69 research outputs found

    Risk assessment of adding Gasodor S-Free to natural gas

    No full text
    Om te herkennen wanneer te veel aardgas vrijkomt, en zo explosies te voorkomen, wordt er een geurstof aan toegevoegd. De huidige geurstof (tetrahydrothiofeen) bevat zwavel. Om de uitstoot van zwavel naar het milieu verder te verminderen onderzoekt Gasunie Transport Services de mogelijkheid om een andere, zwavelvrije geurstof, toe te voegen: Gasodor S-Free. Vanwege het omvangrijke gebruik van aardgas is het van belang voldoende zicht te hebben op mogelijke risico's van dit product. Het RIVM heeft onvoldoende informatie kunnen vinden om vast te stellen of het gebruik van Gasodor S-Free als geurstof in aardgas veilig is. De zorg bestaat dat dit product allergische reacties kan veroorzaken als het wordt ingeademd. Het gebruik van Gasodor S-Free wordt afgeraden totdat meer duidelijk is over het mogelijke risico op allergische reacties. Het RIVM geeft aanbevelingen voor vervolgonderzoek om het risico op deze reacties beter te kunnen beoordelen. Gasodor S-Free is een mengsel van drie stoffen, voornamelijk ethylacrylaat en methylacrylaat (samen 95 procent of meer), en een kleine fractie 2-ethyl-3-methylpyrazine. Mogelijke gevolgen van de twee hoofdbestanddelen zijn op basis van de huidige kennis niet goed te beoordelen. Bekend is dat ethylacrylaat en methylacrylaat de luchtwegen kunnen irriteren, maar door de lage concentraties worden geen normen overschreden. Ook zijn ze niet kankerverwekkend. Het is bekend dat beide stoffen allergische reacties kunnen veroorzaken bij huidcontact. Vergelijkbare effecten zouden ook kunnen optreden als de stof wordt ingeademd, maar dit kan op basis van de beschikbare informatie niet worden beoordeeld. Over nadelige effecten van de derde stof (2-ethyl-3-methylpyrazine) is onvoldoende informatie beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over mogelijke effecten op mens en milieu.As natural gas is odourless, an odorant is added to detect the release of gas and prevent explosions. The odorant (tetrahydrothiophene) that is currently used contains sulphur. So as not to add to current levels of sulphur in the environment, Gasunie Transport Services has investigated the possibility of adding another sulphur-free fragrance: Gasodor S-Free. Because of the extensive use of natural gas, it is important that the potential risks of this product are thoroughly evaluated. RIVM has not been able to find sufficient information to determine whether the use of Gasodor S-Free as an odorant in natural gas is safe. There is a concern that this product can cause allergic reactions if inhaled. Any application of Gasodor S-Free, therefore, should be discouraged until the possible risk of allergic reactions has been clarified. RIVM provides recommendations about which investigations could be conducted to assess the risk of these reactions more comprehensively. Gasodor S-Free is a mixture of three substances, mainly ethyl acrylate and methyl acrylate (together 95 percent or more), and a small percent of 2-ethyl-3-methylpyrazine. The possible consequences of the two main components cannot be judged properly based on current knowledge. Ethyl acrylate and methyl acrylate are known to irritate the respiratory tract, but the low concentrations in intended use of Gasodor S-Free do not exceed standards. Nor are they carcinogenic. However, it is known that both substances can cause allergic contact dermatitis. Allergic effects could also occur if the substance is inhaled, but this cannot be evaluated based on the available information. There is also insufficient information available on the adverse effects of the third substance (2-ethyl-3-methylpyrazine) for an assessment of the possible effects on humans and the environment to be madeSod

    Greenhouse gas emissions in The Netherlands 1990-2012 : National Inventory Report 2014

