10 research outputs found

    Situatieschets behoefte onderwijs en arbeid : groene sectoren Greenport Duin- en Bollenstreek

    Get PDF
    In het gebied Holland Rijnland en dan met name in de Greenport Duin- en Bollenstreek is er een tekort aan bekwaam en beschikbaar personeel voor de groene sector op niveau 3 en 4. De Provincie Zuid Holland, regio Holland Rijnland wil graag een stimulerende rol spelen in het opheffen van dit tekort. Om die reden heeft men een subsidie toegekend aan het project “Holland Rijnland werkt lerend”. De verstrekte subsidie is bedoeld om bestaande initiatieven verder te brengen

    Geleerde lessen van kennisstrategieën : een quick scan van kennisinitiatieven voor het bedrijfsleven

    Get PDF
    In deze rapportage staan de resultaten beschreven van de respectievelijke kennisactiviteit Geleerde lessen van kennisstrategieën. Wageningen UR is gevraagd om kennisstrategieën elders (groen en niet-groen, regionaal en niet-regionaal) in kaart te brengen en hierbij lessen te destilleren

    Vasteplantenkwekers in Greenport Duin- en Bollenstreek verwachten geen personeelstekort

    Get PDF
    Ontgroening, vergrijzing, schaalvergroting en tekort aan arbeidskrachten zijn veel gehoorde termen die de vasteplantenteelt in Greenport Duin- en Bollenstreek kunnen raken. PPO onderzocht in opdracht van de Provincie Zuid-Holland hoe ondernemers nu zelf denken over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en welke stappen zij nodig vinden

    Meer saamhorigheid in regio Boskoop dankzij Kennis en Innovatie Impuls

    No full text
    De saamhorigheid onder ondernemers, kennisinstellingen, onderwijs en overheden in de regio Boskoop is gegroeid dankzij het project Kennis & Innovatie Impuls. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken hebben PPO en LEI op een rij gezet wat er sinds de start van het project in 2009 is bereikt

    Meer saamhorigheid in regio Boskoop dankzij Kennis en Innovatie Impuls

    No full text
    De saamhorigheid onder ondernemers, kennisinstellingen, onderwijs en overheden in de regio Boskoop is gegroeid dankzij het project Kennis & Innovatie Impuls. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken hebben PPO en LEI op een rij gezet wat er sinds de start van het project in 2009 is bereikt

    Teeltsturing in Rhododendron en Pieris

    No full text
    Rhododendron en Pieris zijn twee economisch belangrijke sierheesters die steeds meer via de veilingen hun weg vinden naar de afnemers. Op het moment van leveren moeten de planten veel bloemknoppen hebben die bijna opengaan. Ook moeten de planten gedrongen, stevig en perfect vertakt zijn. Afnemers vragen bovendien om een langere afleverperiode. Vanwege deze eisen is er een grote behoefte aan kennis van teeltmaatregelen die de groei en de bloei van de planten op de gewenste manier sturen. Daarom is een overzicht gemaakt van de beschikbare kennis over teeltfactoren die het uiterlijk en het levertijdstip van beide gewassen kunnen beïnvloeden. Dit overzicht dient als basis voor aanbevelingen voor op te zetten onderzoek naar teeltsturing gericht op het leveren van een kwalitatief hoogwaardig en visueel aantrekkelijk product, dat voldoet aan de eisen van de afneme

    Geleerde lessen van kennisstrategieën : een quick scan van kennisinitiatieven voor het bedrijfsleven

    No full text
    In deze rapportage staan de resultaten beschreven van de respectievelijke kennisactiviteit Geleerde lessen van kennisstrategieën. Wageningen UR is gevraagd om kennisstrategieën elders (groen en niet-groen, regionaal en niet-regionaal) in kaart te brengen en hierbij lessen te destilleren

    Details van virusoverdracht door bladluizen in lelie : een zoektocht naar optimale gewasbescherming met oog voor milieubelasting en kosten

