625 research outputs found

    Milieueffectiviteit en kosten van maatregelen gewasbescherming

    Get PDF
    Uit de tussenevaluatie van de Nota Duurzame Gewasbescherming van 2006 blijkt dat de milieubelasting vanuit de landbouw flink gedaald is en dat geïntegreerde gewasbescherming steeds meer wordt toegepast. Toch worden de normen voor waterkwaliteit nog vaak overschreden en wordt het tussendoel voor de drinkwaternorm niet gehaald. In een vooruitblik stelt het evaluatierapport dat de behaalde milieuwinst niet genoeg is om in 2010 uit te komen bij de gewenste milieukwaliteit. Gesteld wordt dat hiervoor extra maatregelen nodig zijn. Vooruitlopend op de eindevaluatie is behoefte aan inzicht in het milieueffect van maatregelen van geïntegreerde gewasbescherming, de kosten ervan en de eventuele teeltrisico’s. Vanuit onderzoek en praktijk zijn maatregelen ontworpen die beogen de milieubelasting te verlagen. In het project ‘Telen met Toekomst’ zijn deze maatregelen door onderzoekers, voorlichting en ondernemers verder ontwikkeld en door de ondernemers toegepast. In de in dit rapport beschreven pilotstudie zijn berekeningen uitgevoerd over 4 modelbedrijven uit de akkerbouw, vollegrondsgroenten- en bloembollensector. De milieueffectiviteit van de maatregelen is getoetst aan de hand van de reductie in Milieu Indicator Punten (MIP) voor de milieubelasting van oppervlaktewater door drift bij gewasbescherming (conform de toetsingsparameter in de Tussenevaluatie) en de kosten en risico’s van effectieve maatregelen zijn in beeld gebracht. Voor de MIP-berekeningen is het Milieutechnisch en Economisch Bedrijfsmodel voor de Open Teelten (MEBOT) aangepast. Uit deze pilotstudie blijkt bij de modelbedrijven voor vollegrondsgroenten en bloembollen dat driftbeperkende maatregelen die verder gaan dan nu is voorgeschreven de MIP-waarde sterk kunnen verlagen en de grootste milieuwinst opleveren in vergelijking met geïntegreerde maatregelen per gewas. Deze verder door te voeren driftbeperkende maatregelen bestaan uit vergroting van de huidige teeltvrije zone en het gebruik van nieuwe spuittechnieken die de drift nog verder beperken. Omdat de kosten voor spuitdoppen die de drift nog verdere reduceren relatief gering zijn, is de kosteneffectiviteit (MIP/euro) van deze maatregel groot. Sommige middelen moeten nu al met 75% of 90% reducerende doppen worden gespoten. Er zou een behoorlijke verbetering van de kwaliteit van oppervlaktewater kunnen optreden als meer middelen in een strook van 14 meter bij een sloot met deze driftreducerende doppen moeten worden gespoten. Verder blijkt uit deze studie dat er enkele stoffen zijn met zeer hoge MIP-waarden. De grootste milieuwinst (naast driftbeperkende maatregelen) kan worden behaald door juist voor het bestrijdingsdoel van deze milieubelastende stoffen alternatieven te vinden

    Age, physical activity motivation and perceived stress in minority girls

    Get PDF
    Background: Physical activity in childhood and adolescence helps support physical and emotional health. Purpose: The study aimed to investigate if age was related to motivation for physical activity in minority girls, and whether the relationship may be potentially mediated by psychological or physiological stress. Methods: This cross-sectional observational study recruited Latino and African American girls ages 8 – 12 years (n = 79) in Tanner stage 1 or 2 via purposive sampling. Intrinsic motivation and perceived stress were measured by self-report survey; morning salivary cortisol samples were taken to calculate cortisol awakening response to estimate biological stress reactivity. Results: Increased age was related to higher intrinsic motivation to engage in physical activity. Lower perceived stress and lower awakening cortisol response were associated with higher intrinsic motivation. Bootstrapped mediation results indicated perceived stress may be a pathway through which age impacts intrinsic motivation for physical activity. Conclusion: While motivation to engage in physical activity may increase with age, perceived stress may dampen this motivation, resulting in decreased physical activity. Interventions to help increase pre-adolescent girls’ engagement in active behaviors may benefit from reducing children’s perceptions of stress

    Behavior change interventions: the potential of ontologies for advancing science and practice