    Get PDF
    In 2012 is de totale uitstoot van broeikasgassen van Nederland, zoals CO2, methaan en lachgas, met ongeveer 1,7 procent gedaald ten opzichte van 2011. Deze daling komt vooral door een lager brandstofgebruik in de energie- en transportsector. Dit lijkt een gevolg van de economische recessie, waardoor emissies door elektriciteitsproductie en het wegtransport in Nederland zijn afgenomen. Cijfers De totale broeikasgasemissie wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten en bedraagt in 2012 191,7 teragram (megaton of miljard kilogram) . Ten opzichte van de uitstoot in het Kyoto-basisjaar (213,2 Tg CO2-equivalenten) is dit een afname van ongeveer 10 procent. Het basisjaar, dat afhankelijk van het broeikasgas 1990 of 1995 is, dient voor het Kyoto-protocol als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen. De uitstoot van de overige broeikasgassen zoals lachgas en methaan is sinds het basisjaar met 51 procent afgenomen. De CO2-uitstoot daarentegen is in deze periode met 4 procent gestegen. Landen zijn voor het Kyoto-protocol verplicht om de totale uitstoot van broeikasgassen op twee manieren te rapporteren: met en zonder het soort landgebruik en de verandering daarin. Dit is namelijk van invloed op de uitstoot van broeikasgassen. Voorbeelden zijn natuurontwikkeling (dat CO2 bindt) of ontbossing (waardoor CO2 wordt uitgestoten). In bovengenoemde getallen zijn deze zogeheten LULUCF-emissies (Land Use, Land Use Change and Forestry) niet meegenomen. Overige onderdelen inventarisatie Het RIVM stelt jaarlijks op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de inventarisatie van broeikasgasemissies op. De inventarisatie bevat trendanalyses om ontwikkelingen in de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2012 te verklaren, en een analyse van de onzekerheid in deze getallen. Ook is aangegeven welke bronnen het meest aan deze onzekerheid bijdragen. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2012 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto-Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie.Total greenhouse gas emissions from the Netherlands in 2012 decreased by approximately 1.7 per cent, compared with 2011 emissions. This decrease is mainly the result of decreased fuel combustion in the Energy sector (increased electricity import) and in road transport. In 2012, total direct greenhouse gas emissions (excluding emissions from LULUCF - land use, land use change and forestry) in the Netherlands amounted to 191.7 Tg CO2 eq. This is approximately 10 per cent below the emissions in the base year (213.2 Tg CO2 eq.). The 51% reduction in the non-CO2 emissions in this period is counterbalanced by 4 per cent increase in CO2 emissions since 1990. This report documents the Netherlands' 2014 annual submission of its greenhouse gas emissions inventory in accordance with the guidelines provided by the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), the Kyoto Protocol and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data.Ministerie van I&

    A case study of neurodevelopmental risks from combined exposures to lead, methyl-mercury, inorganic arsenic, polychlorinated biphenyls, polybrominated diphenyl ethers and fluoride

    Get PDF
    We performed a mixture risk assessment (MRA) case study of dietary exposure to the food contaminants lead, methylmercury, inorganic arsenic (iAs), fluoride, non-dioxin-like polychlorinated biphenyls (NDL-PCBs) and polybrominated diphenyl ethers (PBDEs), all substances associated with declines in cognitive abilities measured as IQ loss. Most of these chemicals are frequently measured in human biomonitoring studies. A component-based, personalised modified reference point index (mRPI) approach, in which we expressed the exposures and potencies of our chosen substances as lead equivalent values, was applied to perform a MRA for dietary exposures. We conducted the assessment for four different age groups (toddlers, children, adolescents, and women aged 18–45 years) in nine European countries. Populations in all countries considered exceeded combined tolerable levels at median exposure levels. NDL-PCBs in fish, other seafood and dairy, lead in grains and fruits, methylmercury in fish and other seafoods, and fluoride in water contributed most to the combined exposure. We identified uncertainties for the likelihood of co-exposure, assessment group membership, endpoint-specific reference values (ESRVs) based on epidemiological (lead, methylmercury, iAs, fluoride and NDL-PCBs) and animal data (PBDE), and exposure data. Those uncertainties lead to a complex pattern of under- and overestimations, which would require probabilistic modelling based on expert knowledge elicitation for integration of the identified uncertainties into an overall uncertainty estimate. In addition, the identified uncertainties could be used to refine future MRA for cognitive decline.European Union’s Horizon 2020 research and innovation programme under grant agreement number 874583—the Advancing Tools for Human Early Lifecourse Exposome Research and Translation (ATHLETE) project. The author Mousumi Chatterjee is grateful for a Daphne Jackson Trust (UK) fellowship. The authors would like to thank EFSA providing the food consumption databases, data owners for giving permission to use the data, and Gerda van Donkersgoed and Matthijs Sam (RIVM) for organising the food consumption data and chemical concentration data

