51 research outputs found

    GREENER pharmaceuticals for more sustainable healthcare

    Get PDF
    This is the final version. Available on open access from the American Chemical Society via the DOI in this record. Medicines are essential to human health but can also impact the aquatic and terrestrial environment after use by patients and release via excreta into wastewater. We highlight the need for a GREENER approach to identify and meet important environmental criteria, which will help reduce the impact of medicinal residues on the environment. These criteria include effect reduction by avoiding nontarget effects or undesirable moieties, exposure reduction via lower emissions or environmental (bio)degradability, no PBT (persistent, bioaccumulative, and toxic) substances, and risk mitigation. With all of these criteria, however, patient health is of primary importance as medicines are required to be safe and efficacious for treating diseases. We discuss the feasibility of including these criteria for green by design active pharmaceutical ingredients in the process of drug discovery and development and which tools or assays are needed to accomplish this. The integrated GREENER approach can be used to accelerate discussions about future innovations in drug discovery and development.Innovative Medicines Initiative 2 Joint Undertakin

    Oppervlaktewaternormen voor geneesmiddelen

    No full text
    Het RIVM doet een voorstel voor waterkwaliteitsnormen voor drie geneesmiddelen in oppervlaktewater. Het betreft carbamazepine (epilepsie), metoprolol (hartkwalen) en metformine (diabetes). Deze geneesmiddelen zijn de afgelopen jaren in Nederlands oppervlaktewater aangetroffen. Ze zijn opgenomen op een 'watchlist' van stoffen die de waterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. De normvoorstellen kunnen worden gebruikt om de risico's voor mens en milieu beter in te schatten en dienen als advieswaardes voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), dat verantwoordelijk is voor het vaststellen van normen. Methodologie Voor waterkwaliteitsnormen worden de effecten van een stof op vier 'routes' onderzocht: schade aan ecosystemen, doorvergiftiging naar visetende dieren, consumptie van vis door mensen en oppervlaktewater voor de drinkwaterproductie. De route met de strengste norm bepaalt de uiteindelijke norm. Verder maakt de gebruikte Kaderrichtlijn water onderscheid tussen normen voor chronische en acute blootstelling. Beschikbaarheid van gegevens Voor een ander geneesmiddel op de 'watchlist', amidotrizoinezuur (röntgencontrastmiddel), was het niet mogelijk een norm af te leiden. Het RIVM kon niet beschikken over de benodigde gegevens. Ook voor de andere geneesmiddelen werd de normafleiding beïnvloed door een gebrek aan toegang tot originele onderzoeksgegevens. Het RIVM pleit ervoor dat de geneesmiddelenfabrikanten en de toelatingsautoriteiten alle gegevens ter beschikking stellen die nodig zijn om milieukwaliteitsnormen af te leiden. Monitoring Geneesmiddelen komen hoofdzakelijk via het riool in het oppervlaktewater terecht. Meetgegevens in Nederlandse oppervlaktewateren laten zien dat de voorgestelde normen niet worden overschreden. De metingen zijn echter gedaan in grote rivieren en niet in kleinere waterlichamen, waar minder verdunning van afvalwater optreedt. Waterbeheerders verzamelen momenteel meetgegevens om na te gaan in hoeverre de voorgestelde normen in deze kleinere wateren worden overschreden.RIVM proposes water quality standards for three pharmaceuticals in surface water: carbamazepine (epilepsy), metoprolol (heart failure) and metformin (diabetes). During the past years, these pharmaceuticals have been found in surface water in the Netherlands. They were included in the so-called 'watchlist' of substances which can negatively affect water quality. The proposed quality standards can be used to better estimate possible risks for man and the environment. They serve as advisory values for the Ministry of Infrastructure and Environment, which is responsible for standard setting. Methodology For water quality standards, four exposure routes are taken into account: direct effects on ecosystems, secondary poisoning of fish-eating animals, consumption of fish by man and the abstraction of surface water for drinking water. The route with the most strict quality standard determines the final quality standard. The WFD methodology further distinguishes between standards protecting against prolonged and short-term exposure. Availability of data For another watchlist pharmaceutical, amidotrizoic acid (an X-ray contrast medium), the derivation of environmental quality standards turned out to be not possible. RIVM was not able to use the relevant data for this substance. In general, a lack of access to original study reports hampered a sound derivation of quality standards, also for the other compounds. RIVM makes a plea that pharmaceutical companies and competent authorities provide all information needed to derive environmental quality standards for pharmaceuticals. Monitoring Pharmaceuticals enter the environment through sewage. Monitoring data in surface waters in the Netherlands show that the proposed quality standards are not exceeded. However, these monitoring data concern large rivers and not the smaller water bodies with a lower dilution of the sewage effluent. At this moment, water boards are collecting monitoring data to assess if the proposed water quality standards are exceeded in these smaller water bodies. This research was conducted by order of the Ministry of Infrastructure and Environment.Ministerie van I&

