum cortisol >50 nmol/l. A cortisol threshold value of 200 nmol/l has a positive predictive value of 79% for immediate surgical failure (negative predictive failure [NPV] 97%). CRH test: CRH-stimulated peak cortisol ≥600 nmol/l predicted early failure in 78% (NPV 100%). All relapses recorded CRH-stimulated peak cortisol ≥485 nmol/l. Metyrapone test: 11-deoxycortisol ≥345 nmol/l predicted an early failure in 86% of cases (NPV 94%). Conclusion: Predictive factors of surgical failure are morning cortisol ≥200 nmol/l, 11-deoxycortisol ≥345 nmol/l after metyrapone and CRH-stimulated cortisol ≥600 nmol/l. CRH and/or metyrapone testing are not superior to morning cortisol concentration in the prediction of outcome of TS. Careful long-term follow-up remains necessary independent of the outcome of biochemical testing. Copyrigh