12,960 research outputs found
THE EFFECT OF BIOPREPARATIONS TREATMENT ON POPLAR AND WILLOW SAPLINGS SURVIVAL IN THE RECLAIMED MINELAND
The most appropriate for mineland reclamation is to search the bioenergy species, able to
grow on marginal lands and give stable yields. Some species of the poplar (Populus L.) and willow
(Salix L.) can be attributed to such plants. This is a fast-growing woody energy crops, enabling to
create highly productive plantations with a long service life
De IJzer: inventaris van de waterverontreiniging in het stroomgebied van de IJzer
The study of the pollution of the Yzer (West Flanders, Belgium) was created in the frame of the national programme for the physical and biological environment of the Interministrial Commission for Scientific Policy
The emergence of the 'coastal steelworks' in the European Coal and Steel Community (ECSC), 1952-1967.
The coal and steel production was key in the post-war rebuilding of the European economy. However, after WWII, Germany still had the technological knowledge and experience to quickly regain its pre-war position as the dominant economic force in Europe. In response to this ‘problem’, the political leaders of six Western European countries founded the European Coal and Steel Community or ECSC, which they hoped would provide a common legal framework for the coal and steel industry. When the ECSC was founded, all six founding countries of the ECSC produced steel and all but two also produced substantial quantities of coal. However, there were considerable differences in the ‘regional concentration’ of the coal and steel companies and before 1952 (the first year of the ECSC), a (relatively) small geographical area was responsible for more than 90 % of both the European coal and steel production. We have then looked at how the relative importance of this ‘industrial triangle’ in the total coal and steel production of the ECSC has decreased between 1952 and 1967 and we discuss the different causes of this decrease. More specifically, we show how the importance of the so-called ‘coastal steelworks’ has increased between 1952 and 1967.ECSC; Regional concentration; coastal steelworks; Industrial triangle;
Mechanisms in non-heme iron oxidation catalysis:Photochemistry and hydrogen peroxide activation
In dit proefschrift focussen we voornamelijk op de fotoactivatie van niet-heem ijzercomplexen en de mechanismen van thermische reacties van niet-heem ijzercomplexen met H2O2. Hoofdstukken 2, 3 en 4 focussen op de fotochemische activatie van ijzercomplexen in de Fe(IV)- en Fe(II)oxidatietoestanden. In hoofdstuk 2 worden de activatie van niet-heem ijzer(IV)-oxo-complexen en de bijbehorende mechanismen onderzocht. In hoofdstuk 3 laat de aerobe fotokatalytische oxidatie van methanol zien dat het fotoactieve niet-heem -oxo-di-ijzercomplex een rol speelt in het mechanisme van fotodisproportionering van het di-ijzer(III)complex. In hoofdstuk 4 wordt de oxidatieve fotodegradatie van niet-heem ijzer-polypyridyl-complexen onder basische omstandigheden onderzocht, en worden de implicaties van de getrokken conclusies met betrekking tot ligandontwerp bediscussieerd. Hoofdstukken 5 en 6 focussen op het mechanisme van thermische generatie van hoogvalente ijzer(IV)-oxo-complexen door reactie van niet-heem ijzer(III) met H2O2. In hoofdstuk 5 wordt gefocust op de vorming van hoogvalente ijzer(IV)-oxo-complexen via de heterolyse van een O-O binding in een Fe(II)-OOH-complex. Dit Fe(II)-complex werd gevormd met een stoichiometrische hoeveelheid H2O2. In hoofdstuk 6 wordt een nieuwe mechanistische route gedemonstreerd voor de reactie van Fe(III)OOH-complexen met H2O2. Deze route is kinetisch gunstiger dan de homolytische scheiding van de Fe(III)OOH O-O binding, waarbij hoogvalente ijzer(IV)-oxo-complexen ontstaan. Er wordt gedemonstreerd dat de beschreven mechanistische routes nadelig zijn voor de katalytische oxidatie van organische substraten.In this thesis, we focus mainly on the photo activation non-heme iron complexes, as well as mechanisms of thermal reactions of non-heme iron complex with H2O2. Chapter 2, 3 and 4, focus on photochemically induced activation of iron complexes in the Fe(IV) and Fe(III) oxidation states.In chapter 2, the direct activation of non-heme iron(IV)-oxo complexes and the mechanisms involved are explored. In chapter 3 the photo-catalytic oxidation of methanol under aerobic conditions reveals the involvement of a photo-active non-heme miu-oxo bridged diiron(III) complex and its mechanism for photo-induced disproportionation. In chapter 4, the photo-induced oxidative degradation of the non-heme iron polypyridyl complexes under basic conditions are explored and the implications the conclusions reached hold in regard to ligand design is discussed. Chapters 5 and 6 focus on the mechanism of thermal generation of high-valent iron(IV)-oxo complexes by reaction of non-heme iron(II) complexes with H2O2. In chapter 5, the generation of an iron(IV)-oxo complex via heterolysis of an O-O bond in an Fe(III)-OOH species formed with stoichiometric H2O2 is focused on. In chapter 6, a novel reaction pathway for the reaction of iron(III)-hydroperoxo species with H2O2 is established. This pathway is kinetically favored compared to the homolytic cleavage of the O-O bond in Fe(III)OOH, which would form high-valent iron(IV)-oxo species. The reaction pathways described are shown to be detrimental to the efficiency of the complexes in the catalytic oxidation of organic substrates
De Kinetiek van oraal toegediend ijzer : een klinisch-experimenteel onderzoek naar resorptie, serumijzerbelastingscurve en utilisatie van een radioactief gemerkte therapeutische dosis van ijzerzout
Anemie door ijzergebrek is de meest voorkomende bloedziekte en in
sommige gebieden een volkskwaal (de Vries, 1963). Kilpatriek (1961) vermeldt
dat wel 25°/o van een groep ogenschijnlijk gezonde vrouwen tussen 15 en 34
jaar een anemie door ijzergebrek heeft.