    Get PDF
    A central goal of behavioral medicine is the creation of evidence-based interventions for promoting behavior change. Scientific knowledge about behavior change could be more effectively accumulated using "ontologies." In information science, an ontology is a systematic method for articulating a "controlled vocabulary" of agreed-upon terms and their inter-relationships. It involves three core elements: (1) a controlled vocabulary specifying and defining existing classes; (2) specification of the inter-relationships between classes; and (3) codification in a computer-readable format to enable knowledge generation, organization, reuse, integration, and analysis. This paper introduces ontologies, provides a review of current efforts to create ontologies related to behavior change interventions and suggests future work. This paper was written by behavioral medicine and information science experts and was developed in partnership between the Society of Behavioral Medicine's Technology Special Interest Group (SIG) and the Theories and Techniques of Behavior Change Interventions SIG. In recent years significant progress has been made in the foundational work needed to develop ontologies of behavior change. Ontologies of behavior change could facilitate a transformation of behavioral science from a field in which data from different experiments are siloed into one in which data across experiments could be compared and/or integrated. This could facilitate new approaches to hypothesis generation and knowledge discovery in behavioral science

    Deeltaak- versus hele-taakinstructie:Een onderzoek in het Praktijkonderwijs

    Get PDF
    Al heel lang probeert men leerlingen vaardigheden aan te leren door de vaardigheden op te splitsen in deelvaardigheden en deze achtereenvolgens te oefenen. Voor het uitvoeren van de eindvaardigheid moeten de deelvaardigheden worden samengevoegd door de lerende. Dat kan vooral problemen opleveren bij de lerende wanneer de eindtaak complex is. Daarentegen oriënteren recente instructietheorieën zich op complexe taken. Deze taken worden in tegenstelling tot die in de “traditionele” instructietheorie vanaf het begin in zijn geheel aangeboden. Dit zou tot betere toepassing van de vaardigheid in nieuwe situaties leiden (Van Merrienboer, 1997). De vraag is of een van deze twee benaderingen effectiever is voor leerlingen in het Praktijkonderwijs. Dit onderzoek spitst zich toe op het leren koken met als eindtaak het leren klaarmaken van een recept. In de hele-taakbenadering wordt vanaf het begin de vaardigheid van het uitvoeren van het kookrecept in zijn geheel aangeboden. In de deeltaakbenadering worden de technieken voor het klaar maken van een recept één voor één aangeleerd. Aan het eind kregen de leerlingen van beide instructiebenaderingen dezelfde toets: het zelfstandig uitvoeren van een nieuw recept. Het onderzoek is uitgevoerd bij leerlingen uit drie leerjaren van het Praktijkonderwijs. Klassen leerlingen werden binnen een leerjaar willekeurig toegewezen aan twee condities: een deeltaakconditie en een hele-taakconditie. Voor beide condities is een lessenserie ontworpen voor dezelfde eindtaken. Na de lessenserie werden de leerlingen getoetst met praktijktoetsen. Uit de resultaten blijkt dat in leerjaar 1 en 3 een significant verschil bestaat tussen de condities in het zelfstandig klaar maken van een onbekend recept. De leerlingen in de deeltaakconditie presteerden beter dan de leerlingen in de hele-taakconditie. In leerjaar 2 is er geen verschil. Het onderzoek geeft aanleiding te veronderstellen dat leerlingen in het Praktijkonderwijs meer baat hebben bij een deeltaakbenadering waarin voorafgaande taken worden herhaald in de daaropvolgende taken. In de discussie wordt verder op deze veronderstelling ingegaan en worden punten besproken waarop de huidige instructieaanpak van de Praktijkschool kan worden verbeterd

    Universal Algebraic Relaxation of Velocity and Phase in Pulled Fronts generating Periodic or Chaotic States

    Get PDF
    We investigate the asymptotic relaxation of so-called pulled fronts propagating into an unstable state. The ``leading edge representation'' of the equation of motion reveals the universal nature of their propagation mechanism and allows us to generalize the universal algebraic velocity relaxation of uniformly translating fronts to fronts, that generate periodic or even chaotic states. Such fronts in addition exhibit a universal algebraic phase relaxation. We numerically verify our analytical predictions for the Swift-Hohenberg and the Complex Ginzburg Landau equation.Comment: 4 pages Revtex, 2 figures, submitted to Phys. Rev. Let

    Energierijk: Deelproject algenteelt

    Get PDF
    In de loop van 2012 heeft ACCRES-Wageningen UR in samenwerking met het bedrijf Algae Food & Fuel algenproductiefaciliteiten gerealiseerd op het terrein van ACRRES in Lelystad. Deze faciliteiten bestaan uit algenvijvers en fotobioreactoren met LED-verlichting. Het unieke van deze testfaciliteiten is dat verschillende productieprocessen aan elkaar gekoppeld worden door reststromen uit het ene proces toe te passen in het andere proces. Dit gebeurt binnen het zogenaamde EnergieRijk project. Centraal staat een co-vergister met warmtekrachtkoppeling. Het digestaat dat na het vergistingsproces overblijft, kan worden gebruikt als meststof voor de algenteelt. De gasmotor waarin het biogas verbrand wordt om stroom te produceren levert warmte en CO2 die in de algenvijvers verbruikt worden
    corecore