Basis geographiæ recentioris astronomica in qua situs locorum insigniorum geographici ea exactitudine, qua celeberrimi astronomi eosdem per observationes è plurimis luminarium et circumjovialium eclipsibus nobis hactenus suppeditarunt pro certiori geographiæ stabilimento positi designantur

Abstract

Deze wereldkaart, die voor het eerst tussen 1720 en 1722 verscheen, toont alleen die plaatsen waarvan de nauwkeurige lengte- en breedtegraden bekend waren. De betrouwbaarheid van elke kaart hangt ten nauwste samen met de precisie, waarmee de geografische locaties worden aangegeven. Hiervoor zijn dus voor zo veel mogelijk plaatsen nauwkeurige waarden voor hun geografische lengte en breedte vereist. Hoewel het bepalen van de geografische breedte van een plaats tot op een kleine fractie van een graad geen probleem opleverde, was de bepaling van het lengteverschil met een aangenomen nulmeridiaan veel lastiger. Aan het begin van de 18de eeuw waren slechts drie methoden bekend die de gewenste nauwkeurigheid leverde. De oudste methode (al genoemd bij Griekse geografen) was gebaseerd op het waarnemen van maansverduisteringen. Het verloop van de donkere aardschaduw over de maanschijf wordt door twee waarnemers op verschillende (lokale) tijden waargenomen en het tijdsverschil is precies gelijk aan hun lengteverschil (hierbij is 24 uur gelijk aan 360 graden, ofwel vier minuten per graad). Nadelen van deze methode waren de niet scherp begrensde randen van de aardschaduw die het moeilijk maakten om de tijdstippen exact vast te leggen en het gegeven dat bruikbare maansverduisteringen niet regelmatig optreden. Nieuwere methoden die in het einde van de 17de eeuw werden ontwikkeld, maakten gebruik van de telescopisch waargenomen verduisteringen van de binnnste maantjes van Jupiter en zonsverduisteringen. Als nulmeridiaan hanteerde Doppelmayr, zoals veel andere Europese cartografen, het meest westelijke eiland (Ferro of El Hierro) van de Canarische Eilanden. Hoewel veel cartografen het Franse voorbeeld (in 1634 ingesteld door de Franse koning Lodewijk XIII) volgden om Parijs precies twintig graden (ofwel een achttiende deel van het aardomtrek) oostelijk van Ferro te plaatsen, beargumenteerde Doppelmayr dat een waarde van 22,5 graden (een zestiende deel van het aardomtrek) nauwkeuriger was. Voor Nederland worden slechts drie plaatsen opgegeven, waarvan de posities door sterrenkundige waarnemingen nauwkeurig bekend waren: Amsterdam (bepaald door Maarten van den Hove, 1605-1639), Rotterdam (bepaald door Jacques Cassini, 1677-1756) en Leiden (bepaald door Lothar Zumbach de Koesveld), 1661-1727). Ook Batavia (Nederlands Oost-Indië) is op de kaart aangegeven maar de herkomst van haar positie wordt niet opgegeven

Similar works

Full text

thumbnail-image

Utrecht University Repository

redirect
Last time updated on 14/06/2016

This paper was published in Utrecht University Repository.

Having an issue?

Is data on this page outdated, violates copyrights or anything else? Report the problem now and we will take corresponding actions after reviewing your request.