86 research outputs found

    Greenhouse gas emissions in The Netherlands 1990-2012 : National Inventory Report 2014

    Get PDF
    In 2012 is de totale uitstoot van broeikasgassen van Nederland, zoals CO2, methaan en lachgas, met ongeveer 1,7 procent gedaald ten opzichte van 2011. Deze daling komt vooral door een lager brandstofgebruik in de energie- en transportsector. Dit lijkt een gevolg van de economische recessie, waardoor emissies door elektriciteitsproductie en het wegtransport in Nederland zijn afgenomen. Cijfers De totale broeikasgasemissie wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten en bedraagt in 2012 191,7 teragram (megaton of miljard kilogram) . Ten opzichte van de uitstoot in het Kyoto-basisjaar (213,2 Tg CO2-equivalenten) is dit een afname van ongeveer 10 procent. Het basisjaar, dat afhankelijk van het broeikasgas 1990 of 1995 is, dient voor het Kyoto-protocol als referentie voor de uitstoot van broeikasgassen. De uitstoot van de overige broeikasgassen zoals lachgas en methaan is sinds het basisjaar met 51 procent afgenomen. De CO2-uitstoot daarentegen is in deze periode met 4 procent gestegen. Landen zijn voor het Kyoto-protocol verplicht om de totale uitstoot van broeikasgassen op twee manieren te rapporteren: met en zonder het soort landgebruik en de verandering daarin. Dit is namelijk van invloed op de uitstoot van broeikasgassen. Voorbeelden zijn natuurontwikkeling (dat CO2 bindt) of ontbossing (waardoor CO2 wordt uitgestoten). In bovengenoemde getallen zijn deze zogeheten LULUCF-emissies (Land Use, Land Use Change and Forestry) niet meegenomen. Overige onderdelen inventarisatie Het RIVM stelt jaarlijks op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de inventarisatie van broeikasgasemissies op. De inventarisatie bevat trendanalyses om ontwikkelingen in de uitstoot van broeikasgassen tussen 1990 en 2012 te verklaren, en een analyse van de onzekerheid in deze getallen. Ook is aangegeven welke bronnen het meest aan deze onzekerheid bijdragen. Daarnaast biedt de inventarisatie documentatie van de gebruikte berekeningsmethoden, databronnen en toegepaste emissiefactoren. Met deze inventarisatie voldoet Nederland aan de nationale rapportageverplichtingen voor 2012 van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC), van het Kyoto-Protocol en van het Bewakingsmechanisme Broeikasgassen van de Europese Unie.Total greenhouse gas emissions from the Netherlands in 2012 decreased by approximately 1.7 per cent, compared with 2011 emissions. This decrease is mainly the result of decreased fuel combustion in the Energy sector (increased electricity import) and in road transport. In 2012, total direct greenhouse gas emissions (excluding emissions from LULUCF - land use, land use change and forestry) in the Netherlands amounted to 191.7 Tg CO2 eq. This is approximately 10 per cent below the emissions in the base year (213.2 Tg CO2 eq.). The 51% reduction in the non-CO2 emissions in this period is counterbalanced by 4 per cent increase in CO2 emissions since 1990. This report documents the Netherlands' 2014 annual submission of its greenhouse gas emissions inventory in accordance with the guidelines provided by the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), the Kyoto Protocol and the European Union's Greenhouse Gas Monitoring Mechanism. The report comprises explanations of observed trends in emissions; a description of an assessment of key sources and their uncertainty; documentation of methods, data sources and emission factors applied; and a description of the quality assurance system and the verification activities performed on the data.Ministerie van I&