    No full text
    Het in dit rapport beschreven onderzoek richt zich op de optimalisatie van bescherming van lelie tegen de overdracht van Lelie mozaïekvirus (LMoV) en Symptoomloos lelievirus (LSV) door bladluizen. Het onderzoek is in de periode 2009-2012 uitgevoerd. Elk onderzoeksjaar had eigen specifieke vraagstellingen met de daarbij behorende proefopzet. In de eerste twee onderzoeksjaren is de bladluizenpopulatie wekelijks in detail via vangbakken en vangplaten bestudeerd. Gedurende het teeltseizoen zijn er in beide jaren 40-50 soorten bladluizen aangetroffen, waaronder ook veel bladluissoorten waarvan bekend is dat deze LMoV en/of LSV kunnen verspreiden. Qua populatiesamenstelling is er tussen de twee jaar vrij veel overlap, maar er zijn ook verschillen tussen de twee jaar zichtbaar. Zelfs wanneer er geen gewasbescherming werd uitgevoerd, werd vier jaar lang geen kolonisatie van bladluizen op de lelies waargenomen. Deze leliebollen waren ook niet behandeld met Admire. Blijkbaar is lelie geen geschikte waardplant voor bladluis of zijn er voldoende natuurlijke vijanden aanwezig. Verspreiding van LMoV en LSV vond gedurende het hele teeltseizoen van lelie plaats. Verspreiding van LMoV vond iets meer in de eerste helft van het seizoen plaats en werd in meerdere herhalingen van proefveldjes waargenomen. Daarentegen vond de verspreiding van LSV iets meer in de tweede helft plaats en was meer lokaal van aard in één of twee van de vier herhalingen. In periodes met ‘normale’ weersomstandigheden zonder extremen kan met een wekelijkse dosis minerale olie en pyrethroïden de virusverspreiding goed beheerst worden, ondanks dat er tijdelijk grotere aantallen bladluizen aanwezig zijn geweest. Het bleek dat in een relatief warme periode met hogere zonkracht/straling en in een periode met veel neerslag de toegepaste gewasbescherming minder effectief is geweest waardoor in deze periode extra virusverspreiding heeft kunnen plaatsvinden. De resultaten uit de eerste twee jaar van dit project (fase 1) hebben geleid tot een beter begrip voor het moment waarop virusverspreiding plaats kan vinden en op welke momenten gewasbescherming effectief moet zijn. Tevens heeft de monitoring van bladluizen meer inzicht gegeven in de bladluizen populatiedynamiek en de relatie met de virusverspreiding die tegelijkertijd kan optreden. In de tweede fase van dit onderzoeksproject is onderzocht wat het beste recept is voor optimale gewasbescherming tegen virusoverdracht door bladluizen waarbij tevens aandacht werd gegeven voor milieubelasting en de kosten van gewasbescherming. In twee opvolgende jaren is aangetoond dat wekelijkse toepassing van minerale olie een duidelijk positief effect had op de beheersing van virusoverdracht door bladluizen. Toevoeging van een pyrethroïde versterkte deze beheersing. De extra toevoeging van een insecticide resulteerde bij de lelies in de proefopzet niet in een extra reductie van virusoverdracht. Een insecticide heeft daarom op basis van deze resultaten geen toegevoegde waarde voor de beheersing van virusoverdracht door bladluizen. Negatieve effecten van een insecticide zijn ook niet waargenomen. Er wordt wel eens gesuggereerd dat toevoeging van een pyrethroïde of een insecticide het vluchtgedrag van bladluizen onrustiger zou maken wat een negatief effect zou hebben op virusverspreiding in een partij. Onderzoek heeft hiervoor geen aanwijzingen gevonden. Sinds enkele jaren is er een Luis/virus weerfax beschikbaar die op basis van weersverwachtingen advies geeft over het moment van gewasbescherming op de dag en de frequentie per week. Het tijdelijk verhogen van de frequentie van