    The quality of drinking water in the Netherlands in 2000

    No full text
    Available at Distributiecentrum VROM, Postbus 2700, 3430 CG Nieuwegein Fax 0900 201 80 52. Distributiecode: 20346/200<br>Voor u ligt het jaarlijkse rapport in de reeks "De drinkwaterkwaliteit in Nederland". Het rapport is gebaseerd op de resultaten van de monitoringsprogramma's over 2000, die de waterleidingbedrijven uitvoeren ter controle van de drinkwaterkwaliteit en de gebruikte grondstof. Deze meetgegevens worden jaarlijks op grond van de Waterleidingwet aan de Inspectie Milieuhygiene gerapporteerd. Het RIVM heeft de gegevens in samenwerking met de Inspectie Milieuhygiene verwerkt tot een rapport ten behoeve van de Minister, Tweede Kamer, producenten en consumenten van drinkwater. Uit de gegevens blijkt dat ook in 2000 de wettelijke voorschriften met betrekking tot de controle van het drinkwater goed zijn nageleefd.Het aantal pompstations (ca. 60 = 25%) waar in 2000 een normoverschrijding is vastgesteld, is ten opzichte van het voorgaande jaar gelijk gebleven. Dit aantal varieert in de afgelopen periode (1992-2000) van 60 tot 90 pompstations. De normwaarden van de parameters ijzer en mangaan worden het vaakst overschreden. Bij vijf grondwaterpompstations zijn bestrijdingsmiddelen of hun metabolieten in het drinkwater gerapporteerd; bij een pompstation is de overschrijding van de norm voor bentazon en mecoprop structureel van aard, de overige normoverschrijdingen voor bestrijdingsmiddelen zijn incidenteel. De oorzaak is een verontreiniging van de grondstof, het grondwater. Sluiting van het betreffende pompstation, uiterlijk voor 2007, is onderdeel van de herziening van de drinkwaterleverantie in de regio. Momenteel wordt water van elders toegevoegd zodat de norm in het drinkwater niet wordt overschreden. Er is geen sprake geweest van een bedreiging van de volksgezondheid. In 2000 hebben zich enkele substantiele bacteriologische besmettingen voor gedaan. De betreffende bedrijven hebben in overleg met de IMH de problemen adequaat opgelost. De kwaliteit van het drinkwater is in het algemeen goed. Dit laat onverlet dat er in binneninstallaties een besmetting met Legionella kan voorkomen. Legionella is niet opgenomen in het meetprogramma ten behoeve van het Waterleidingbesluit. Met ingang van 2002 zal Legionella in het meetprogramma (reinwater) worden opgenomen. Er is een korte samenvatting opgenomen van de activiteiten met betrekking tot Legionella.The minister for Housing, Physical Planning and Environ-ment promised to inform The Parlement every year about the quality of the drinking water in the Netherlands. The report " The drinking water quality in the Netherlands in 2000" is based on the informati-on from the Water Supply Companies to the Inspectorates for Public Health and Environ-mental Protection. Non-compliances of drinking water samples to the drinking water standards are incidents. Only non-complaince of bacteriological parameters has impact on public health, however there have been no hazardous situations at all. Most cases of non-complaince deal with ethic and easthetic standards. Non-complaince of drinking water standards were solved with adequate measures.HIM