    Famine food of vegetal origin consumed in the Netherlands during World War II

    Get PDF
    Background: Periods of extreme food shortages during war force people to eat food that they normally do not consider edible. The last time that countries in Western Europe experienced severe scarcities was during World War II. The so-called Dutch famine or Hunger Winter (1944-1945) made at least 25,000 victims. The Dutch government took action by opening soup kitchens and providing information on wild plants and other famine food sources in "wartime cookbooks." The Dutch wartime diet has never been examined from an ethnobotanical perspective. Methods: We interviewed 78 elderly Dutch citizens to verify what they remembered of the consumption of vegetal and fungal famine food during World War II by them and their close surroundings. We asked whether they experienced any adverse effects from consuming famine food plants and how they knew they were edible. We identified plant species mentioned during interviews by their local Dutch names and illustrated field guides and floras. We hypothesized that people living in rural areas consumed more wild species than urban people. A Welch t test was performed to verify whether the number of wild and cultivated species differed between urban and rural citizens. Results: A total number of 38 emergency food species (14 cultivated and 21 wild plants, three wild fungi) were mentioned during interviews. Sugar beets, tulip bulbs, and potato peels were most frequently consumed. Regularly eaten wild species were common nettle, blackberry, and beechnuts. Almost one third of our interviewees explicitly described to have experienced extreme hunger during the war. People from rural areas listed significantly more wild species than urban people. The number of cultivated species consumed by both groups was similar. Negative effects were limited to sore throats and stomachache from the consumption of sugar beets and tulip bulbs. Knowledge on the edibility of famine food was obtained largely by oral transmission; few people remembered the written recipes in wartime cookbooks. Conclusion: This research shows that 71years after the Second World War, knowledge on famine food species, once crucial for people's survival, is still present in the Dutch society. The information on famine food sources supplied by several institutions was not distributed widely. For the necessary revival of famine food knowledge during the 1940s, people needed to consult a small group of elders. Presumed toxicity was a major reason given by our participants to explain why they did not collect wild plants or mushrooms during the war

    Sensing, measuring and modelling the mechanical properties of sandstone

    Get PDF
    We present a hybrid framework for simulating the strength and dilation characteristics of sandstone. Where possible, the grain-scale properties of sandstone are evaluated experimentally in detail. Also, using photo-stress analysis, we sense the deviator stress (/strain) distribution at the microscale and its components along the orthogonal directions on the surface of a V-notch sandstone sample under mechanical loading. Based on this measurement and applying a grain-scale model, the optical anisotropy index K0 is inferred at the grain scale. This correlated well with the grain contact stiffness ratio K evaluated using ultrasound sensors independently. Thereafter, in addition to other experimentally characterised structural and grain-scale properties of sandstone, K is fed as an input into the discrete element modelling of fracture strength and dilation of the sandstone samples. Physical bulk scale experiments are also conducted to evaluate the load-displacement relation, dilation and bulk fracture strength characteristics of sandstone samples under compression and shear. A good level of agreement is obtained between the results of the simulations and experiments. The current generic framework could be applied to understand the internal and bulk mechanical properties of such complex opaque and heterogeneous materials more realistically in future

    Input variables for manure and ammonia data in the Environmental Balance 1999 and 2000

    No full text
    This report presents the input variables for the calculated manure and ammonia data in the annual issued Environmental Balance. The applied Manure model is developed by the Agricultural Economics Research Institute and the input data are divided into general and specific. General input data are taken from the annual agricultural census. Specific input data concern the nitrogen and phosphate excretion by the different animal categories, the ammonia volatilization rates from animal housing systems and land application systems for animal manure. Also the share of systems with a low ammonia volatilization rate is taken into account. The report follows the minerals on its routing from excretion to application on the land. Various data sources are used.situation in a particular year. This report presents the input variables for the years 1997 and 1998* (Environmental Balance 1999) and for the years 1998 and 1999* (Environmental Balance 2000). The *-sign denotes the preliminary character of the results for that year.Een beschrijving wordt gegeven van de uitgangspunten die gebruikt zijn bij de modelmatige berekening van de mest- en ammoniakemissies in de jaarlijks verschijnende Milieubalans. Het modelinstrumentarium is ontwikkeld door het Landbouw Economisch Instituut en wordt gevoed met generieke invoerdata afkomstig van de jaarlijkse Landbouwtelling en met specifieke uitgangspunten. Met specifieke uitgangspunten worden bedoeld de stikstof- en fosfaatexcretie per diercategorie, de ammoniakemissie van stalsystemen en mestaanwendingstechnieken, en de mate waarin de verschillende staltypen en mestaanwendingstechnieken voorkomen. Het rapport volgt de mineralenroute van opname en excretie door het dier tot en met opslag en aanwending op het land. Een scala aan bronnen vormt de basis voor de gebruikte uitgangspunten. Bij de mest- en ammoniakberekeningen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de specifieke situatie in een bepaald jaar. Dit rapport beschrijft de uitgangspunten voor de jaren 1997 en 1998* (Milieubalans 1999) en voor de jaren 1998 en 1999* (Milieubalans 2000). Het *-teken geeft aan dat het voorlopige berekeningen voor dat jaar betreft