Bij vrouwen is de hoeveelheid ijzer die geresorbeerd wordt uit het
voedsel, vaak niet voldoende om het ijzerverlies met de menstruatie, graviditeit
en lactatie te compenseren. De mens krijgt normaliter het benodigde ijzer
uithetvoedsel dat dagelijks ongeveer 15 mg ijzer behoort te bevatten. Hieruit
wordt 1 tot 2 mg per dag geresorbeerd {Hayhoe, 1960). Dagelijks gaat 0,5 tot
1,0 mg ijzer verloren via faeces, urine en zweet (Bothwell en Finch, 1962). Is
de voeding insufficient dan kan ook bij de man op de lange duur een anemie
door ijzergebrek ontstaan (Rosenbaum en leonard, 1964). De normale mens
bezit 4 gram ijzer, waarvan 60 à 70°/o in de hemoglobine, 20 à 35% in de
hemosiderine of ferritine, 4% in de myoglobine en slechts 0,1 Ofo gebonden
aan transferrine of in de cytochromen en het kata!ase.
Aanvullende ijzertherapie dateert reeds uit de oudheid. De Grieken
schreven ijzer voor om toestanden van zwakte te genezen en meenden aan
de patient de kracht van het ijzer toe te dienen. Patienten met een zeer bleek
uiterlijk kregen water te drinken, waarin men oude zwaarden had laten
roesten. Celsus adviseerde een grote milt te behandelen met water waarin
wit gloeiend ijzer was gedompeld. Sydenham is waarschijnlijk de eerste arts
geweest die iizer gebruikte bij zijn patienten op een wijze zoals wij dit nu
nog doen. In 1681 schreef hij het reeds voor bij de behandeling van chlorosis
in een dosis van 1/2 tot 1 gram per dag. De Franse medicus Pierre B!aud
(Biaud, 1832) vermeldt de snelle genezing van 30 patienten met chlorosis door
het gebruik van een grote dosis ijzer. De originele pillen van Blaud besten~
den uit een mengsel van gelijke delen ferrosulfaat en kalium-carbonaat. Hij
gaf het ijzer in een hoeveelheid, zoals dit ook nu gebruikelijk is. Tot aan het
einde van de 19e eeuw paste men de ijzertherapie bij ancmie toe volgens de
principes en voorschriften van Sydenham en Blaud. Tegen die tijd echter
begon men ijzer te geven in kleinere hoeveelheden, omdat men veronderstelde
dat het metaal slechts nodig was in een kleinere dosis en dat de
resorptie van het anorganische ijzer in een therapeuticum niet zo goed was
als van het organisch gebonden ijzer in het voedsel. Het geringe klinische
effect van deze kleine ijzerdosis bracht de ijzertherapie in discrediet en pas
tegen 1930 verhoogde men de ijzerdosis weer tot het niveau dat de oude
klinici reeds hadden geadviseerd (Haden, 1939)
Enkele aspecten van de ijzeropname door erytroïde cellen
Het menselijk lichaam bevat circa 4 g ijzer; de verdeling van dit ijzer over de
verschillende compartimenten en componenten is weergegeven in figuur 1 en tabel I.
Het lichaam gaat zeer economisch om met ijzer, getuige het feit dat het ijzerverlies
slechts 1-2 mg per dag bedraagt. Dit ijzer verlaat het lichaam via excretie door
nieren, darm en zweetklieren: tevens gaat een geringe hoeveelheid ijzer verloren door
fysiologisch celverval van huid, haren en nagels. Het lichaam beschikt niet over een
actief excretiemechanisme voor ijzer en de ijzerbalans wordt dan ook voornamelijk
gehandhaafd door veranderingen in de absorptie, welke vanuit de tractus digestivus
plaatsvindt. Vanuit de mucosacel van het duodenum wordt het opgenomen ijzer via
de bloedbaan naar de verschillende organen getransporteerd. Gezien het feit dat het
oplosbaarheidsprodukt van Fe(OH)3 slechts 4 x 10-38 bedraagt, is de regulatie van
de ijzerhuishouding geen eenvoudige taak voor het menselijk lichaam. Onder aërobe
omstandigheden zullen in het lichaam ferro(F e 11)-verbindingen gemakkelijk oxyderen
tot ferri(Fe 111)-verbindingen. Bij een lichaams-pH van 7,4 kan een concentratie
van vrije Fe(lll) ionen voorkomen van slechts 10-17 mol/l, deze uiterst geringe concentratie
is onmeetbaar. Uit dit gegeven en het feit dat in het plasma een concentratie
van meer dan 20 !'mol/! Fe(lll) kan voorkomen, zal het duidelijk zijn dat het lichaam
over verbindingen moet beschikken die een complex kunnen vormen met dit Fe. In
het plasma wordt ijzer gebonden door een beta-globuline, siderofiline of transferrille
genoemd.
Dit transferrillemolecuul is opgebouwd uit een enkele polypeptideketen, met
een molecuuhnassa van 81.000, welke twee domains bevat, die de N-tenninale (Nt)
en C-tenninale (Ct) genoemd worden. Dit molecuul bevat twee bindingsplaatsen voor
Fe(lll), de zogenaamde A· en B-bindingsplaats, respectievelijk gelegen in het Cr en
Nrdomain
- …