gewasbescherming in periodes met hogere temperaturen en veel zonkracht had geen effect op het viruspercentage. Grote meerwaarde van de Luis/virus weerfax zit hem in het inzicht in het optimale moment van gewasbescherming voor de eerstvolgende dagen. Met deze informatie kan een veel betere planning gemaakt worden. De frequentie van gewasbescherming tegen virusoverdracht door bladluizen kan vanaf half augustus gehalveerd worden tot 1x per twee weken. Onderzoek van twee opvolgende jaren toonde aan dat er bij dit recept niet extra virusinfectie optrad. Een belangrijk inzicht uit dit onderzoek is het feit dat gewasbescherming op de virusbron veel effectiever werkt dan gewasbescherming op de ontvangende plant. Van te voren was niet te verwachten dat de waargenomen verschillen zo groot zouden zijn. In de proefopzet moet hiermee dus rekening gehouden worden. In dit project is daarom in de loop van de tijd een steeds betere proefopzet ontwikkeld: - virusbron in de proefveldjes in netten geplant zodat deze bij het rooien apart te verwijderen zijn, - zones met bufferplanten die de proefveldjes met verschillende behandelingen voldoende van elkaar scheiden zodat naast elkaar gelegen behandelingen elkaar niet beïnvloeden. Er wordt geadviseerd deze indeling van een proefveld algemeen toe te gaan passen bij onderzoek naar effectiviteit van middelen. In het laatste deel van dit rapport wordt de achtergrond van functionele agrobiodiversiteit (FAB) beschreven en is er een analyse gemaakt in hoeverre de inzet van barrière planten een bijdrage kan leveren aan een verdere beheersing van virusoverdracht door bladluizen bij lelie. In de wetenschappelijke literatuur zijn diverse voorbeelden beschreven van een bijdrage van FAB bij de beheersing van virusverspreiding door bladluizen. Dit onderzoek is echter niet uitgevoerd onder teeltomstandigheden die in Nederland van toepassing zijn. Onderzoek naar FAB voor de beheersing van virusoverdracht onder Nederlandse teeltomstandigheden is zeker van belang vanwege de lokale populaties bladluizen en natuurlijke vijanden. Dit rapport somt een aantal aanbevelingen op die relevant zijn om te betrekken bij onderzoek naar functionele agrobiodiversiteit tegen virusoverdracht door bladluizen. Op basis van dit onderzoek zijn er diverse conclusies en aanbevelingen geformuleerd: o Voor een duurzame teelt van lelies wordt allereerst geadviseerd om zoveel als mogelijk met virusvrije of virusarme partijen lelie te werken. o Houd bij het maken van het teeltplan vooral ook rekening met de virusstatus van partijen en probeer virusvrije partijen apart te telen van partijen die besmet zijn met LMoV en/of LSV. o Een wekelijkse gewasbescherming met minerale olie en pyrethroïde is van groot belang wanneer men de lelies wil beschermen tegen virusinfecties door bladluizen. o Houdt bij het moment van gewasbescherming dan vooral ook rekening met het optimale moment van gewasbescherming. De Luis/virus weerfax is hierbij een zeer functionele hulpmiddel. o Dit onderzoek heeft geen additionele effecten van een insecticide aangetoond. o Daarentegen zijn er ook geen aanwijzingen gevonden dat pyrethroïden en insecticiden lokale virusverspreiding juist zouden stimuleren vanwege het onrustiger gedrag van bladluizen die worden blootgesteld aan pyrethroïden en insecticiden. o Het halveren van de frequentie van gewasbescherming vanaf half augustus levert geen extra risico op maar resulteert wel in een lagere milieubelasting en reductie in kosten voor gewasbescherming. Aanpassing van de frequentie vanaf half augustus is daarom zeker het overwegen waard wanneer de virusdruk in een partij/perceel laag is
    corecore