    Input variables for manure and ammonia data in the Environmental Balance 2001 and 2002 including dataset agricultural emissions 1980-2001

    No full text
    Dit rapport beschrijft de uitgangspunten die gebruikt zijn bij de modelmatige berekening van de mest- en ammoniakemissies in de jaarlijks verschijnende Milieubalans. Het modelinstrumentarium is ontwikkeld door het Landbouw Economisch Instituut en wordt gevoed met generieke invoerdata afkomstig van de jaarlijkse Landbouwtelling en met specifieke uitgangspunten. Met specifieke uitgangspunten worden bedoeld de stikstof- en fosfaatexcretie per diercategorie, de ammoniakemissie van stalsystemen en mestaanwendingstechnieken, en de mate waarin de verschillende staltypen en mestaanwendingstechnieken voorkomen. Het rapport volgt de mineralenroute van opname en excretie door het dier tot en met opslag en aanwending op het land. Een scala aan bronnen vormt de basis voor de gebruikte uitgangspunten.angesloten bij de specifieke situatie in een bepaald jaar. Dit rapport beschrijft de uitgangspunten voor de jaren 1999 en 2000* (Milieubalans 2001) en voor de jaren 2000 en 2001* (Milieubalans 2002). Het *-teken geeft aan dat het voorlopige berekeningen voor dat jaar betreft.missies in de periode 1980 - 2000.This report presents the input variables for the calculated manure and ammonia data in the annual issued Environmental Balance. The applied Manure model is developed by the Agricultural Economics Research Institute and the input data are divided into general and specific. General input data are taken from the annual agricultural census. Specific input data concern the nitrogen and phosphate excretion by the different animal categories, the ammonia volatilization rates from animal housing systems and land application systems for animal manure. Also the share of systems with a low ammonia volatilization rate is taken into account. The report follows the minerals on its routing from excretion to application on the land. Various data sources are used.situation in a particular year. This report presents the input variables for the years 1999 and 2000* (Environmental Balance 2001) and for the years 2000 and 2001* (Environmental Balance 2002). The *-sign denotes the preliminary character of the results for that year.during the period 1980 - 2000.DGMDirectie BodemWaterLandelijk Gebie

    Input variables for manure and ammonia data in the Environmental Balance 2001 and 2002 including dataset agricultural emissions 1980-2001