    The quality of drinking water in the Netherlands in 2003

    No full text
    The minister for Housing, Physical Planning and Environment promised to inform The Parlement every year about the quality of the drinking water in the Netherlands. The report " The drinking water quality in the Netherlands in 2003" is based on the information from the Water Supply Companies to the Inspectorate for Housing, Physical Planning and Environment. Non-compliances of drinking water samples to the drinking water standards are incidents. Only non-complaince of bacteriological parameters has impact on public health, however there have been no hazardous situations at all. Most cases of non-complaince deal with ethic and easthetic standards. Non-complaince of drinking water standards were solved with adequate measures.Voor u ligt het jaarlijkse rapport in de reeks "De drinkwaterkwaliteit in Nederland". Het rapport is gebaseerd op de resultaten van de meetprogramma's over 2003, die de waterleidingbedrijven uitvoeren ter controle van de drinkwaterkwaliteit en de gebruikte grondstof. De meetgegevens worden jaarlijks op grond van de Waterleidingwet aan de VROM-Inspectie (VI) gerapporteerd. Het RIVM heeft de gegevens in samenwerking met de VI verwerkt tot een rapport ten behoeve van de Minister, Tweede Kamer, producenten en consumenten van drinkwater. Uit de gegevens blijkt dat ook in 2003 de wettelijke voorschriften met betrekking tot de controle van het drinkwater goed zijn nageleefd. De kwaliteitsgegevens zijn getoetst aan de normen van het Waterleidingbesluit (WLB) dat in 2001 van kracht is geworden. De meetprogramma's zijn in 2003 volgens de eisen van dit besluit uitgevoerd. Het aantal pompstations (56 = 25%) waar in 2001 een normoverschrijding is vastgesteld, is ten opzichte van het voorgaande jaar (30%) afgenomen. Een groot deel van de normoverschrijdingen is incidenteel. De norm voor bestrijdingsmiddelen is voor vier middelen (allen eenmaal) overschreden. In het afgeleverde water van een pompstation is de concentratie nikkel structureel hoger dan de norm. De kwaliteit van het grondwater is hiervan de oorzaak. Het betreffende bedrijf heeft een ontheffing hiervoor gekregen tot eind 2004. De indicatorparameter voor besmetting met pathogenen (E.coli) is in het reguliere meetprogramma niet aangetoond. Er zijn wel enkele kortdurende besmettingen met de bedrijfstechnische parameter bacterikn van de coligroep geweest. In 26 monsters genomen na een reparatie in het distributienet is een bacteriele besmetting aangetoond. In negen gevallen betrof het een E.coli en/of enterococcen waarvoor achtmaal een kookadvies is gegeven. De normoverschrijding van de parameter trihalomethanen op twee locaties zal vanaf 2006 tot het verleden behoren wanneer de UV-desinfectie in bedrijf is genomen. Legionella is in het afgeleverde water van 210 pompstations gemeten en eenmaal (niet pathogene species) aangetoond. Geen van de normoverschrijdingen gaf aanleiding tot een bedreiging van de volksgezondheid. De kwaliteit van het drinkwater is in het algemeen goed

    Risk assessment of PFAS in crops grown on allotments in the Dutch municipalities of Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht and Molenlanden

