62 research outputs found
Curriculum vitae of the LOTOS–EUROS (v2.0) chemistry transport model
The development and application of chemistry transport models has a long tradition. Within the Netherlands the LOTOS–EUROS model has been developed by a consortium of institutes, after combining its independently developed predecessors in 2005. Recently, version 2.0 of the model was released as an open-source version. This paper presents the curriculum vitae of the model system, describing the model's history, model philosophy, basic features and a validation with EMEP stations for the new benchmark year 2012, and presents cases with the model's most recent and key developments. By setting the model developments in context and providing an outlook for directions for further development, the paper goes beyond the common model description. With an origin in ozone and sulfur modelling for the models LOTOS and EUROS, the application areas were gradually extended with persistent organic pollutants, reactive nitrogen, and primary and secondary particulate matter. After the combination of the models to LOTOS–EUROS in 2005, the model was further developed to include new source parametrizations (e.g. road resuspension, desert dust, wildfires), applied for operational smog forecasts in the Netherlands and Europe, and has been used for emission scenarios, source apportionment, and long-term hindcast and climate change scenarios. LOTOS–EUROS has been a front-runner in data assimilation of ground-based and satellite observations and has participated in many model intercomparison studies. The model is no longer confined to applications over Europe but is also applied to other regions of the world, e.g. China. The increasing interaction with emission experts has also contributed to the improvement of the model's performance. The philosophy for model development has always been to use knowledge that is state of the art and proven, to keep a good balance in the level of detail of process description and accuracy of input and output, and to keep a good record on the effect of model changes using benchmarking and validation. The performance of v2.0 with respect to EMEP observations is good, with spatial correlations around 0.8 or higher for concentrations and wet deposition. Temporal correlations are around 0.5 or higher. Recent innovative applications include source apportionment and data assimilation, particle number modelling, and energy transition scenarios including corresponding land use changes as well as Saharan dust forecasting. Future developments would enable more flexibility with respect to model horizontal and vertical resolution and further detailing of model input data. This includes the use of different sources of land use characterization (roughness length and vegetation), detailing of emissions in space and time, and efficient coupling to meteorology from different meteorological models
ECLAIRE third periodic report
The ÉCLAIRE project (Effects of Climate Change on Air Pollution Impacts and Response Strategies for European Ecosystems) is a four year (2011-2015) project funded by the EU's Seventh Framework Programme for Research and Technological Development (FP7)
Exploring biogenic nitrogen emissions
Het RIVM heeft in kaart gebracht wat de ‘biogene stikstofemissie’ naar de lucht in Nederland is. Biogene emissie betekent de uitstoot van stoffen uit biologische bronnen. Dat wil zeggen bronnen met een natuurlijke oorsprong, die niet door menselijk handelen zijn veroorzaakt. Er zijn meerdere biogene bronnen met een natuurlijke oorsprong. In dit onderzoek gaat het om de uitstoot van stikstof uit natuurbodems, zoals bos en heide, en via de uitwerpselen van in de natuur levende dieren. Het RIVM heeft een inschatting gemaakt van hoeveel ammoniak door deze dieren wordt uitgestoten; de vorm van stikstof die dieren uitscheiden. In totaal komt dat voor vogels en zoogdieren uit op 1,9 kiloton ammoniak, met een bandbreedte van 1,3 tot 2,5 kiloton. Dit is 1,5 procent van de totale uitstoot van ammoniak. Dit onderzoek is nu voor het eerst in Nederland gedaan. De uitstoot van stikstofoxiden uit natuurbodems wordt al geregistreerd in de Emissieregistratie. De resultaten van onderliggend onderzoek hebben geen direct effect op de berekende stikstofniveaus (depositie) in Nederland. De extra bijdrage uit biogene bronnen wordt namelijk indirect verwerkt in de berekeningen. De aanleiding voor dit onderzoek is een vraag uit de Tweede Kamer om meer duidelijkheid te krijgen hoe de biogene uitstoot zich verhoudt tot de uitstoot via menselijke bronnen,zoals veeteelt. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft het RIVM er de opdracht voor gegeven.RIVM has identified and analysed the biogenic emission of nitrogen to the air in the Netherlands. Biogenic emissions are emissions of substances from biological sources, that is, that are not caused by human activity. There are various biogenic sources of natural origins. This research examines the emission of nitrogen of natural origins from natural soils (such as forest and moorland) and the faeces of animals living in nature areas. RIVM has estimated how much ammonia, the form of nitrogen excreted by these animals. For birds and mammals, this amounts to a total of 1.9 ktonne, with a bandwidth of 1.3 to 2.5 ktonne, of ammonia and is 1.5% of the total emission of ammonia. This is the first time that such an estimate has been made for the Netherlands. The emission of nitrogen oxides from natural soils is already registered in the Netherlands Pollutant Emission Register. The results of this research have no direct effect on the calculated nitrogenlevels (deposition) in the Netherlands, The additional contribution from biogenic sources is already taken into account in the calculations in an indirect way. The reason for this study was a request from the House of Representatives of the Netherlands for more clarity on how biogenic emissions relate to those due to human activities (such as livestock farming). The Ministry of Agriculture, Nature & Food Quality (LNV) commissioned RIVM to carry out the study.Ministerie van LN
Verkenning Biogene Stikstofemissies
Het RIVM heeft in kaart gebracht wat de ‘biogene stikstofemissie’ naar de lucht in Nederland is. Biogene emissie betekent de uitstoot van stoffen uit biologische bronnen. Dat wil zeggen bronnen met een natuurlijke oorsprong, die niet door menselijk handelen zijn veroorzaakt. Er zijn meerdere biogene bronnen met een natuurlijke oorsprong. In dit onderzoek gaat het om de uitstoot van stikstof uit natuurbodems, zoals bos en heide, en via de uitwerpselen van in de natuur levende dieren. Het RIVM heeft een inschatting gemaakt van hoeveel ammoniak door deze dieren wordt uitgestoten; de vorm van stikstof die dieren uitscheiden. In totaal komt dat voor vogels en zoogdieren uit op 1,9 kiloton ammoniak, met een bandbreedte van 1,3 tot 2,5 kiloton. Dit is 1,5 procent van de totale uitstoot van ammoniak. Dit onderzoek is nu voor het eerst in Nederland gedaan. De uitstoot van stikstofoxiden uit natuurbodems wordt al geregistreerd in de Emissieregistratie. De resultaten van onderliggend onderzoek hebben geen direct effect op de berekende stikstofniveaus (depositie) in Nederland. De extra bijdrage uit biogene bronnen wordt namelijk indirect verwerkt in de berekeningen. De aanleiding voor dit onderzoek is een vraag uit de Tweede Kamer om meer duidelijkheid te krijgen hoe de biogene uitstoot zich verhoudt tot de uitstoot via menselijke bronnen,zoals veeteelt. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft het RIVM er de opdracht voor gegeven
The effects of extinction in the treatment of sleep problems with a child with a physical disability
Item does not contain fulltext6 p
Implementatie van een datafusie methode om de concentratie en droge depositie van ammoniak in Nederland te bepalen
Methode om de concentratie en droge depositie van ammoniak vast te stellen is verder verfijnd Het RIVM heeft de methode om de concentratie en 'droge depositie' van ammoniak in Nederland vast te stellen verder verfijnd. De concentratie is de hoeveelheid ammoniak die in de lucht zit. De droge depositie is de hoeveelheid ammoniak die bij droog weer vanuit de lucht op de bodem terechtkomt. Met de verfijnde methode komen de gemeten en berekende ammoniakconcentraties nog beter overeen. De methode De nieuwe methode is een nabewerking op de berekende concentratie en droge depositie van ammoniak. Lokaal kan de verhouding tussen berekende en gemeten ammoniakconcentraties verschillen. De nieuwe methode houdt hier beter rekening mee dan voorheen en past de berekende waarden aan de lokale situatie aan. De eerdere methode gebruikte hiervoor een vaste, landelijke factor. De lokale aanpassing is nu mogelijk, omdat er in de afgelopen jaren veel meetpunten zijn