    No full text
    This report presents the input variables for the calculated manure and ammonia data in the annual issued Environmental Balance. The applied Manure model is developed by the Agricultural Economics Research Institute and the input data are divided into general and specific. General input data are taken from the annual agricultural census. Specific input data concern the nitrogen and phosphate excretion by the different animal categories, the ammonia volatilization rates from animal housing systems and land application systems for animal manure. Also the share of systems with a low ammonia volatilization rate is taken into account. The report follows the minerals on its routing from excretion to application on the land. Various data sources are used.situation in a particular year. This report presents the input variables for the years 1999 and 2000* (Environmental Balance 2001) and for the years 2000 and 2001* (Environmental Balance 2002). The *-sign denotes the preliminary character of the results for that year.during the period 1980 - 2000.Dit rapport beschrijft de uitgangspunten die gebruikt zijn bij de modelmatige berekening van de mest- en ammoniakemissies in de jaarlijks verschijnende Milieubalans. Het modelinstrumentarium is ontwikkeld door het Landbouw Economisch Instituut en wordt gevoed met generieke invoerdata afkomstig van de jaarlijkse Landbouwtelling en met specifieke uitgangspunten. Met specifieke uitgangspunten worden bedoeld de stikstof- en fosfaatexcretie per diercategorie, de ammoniakemissie van stalsystemen en mestaanwendingstechnieken, en de mate waarin de verschillende staltypen en mestaanwendingstechnieken voorkomen. Het rapport volgt de mineralenroute van opname en excretie door het dier tot en met opslag en aanwending op het land. Een scala aan bronnen vormt de basis voor de gebruikte uitgangspunten.angesloten bij de specifieke situatie in een bepaald jaar. Dit rapport beschrijft de uitgangspunten voor de jaren 1999 en 2000* (Milieubalans 2001) en voor de jaren 2000 en 2001* (Milieubalans 2002). Het *-teken geeft aan dat het voorlopige berekeningen voor dat jaar betreft.missies in de periode 1980 - 2000

    Input variables for manure and ammonia data in the Environmental Balance 1999 and 2000

    No full text
    Een beschrijving wordt gegeven van de uitgangspunten die gebruikt zijn bij de modelmatige berekening van de mest- en ammoniakemissies in de jaarlijks verschijnende Milieubalans. Het modelinstrumentarium is ontwikkeld door het Landbouw Economisch Instituut en wordt gevoed met generieke invoerdata afkomstig van de jaarlijkse Landbouwtelling en met specifieke uitgangspunten. Met specifieke uitgangspunten worden bedoeld de stikstof- en fosfaatexcretie per diercategorie, de ammoniakemissie van stalsystemen en mestaanwendingstechnieken, en de mate waarin de verschillende staltypen en mestaanwendingstechnieken voorkomen. Het rapport volgt de mineralenroute van opname en excretie door het dier tot en met opslag en aanwending op het land. Een scala aan bronnen vormt de basis voor de gebruikte uitgangspunten. Bij de mest- en ammoniakberekeningen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de specifieke situatie in een bepaald jaar. Dit rapport beschrijft de uitgangspunten voor de jaren 1997 en 1998* (Milieubalans 1999) en voor de jaren 1998 en 1999* (Milieubalans 2000). Het *-teken geeft aan dat het voorlopige berekeningen voor dat jaar betreft.This report presents the input variables for the calculated manure and ammonia data in the annual issued Environmental Balance. The applied Manure model is developed by the Agricultural Economics Research Institute and the input data are divided into general and specific. General input data are taken from the annual agricultural census. Specific input data concern the nitrogen and phosphate excretion by the different animal categories, the ammonia volatilization rates from animal housing systems and land application systems for animal manure. Also the share of systems with a low ammonia volatilization rate is taken into account. The report follows the minerals on its routing from excretion to application on the land. Various data sources are used.situation in a particular year. This report presents the input variables for the years 1997 and 1998* (Environmental Balance 1999) and for the years 1998 and 1999* (Environmental Balance 2000). The *-sign denotes the preliminary character of the results for that year.DGMDirectie BodemWaterLandelijk Gebie

    [Method for calculation of ammonia emission in the Netherlands for the years 1990, 1991 and 1992.]

    No full text
    The report presents the RIVM methodology for calculating the emission of ammonia. Four ammonia sources, animal manure, application of fertilizer, industrial processes and households, are distinguished. The ammonia emissions in the Netherlands in the period 1990-1992 are respectively 215, 221 and 170 million kg. The 1992 emissions are presented on a 5 x 5 km grid in the report. The enforced legislation for low emission techniques both for grassland and arable land forms the main reason for the decrease of the 1992 ammonia emission by 50 million kg
    corecore