    No full text
    Het RIVM heeft eerder berekend hoeveel poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) mensen kunnen binnenkrijgen als zij zelf geteelde groenten en fruit eten. Het ging om gewassen uit moestuinen vlakbij bedrijven in Helmond en Dordrecht die PFAS uitstoten of dat in het verleden hebben gedaan. Het RIVM heeft het onderzoek nu uitgebreid naar negen groepen moestuinen in de gemeenten Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht en Molenlanden die binnen een straal van 15 kilometer van het chemiebedrijf DuPont/Chemours in Dordrecht liggen. Als eerste blijkt dat mensen te veel PFAS binnenkrijgen via gewassen uit de groep moestuinen die binnen 1 kilometer ten noordoosten van het chemiebedrijf liggen. Het RIVM adviseert om deze gewassen niet te eten omdat effecten op de gezondheid niet kunnen worden uitgesloten. Als tweede blijkt dat mensen niet te veel PFAS binnenkrijgen via de gewassen uit een groep moestuinen die tussen 5 en 10 kilometer ten zuidwesten van het bedrijf ligt en ook niet uit een groep moestuinen die zo’n 15 kilometer ten noordoosten ligt. Zij kunnen hun zelf geteelde gewassen gewoon blijven eten. De derde conclusie gaat over zes groepen moestuinen die op zo’n 1 tot 10 kilometer ten noordwesten, noordoosten of oosten van het bedrijf liggen of op zo’n 2,5 kilometer ten zuidwesten. Deze moestuinhouders krijgen ook niet te veel PFAS binnen, maar wel meer dan via gewassen uit moestuinen die niet dicht bij een PFAS-bron liggen. Deze moestuinhouders kunnen hun zelf geteelde gewassen blijven eten, maar hen wordt aangeraden deze groenten en fruit af te wisselen met producten uit de winkel. Producten uit de winkel bevatten namelijk minder PFAS. Deze afwisseling is belangrijk omdat mensen in Nederland via andere voedselproducten en drinkwater al meer PFAS binnenkrijgen dan de zogeheten gezondheidskundige grenswaarde. DuPont/Chemours heeft twee soorten PFAS uitgestoten: tot 2012 perfluoroctaanzuur (PFOA) en vanaf 2012 GenX. Deze twee PFAS zijn via de lucht op de bodem en in het water terechtgekomen. Via de grond en het water kwamen ze daarna in de gewassen uit de moestuinen. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de adviesbureaus Tritium Advies B.V. en Arcadis Nederland B.V. en met het onderzoeksinstituut Wageningen Food Safety Research van Wageningen University & Research.RIVM has conducted a study into how much perfluoroalkyl and polyfluoroalkyl substances (PFAS) residents ingest by consuming vegetables and fruit from nine groups of allotments in the Dutch municipalities of Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht and Molenlanden and located within a radius of 15 kilometres from the DuPont/Chemours chemical plant in Dordrecht. This study expands on earlier studies where RIVM calculated how much PFAS people are likely to ingest by consuming vegetables and fruit from allotments in the vicinity of chemical plants in Helmond and Dordrecht that emit PFAS or emitted PFAS in the past. First, the intake of PFAS by consuming garden crops from allotments located within 1 kilometre northeast of the chemical plant is too high. RIVM advises not to consume these crops, as health effects cannot be excluded. Second, the intake of PFAS by consuming crops from one group of allotments located between 5 to 10 kilometres southwest from the plant and from one group of allotments located about 15 kilometres northeast is not too high. People can continue to consume these crops. The third finding concerns the intake of PFAS by consuming crops from six groups of allotments located about 1 to 10 kilometres northwest, northeast or east from the chemical plant or about 2.5 kilometres southwest. The intake of PFAS by consuming crops from these allotments is not too high, but higher than from allotments not located close to a source of PFAS emission. People can continue to consume these crops but are advised to vary their consumption with that of store-bought vegetables and fruit, which contain less PFAS. Varying the consumption of vegetables and fruit in this way is important, as people in the Netherlands are already exposed to more PFAS through the consumption of other food products and via drinking water than the so-called health-based guidance value. DuPont/Chemours has emitted two PFAS over the years: until 2012 perfluorooctanoic acid (PFOA) and GenX since 2012. These PFAS have been dispersed through the air and have entered the soil and surface water, from where they have ended up in the crops grown on the allotments. This study was conducted together with consultancies Tritium Advies B.V and Arcadis Nederland B.V., and research institute Wageningen Food Safety Research of Wageningen University & Research