bijgekomen in het Meetnet ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Beter inzicht Met de nieuwe methode zijn lokale verschillen tussen de gemeten en berekende ammoniakconcentraties kleiner. De berekende concentratie en droge depositie met de nieuwe methode zijn hoger in het (zuid)westen van Nederland. In het oosten van Nederland zijn die juist lager. De gemiddelde concentratie en droge depositie van ammoniak over heel Nederland blijft vrijwel hetzelfde.Method for determining the concentration and dry deposition of ammonia further refined RIVM has further refined the method to assess the concentration and dry deposition of ammonia in the Netherlands. Concentration is the amount of ammonia that is in the air. Dry deposition is the amount of ammonia that gets down from the air to the surface in dry weather. With the refined method, the measured and calculated ammonia concentrations correspond better. The method The new method is a post-processing on the calculated concentration and dry deposition of ammonia. The ratio between calculated and measured ammonia concentrations may differ locally. The new method takes into account these local differences better than before and adapts the calculated values to the local situation. The earlier method used a fixed, national factor for this. The local adjustments are now possible, because many measurement points have been added to the Measuring Ammonia in Nature network (MAN) in recent years. Better insight With the new method, differences between the measured and calculated ammonia concentrations are smaller. The calculated concentration and dry deposition are higher in the (south)west of the Netherlands with the new method. In the east of the Netherlands they are lower. The average concentration and dry deposition of ammonia in the Netherlands remain virtually the same
PAS Nitrogen Monitoring Report 2018
Het RIVM rapporteert over de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan in Nederlandse Natura 2000-gebieden. Dit is onderdeel van de monitoring van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De doelen van het PAS zijn: minder stikstof, sterkere natuur en economische ontwikkeling. De uitstoot van stikstof is de basis om te berekenen hoeveel ervan neerslaat op de bodem en de planten (stikstofdepositie). Uit deze monitoringsrapportage blijkt dat van 2014 tot en met 2017 de jaarlijkse uitstoot van stikstofoxiden met 13 kiloton is gedaald (4 procent). Stikstofoxide is de vorm van stikstof die vooral van verkeer en industrie afkomt. De jaarlijkse uitstoot van ammoniak, waarvan landbouw de belangrijkste bron is, is met 4 kiloton gestegen (3 procent). Het RIVM maakt voor het PAS ook prognoses van de hoeveelheid stikstof die in 2020 en 2030 op de bodem van Natura 2000-gebieden neerslaat. In de huidige prognose daalt de depositie. Hierbij is ervan uitgegaan dat de uitstoot van stikstofoxiden stijgt, en van ammoniak daalt. Als de ontwikkelingen in de gerapporteerde uitstoot tot 2017 echter doorzetten, is de hoeveelheid stikstofoxiden in de prognoses te hoog ingeschat en die van ammoniak te laag. Vanwege deze ontwikkelingen is het onzeker of de verwachte depositiedaling overal gaat worden gehaald. De afgelopen jaren is een verschil te zien tussen de uitstoot en de gemeten concentratie van ammoniak in de lucht. Dit komt grotendeels doordat er minder vervuilende stoffen in de lucht zitten. Ammoniak verbindt zich daardoor minder met deze stoffen en blijft langer in de lucht achter. Door dit inzicht is het verschil beter te begrijpen, maar het is geen reden om depositiecijfers aan te passen. Verder wordt de feitelijke uitstoot uit de landbouw nader onderzocht. Dit kan nauwkeurigere gegevens over de uitstoot en prognoses opleveren. Het aantal nieuwe aanvragen voor economische activiteiten die binnen het PAS kunnen plaatsvinden, neemt af. Dat komt doordat op diverse plekken de beschikbare ruimte voor economische ontwikkeling al is benut. Deze rapportage is opgesteld voordat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan over het PAS.RIVM reports on the emission of nitrogen and its deposition in the Dutch Natura 2000 areas. This is one of the elements of the monitoring stipulated in the Integrated Approach to Nitrogen (PAS). The objectives of the PAS are: less nitrogen, a robuster nature and economic development. Nitrogen emissions are used to calculate the quantities of nitrogen deposited