Dr. Paul Janssenweg 150 te Tilburg: : Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (fase 2) en een Definitieve Opgraving (DO)

Abstract

In opdracht van Dok Vast B.V. heeft Synthegra B.V. een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) en een definitieve opgraving (DO) uitgevoerd op een terrein aan de P. Janssenweg 150 te Tilburg. De aanleiding voor dit onderzoek is de voorgenomen bouw van een loods voor een transportbedrijf. De maximale verstoringsdiepte zal tussen de 1 m en 1,5 m -mv reiken. Het hiermee gepaard gaande grondverzet vormt een bedreiging voor de in de ondergrond aanwezige archeologische waarden. In de proefsleuven, aangelegd binnen het parkeerterrein (Fase 2), zijn in het geheel geen archeologische sporen aangetroffen, ook niet daar waar een intacte bodem aanwezig was. Ook zijn geen archeologische vondsten gedaan. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn op locatie besproken met drs. G. van den Eynde (archeologisch deskundige van de gemeente Tilburg). Op basis van dit gesprek en een kort tussentijds verslag over de resultaten van het proefsleuvenonderzoek Fase 2, is geconcludeerd dat voor het desbetreffende deel van het plangebied geen verder onderzoek noodzakelijk is. De definitieve opgraving is gedocumenteerd in werkputten 26 t/m 36. De bodem in het opgegraven areaal kenmerkt zich door een ondergrond van dekzand waarop zich een (dun) ophoogpakket bevindt. De oorspronkelijke podzolbodem is slechts ten dele bewaard gebleven. De meest complete bodems kenmerken zich door de aanwezigheid van een BC-horizont. Veelal is sprake van een AC-horizont of van een verstoorde bodem tot in de C-horizont ten gevolge van grondverzet, getuige de sporen van (kraan)banden en moderne kabels en leidingen. In de C-horizont zijn verspreid archeologische sporen waargenomen. De beekafzettingen die op basis van eerder onderzoek werden verwacht, zijn niet aangetroffen. Aan de zuidwestrand van het op te graven terrein is een cluster sporen aangetroffen. Het betreft paalsporen in combinatie met kuilen. Tevens is in één spoor (S175) tijdens de aanleg van het vlak verbrand bot aangetroffen. Dit is op locatie besproken met drs. G. van den Eynde, archeologisch deskundige van de gemeente Tilburg en dit vormde de aanleiding om binnen een cirkel van 25 meter rond het spoor met verbrand bot de locatie bloot te leggen. Binnen deze cirkel werd nog een spoor met daarin verbrand bot (S214) aangetroffen en alsmede enige paalsporen geflankeerd door kuilen, waarop de onderzoeklocatie opnieuw werd uitgebreid aansluitend aan het spoor met verbrand bot. In deze tweede uitbreidingslocatie zijn verspreid weer enige kuilen en paalsporen aangetroffen, maar geen sporen met ingesloten verbrand bot (zie hieronder). De uitbreidingslocatie wordt begrensd door aanwezige verstoringen in het terrein, te weten de wadi aan de zuidzijde en een rioolsleuf aan de noord- en oostzijde. Op de bewuste locatie rees tijdens het veldonderzoek het vermoeden dat er sprake was van een mogelijk grafveld of in ieder geval een aantal crematiegraven in de buurt van mogelijke sedentaire bewoning. Deze bewoning is niet aangetroffen binnen de grenzen van het plangebied, maar ten zuiden in het Trade Park gebied. Uiteindelijk zijn er twee kuilen aangetroffen waar kleine fragmenten verbrand bot aanwezig waren. In samenhang met de scherven daterend uit de Bronstijd, was het beeld geschetst dat het een welkome aanvulling zou kunnen zijn op de bewoningsgeschiedenis rondom de Katsbogte. Dit onderzoek heeft echter niet onomstotelijk kunnen vaststellen dat het om crematiegraven gaat. Er is verbrand botmateriaal aangetroffen naast houtskool en aardewerkscherven met sporen van verbranding, echter is het botmateriaal zo klein dat determinatie niet mogelijk is en het aardewerk niet specifiek toegewezen kan worden aan crematiegraven. Het aardewerk dat is aangetroffen uit alle perioden binnen de grenzen van het plangebied bleken een sterk huishoudelijk karakter te hebben. Uit de sporen die zijn aangetroffen is verder geen structuur te herkennen buiten de spieker die tijdens het fase 1 proefsleuvenonderzoek was aangetroffen. De greppels in de buurt van de cluster paalsporen en kuilen met het verbrande materiaal zijn lastig aan een bepaalde periode toe te kennen maar vertonen samenhang qua vulling en oriëntatie met de door het plangebied verspreide modernere greppels en sloten. De aangetroffen sporen zijn gedocumenteerd en opgegraven. Het terrein is hiermee ontdaan van het archeologisch bodemarchief. Dit houdt in dat de binnen het plangebied aangetroffen vindplaats is begrensd, gedocumenteerd en opgegraven. Daarom is geadviseerd het laatste deel van het onderzoeksgebied vrij te gegeven. Dit advies is overgenomen door drs. G. van den Eynde

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image

    Available Versions

    Last time updated on 29/05/2021