    The quality of drinking water in the Netherlands in 2002

    No full text
    The minister for Housing, Physical Planning and Environment promised to inform The Parliament every year about the quality of the drinking water in the Netherlands. The report " The drinking water quality in the Netherlands in 2002" is based on the information from the Water Supply Companies to the Inspectorate for Housing, Physical Planning and Environment. Non-compliances of drinking water samples to the drinking water standards are incidents. Only non-compliance of bacteriological parameters has impact on public health, however there have been no hazardous situations at all. Most cases of non-compliance deal with ethic and easthetic standards. Non-complaince of drinking water standards were solved with adequate measures.Voor u ligt het jaarlijkse rapport in de reeks "De drinkwaterkwaliteit in Nederland". Het rapport is gebaseerd op de resultaten van de meetprogramma's over 2002, die de waterleidingbedrijven uitvoeren ter controle van de drinkwaterkwaliteit en de gebruikte grondstof. De meetgegevens worden jaarlijks op grond van de Waterleidingwet aan de VROM-Inspectie (VI) gerapporteerd. Het RIVM heeft de gegevens in samenwerking met de VI verwerkt tot een rapport ten behoeve van de Minister, Tweede Kamer, producenten en consumenten van drinkwater. Uit de gegevens blijkt dat ook in 2002 de wettelijke voorschriften met betrekking tot de controle van het drinkwater goed zijn nageleefd. De kwaliteitsgegevens zijn getoetst aan de normen van het Waterleidingbesluit dat in 2001 van kracht is geworden. De meetprogramma's zijn in 2002 volgens de eisen van dit besluit uitgevoerd. Het meetprogramma is op onderdelen aanzienlijk gewijzigd. Het aantal pompstations (68 = 30%) waar in 2001 een normoverschrijding is vastgesteld, is ten opzichte van het voorgaande jaar in dezelfde orde van grootte (29%) gebleven. Dit aantal varieert in de afgelopen periode (1992-2001) van 60 tot 90 pompstations. Een groot deel van de normoverschrijdingen is incidenteel. De norm voor bestrijdingsmiddelen is slechts incidenteel, meestal als gevolg van een storing in de zuivering, overschreden. In het afgeleverde water van een pompstation is de concentratie nikkel structureel hoger dan de norm. De kwaliteit van het grondwater is hiervan de oorzaak. Het betreffende bedrijf zal begin 2004 een verzoek tot ontheffing indienen. De indicatorparameter voor besmetting met pathogenen (E.coli) is niet aangetoond. Er zijn wel enkele kortdurende besmettingen met de bedrijfstechnische parameter bacterien van de coligroep geweest. De betreffende bedrijven hebben in overleg met de VI de problemen adequaat opgelost. De normoverschrijding van de parameter trihalomethanen op twee locaties zal vanaf 2006 tot het verleden behoren wanneer de UV-desinfectie in bedrijf is genomen. Legionella is in het afgeleverde water van 70 pompstations gemeten maar niet aangetoond. Geen van de normoverschrijdingen gaf aanleiding tot een bedreiging van de volksgezondheid. De kwaliteit van het drinkwater is in het algemeen goed

    Indicatieve inname van 3-MCPD via het voedsel in Nederland

    No full text
    Alleen digitaal verschenenTijdens de productie van plantaardige oliën en vetten, en dan vooral van palmolie, wordt een stof (3-MCPD) gevormd die schadelijk kan zijn voor de nieren. Voedingsmiddelen die hoge gehalten van deze stof kunnen bevatten zijn margarine, sauzen, koffiecreamers en bakkerswaren. Het RIVM heeft berekend hoeveel 3-MCPD mensen via voedsel kunnen binnenkrijgen om te bepalen of de inname boven de gestelde gezondheidslimiet voor deze stof uitkomt. Om hier een conclusie over te kunnen trekken, zijn echter gegevens nodig die momenteel zeer beperkt beschikbaar zijn. Dit betreft gegevens over de concentratie van 3-MCPD in relevante voedingsmiddelen. Op basis van de beschikbare concentratiegegevens blijkt dat gemiddeld 18 procent van de jonge kinderen van 2 tot en met 6 jaar een inname heeft die boven de gezondheidslimiet voor 3-MCPD ligt. Bij 7-jarigen is de inname het hoogst per kilogram lichaamsgewicht, en heeft 35 procent van hen een inname boven de gezondheidslimiet. Daarna daalt de inname: vanaf 17 jaar wordt bij minder dan 5 procent van de bevolking de gezondheidslimiet overschreden. Vanwege de beperkt beschikbare concentratiegegevens kan geen uitspraak worden gedaan over de mogelijk schadelijke effecten voor de gezondheid. Voor dit onderzoek zijn de beschikbare concentratiegegevens van 3-MCPD in voedingsmiddelen gecombineerd met voedselconsumptiegegevens van de Voedselconsumptiepeiling (VCP). Daarna is de berekende inname vergeleken met de gezondheidslimiet die voor deze stof geldt. Deze limiet is gebaseerd op de gemiddelde hoeveelheid van een stof waar mensen langdurig dagelijks aan mogen worden blootgesteld, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid.During the production of refined vegetable oils and fats, and especially palm oil, a process contaminant called 3-MCPD is formed that may be harmful to the kidney. Foods that may contain high levels of this compound are margarines, sauces, coffee creamers and bakery products. The Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has calculated how much people may ingest via food to assess if the intake exceeds the health-based guidance value for 3-MCPD. Data on the concentration of 3-MCDP in foods are required in order to draw properly substantiated conclusions. However, only very limited data are available at present. Based on the available concentration data, on average 18 percent of young children aged 2 to 6 have an intake exceeding the health-based guidance value for 3-MCPD. Seven-year-olds have the highest intake per kilogramme of body weight, and 35 percent of this age group has an intake above the health-based guidance value. Thereafter, the intake decreases: from the age of 17 less than 5 percent of the population has an intake above the guidance value. Due to the limited concentration data available, it is not possible to indicate whether possible detrimental effects to health occur. In this study, the available data on the concentration of 3-MCPD in foods have been combined with food consumption data derived from the Dutch National Food Consumption Survey (VCP). The indicative intake was subsequently compared to the health-based guidance value for 3-MCPD. This value is based on the daily quantity of 3-MCPD that people may ingest on average over a long period without detrimental consequences to health.NVW