on the soil and vegetation. This monitoring report shows that the annual emission of nitrogen oxides has decreased by 13 kilotonnes (4 per cent) from 2014 up to and including 2017. The nitrogen that originates from traffic and industry is primarily emitted in the form of nitrogen oxide. The annual emission of ammonia, the most significant source of which is agriculture, has increased by 4 kilotonnes (3 per cent). One of RIVM's tasks is to draw up prognoses for the PAS of the quantities of nitrogen that will be deposited on Natura 2000 areas in 2020 and 2030. The current prognosis forecasts a decrease in deposition. This is based on the assumption that the emission of nitrogen oxides will rise and that of ammonia will fall. However, if the developments in the emission that have been reported up to 2017 actually continue, the estimated quantity of nitrogen oxides in the prognoses is too high and that of ammonia too low. Because of these developments, it is uncertain whether the expected decrease in deposition will be achieved everywhere. In recent years, there has been a difference between the trend in the emission of ammonia and the concentration measured in the air. This is largely due to the fact that there are less pollutants in the air. Ammonia therefore reacts less with these substances and remains in the air longer. This insight explains the difference to a large extent, but is no reason to adjust the deposition figures. Besides, uncertainty exists in the actual agricultural emissions. This will be investigated further. This may improve the data on emissions and yield better prognoses. The number of new requests for economic activities that can take place within the PAS are decreasing. This is because the space available for economic development at various locations has already been utilised.PAS-burea
PAS Monitoringsrapportage stikstof 2018
Het RIVM rapporteert over de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan in Nederlandse Natura 2000-gebieden. Dit is onderdeel van de monitoring van het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De doelen van het PAS zijn: minder stikstof, sterkere natuur en economische ontwikkeling. De uitstoot van stikstof is de basis om te berekenen hoeveel ervan neerslaat op de bodem en de planten (stikstofdepositie). Uit deze monitoringsrapportage blijkt dat van 2014 tot en met 2017 de jaarlijkse uitstoot van stikstofoxiden met 13 kiloton is gedaald (4 procent). Stikstofoxide is de vorm van stikstof die vooral van verkeer en industrie afkomt. De jaarlijkse uitstoot van ammoniak, waarvan landbouw de belangrijkste bron is, is met 4 kiloton gestegen (3 procent). Het RIVM maakt voor het PAS ook prognoses van de hoeveelheid stikstof die in 2020 en 2030 op de bodem van Natura 2000-gebieden neerslaat. In de huidige prognose daalt de depositie. Hierbij is ervan uitgegaan dat de uitstoot van stikstofoxiden stijgt, en van ammoniak daalt. Als de ontwikkelingen in de gerapporteerde uitstoot tot 2017 echter doorzetten, is de hoeveelheid stikstofoxiden in de prognoses te hoog ingeschat en die van ammoniak te laag. Vanwege deze ontwikkelingen is het onzeker of de verwachte depositiedaling overal gaat worden gehaald. De afgelopen jaren is een verschil te zien tussen de uitstoot en de gemeten concentratie van ammoniak in de lucht. Dit komt grotendeels doordat er minder vervuilende stoffen in de lucht zitten. Ammoniak verbindt zich daardoor minder met deze stoffen en blijft langer in de lucht achter. Door dit inzicht is het verschil beter te begrijpen, maar het is geen reden om depositiecijfers aan te passen. Verder wordt de feitelijke uitstoot uit de landbouw nader onderzocht. Dit kan nauwkeurigere gegevens over de uitstoot en prognoses opleveren. Het aantal nieuwe aanvragen voor economische activiteiten die binnen het PAS kunnen plaatsvinden, neemt af. Dat komt doordat op diverse plekken de beschikbare ruimte voor economische ontwikkeling al is benut. Deze rapportage is opgesteld voordat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan over het PAS
Concentraties en depositie : Trends in ammoniak en ammonium
Dit artikel geeft de laatste stand van zaken aan de hand van een analyse van metingen in regenwater en lucht in de periode 1990-2015. We beschrijven de resultaten van deze belangrijkste meetreeksen gerelateerd aan ammoniak en vervolgens geven we aan welk algemeen beeld hieruit af te leiden valt
- …