    The quality of drinking water in the Netherlands in 2001

    No full text
    The minister for Housing, Physical Planning and Environ-ment promised to inform The Parlement every year about the quality of the drinking water in the Netherlands. The report " The drinking water quality in the Netherlands in 2001" is based on the informati-on from the Water Supply Companies to the Inspectorate for Housing, Physical Planning and Environment. Non-compliances of drinking water samples to the drinking water standards are incidents. Only non-complaince of bacteriological parameters has impact on public health, however there have been no hazardous situations at all. Most cases of non-complaince deal with ethic and easthetic standards. Non-complaince of drinking water standards were solved with adequate measures.Voor u ligt het jaarlijkse rapport in de reeks "De drinkwaterkwaliteit in Nederland". Het rapport is gebaseerd op de resultaten van de meetprogramma's over 2001, die de waterleidingbedrijven uitvoeren ter controle van de drinkwaterkwaliteit en de gebruikte grondstof. De meetgegevens worden jaarlijks op grond van de Waterleidingwet aan de VROM-Inspectie (VI) gerapporteerd. Het RIVM heeft de gegevens in samenwerking met de VI verwerkt tot een rapport ten behoeve van de Minister, Tweede Kamer, producenten en consumenten van drinkwater. Uit de gegevens blijkt dat ook in 2001 de wettelijke voorschriften met betrekking tot de controle van het drinkwater goed zijn nageleefd. De kwaliteitsgegevens zijn getoetst aan de normen van het Waterleidingbesluit dat in 2001 van kracht is geworden. In het overgangsjaar 2001 is het meetprogramma volgens afspraak uitgevoerd conform het vorige WLB. De meetprogramma's zullen in 2002 volgens de eisen van dit besluit worden uitgevoerd. Het WLB is op een aantal punten gewijzigd; normen zijn aangescherpt of geschrapt. Het aantal pompstations (65 = 29%) waar in 2001 een normoverschrijding is vastgesteld, is ten opzichte van het voorgaande jaar in dezelfde orde van grootte (60 pompstations = 25%) gebleven. Dit aantal varieert in de afgelopen periode (1992-2001) van 60 tot 90 pompstations. Een groot deel van de normoverschrijdingen is incidenteel. De aangescherpte norm voor de troebelingsgraad in het drinkwater direct na de zuivering is een reden voor de toename in 2001. De normwaarden van de parameters ijzer en mangaan worden het vaakst overschreden. Bij vier grondwaterpompstations zijn bestrijdingsmiddelen of hun metabolieten in het drinkwater gerapporteerd. Bij een pompstation is de overschrijding van de norm voor bentazon en mecoprop structureel van aard. In 2002 is dit probleem opgelost via technische maatregelen. De concentraties zijn inmiddels lager dan de norm. Op termijn zal het pompstation worden gesloten. De metaboliet BAM wordt op drie locaties aangetroffen. De oorzaak is een verontreiniging, met de genoemde stoffen, van het grondwater. De metaboliet BAM is beoordeeld als een toxiclogisch niet relevante metaboliet en hoeft daarom niet aan de norm van 0,1 mug/l te voldoen.Geen van de normoverschrijdingen gaf aanleiding tot een bedreiging van de volksgezondheid. In 2001 hebben zich enkele kortdurende bacteriologische besmettingen voor gedaan. De betreffende bedrijven hebben in overleg met de VI de problemen adequaat opgelost. De kwaliteit van het drinkwater is in het algemeen goed. In het WLB is momenteel nog geen meetverplichting opgenomen voor Legionella. Met ingang van 2003 zal Legionella in het meetprogramma (reinwater) worden opgenomen. De VI rapporteert haar toezicht met betrekking tot Legionella separaat. Een goede en betrouwbare drinkwatervoorziening blijft de voortdurende aandacht vragen van de bedrijfstak en van de overheid. Voor de waarborging van de drinkwaterkwaliteit op de langere termijn is het noodzakelijk dat het milieubeleid gericht blijft op de bescherming van de bronnen

    The quality of drinking water in the Netherlands in 2003

    No full text
    Voor u ligt het jaarlijkse rapport in de reeks "De drinkwaterkwaliteit in Nederland". Het rapport is gebaseerd op de resultaten van de meetprogramma's over 2003, die de waterleidingbedrijven uitvoeren ter controle van de drinkwaterkwaliteit en de gebruikte grondstof. De meetgegevens worden jaarlijks op grond van de Waterleidingwet aan de VROM-Inspectie (VI) gerapporteerd. Het RIVM heeft de gegevens in samenwerking met de VI verwerkt tot een rapport ten behoeve van de Minister, Tweede Kamer, producenten en consumenten van drinkwater. Uit de gegevens blijkt dat ook in 2003 de wettelijke voorschriften met betrekking tot de controle van het drinkwater goed zijn nageleefd. De kwaliteitsgegevens zijn getoetst aan de normen van het Waterleidingbesluit (WLB) dat in 2001 van kracht is geworden. De meetprogramma's zijn in 2003 volgens de eisen van dit besluit uitgevoerd. Het aantal pompstations (56 = 25%) waar in 2001 een normoverschrijding is vastgesteld, is ten opzichte van het voorgaande jaar (30%) afgenomen. Een groot deel van de normoverschrijdingen is incidenteel. De norm voor bestrijdingsmiddelen is voor vier middelen (allen eenmaal) overschreden. In het afgeleverde water van een pompstation is de concentratie nikkel structureel hoger dan de norm. De kwaliteit van het grondwater is hiervan de oorzaak. Het betreffende bedrijf heeft een ontheffing hiervoor gekregen tot eind 2004. De indicatorparameter voor besmetting met pathogenen (E.coli) is in het reguliere meetprogramma niet aangetoond. Er zijn wel enkele kortdurende besmettingen met de bedrijfstechnische parameter bacterikn van de coligroep geweest. In 26 monsters genomen na een reparatie in het distributienet is een bacteriele besmetting aangetoond. In negen gevallen betrof het een E.coli en/of enterococcen waarvoor achtmaal een kookadvies is gegeven. De normoverschrijding van de parameter trihalomethanen op twee locaties zal vanaf 2006 tot het verleden behoren wanneer de UV-desinfectie in bedrijf is genomen. Legionella is in het afgeleverde water van 210 pompstations gemeten en eenmaal (niet pathogene species) aangetoond. Geen van de normoverschrijdingen gaf aanleiding tot een bedreiging van de volksgezondheid. De kwaliteit van het drinkwater is in het algemeen goed.The minister for Housing, Physical Planning and Environment promised to inform The Parlement every year about the quality of the drinking water in the Netherlands. The report " The drinking water quality in the Netherlands in 2003" is based on the information from the Water Supply Companies to the Inspectorate for Housing, Physical Planning and Environment. Non-compliances of drinking water samples to the drinking water standards are incidents. Only non-complaince of bacteriological parameters has impact on public health, however there have been no hazardous situations at all. Most cases of non-complaince deal with ethic and easthetic standards. Non-complaince of drinking water standards were solved with adequate measures.VRO
    • …
    corecore