    Milieurisicogrenzen voor hexachloorbenzeen en hexachloorbutadieen in water

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen bepaald voor hexachloorbenzeen (HCB) en hexachloorbutadieen (HCBD) in water. HCB en HCBD worden binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geclassificeerd als prioritair gevaarlijke stoffen. De milieurisicogrenzen voor HCB en HCBD in water zijn afgeleid met gebruik van de gegevens uit eerder Europese evaluaties, gecombineerd met een nieuwe evaluatie van gegevens over opname in biota. Bij het afleiden van chronische milieurisicogrenzen voor water volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden drie beschermingsdoelen in beschouwing genomen: directe ecotoxiciteit voor waterorganismen, blootstelling van mensen via het eten van vis of schaaldieren en blootstelling van vogels en zoogdieren via het eten van dieren/prooi (doorvergiftiging). Door de hoge mate van bioconcentratie van HCB en HCBD zijn deze laatste twee routes het meest kritisch om de uiteindelijke milieurisicogrens te bepalen. De Europese Commissie heeft maximale concentraties in biota voor HCB en HCBD afgeleid, maar in Nederland bestaat bij de betrokken ministeries een voorkeur voor milieurisicogrenzen gebaseerd op waterconcentraties. De Commissie staat deze mogelijkheid toe, mits de risicogrenzen in water hetzelfde beschermingsniveau garanderen. De redenering achter en basis voor het gebruik van deze methode en de wetenschappelijke onderbouwing van de milieurisicogrenzen voor water moeten dan genotificeerd worden aan de Commissie en andere lidstaten. Het huidige rapport biedt de wetenschappelijke basis voor deze notificatie.RIVM has derived environmental risk limits (ERLs) for hexachlorobenzene and hexachlorobutadiene (HCB and HCBD) in water. HCB and HCBD are classified as priority hazardous substances under the European Water Framework Directive. ERLs are proposed for HCB and HCBD in the water column using the data from previous European evaluations combined with a new evaluation of the bioaccumulation data. Within the WFD, quality standards for chronic exposure in surface water are derived based on three protection goals: direct ecotoxicity to aquatic organisms, exposure of humans through consumption of fishery products, and exposure of predatory birds and mammals through feeding on other animals/prey. Because of the high bioconcentration potential of HCB and HCBD, the latter two are most critical and determine the final quality standard. The European Commission has set maximum concentrations in biota for HCB and HCBD based on these two critical protection goals, but in the Netherlands regulators have a preference for quality standards based on water concentrations. The Commission offers this possibility, provided that the water quality standards ensure the same level of protection. The reasons and basis for using this approach, and the scientific underpinning of the alternative standards for water should then be notified to the Commission and other Member States. The present report provides the scientific basis for such a notification.Directoraat-Generaal Milieubehee

    Milieurisicogrenzen voor 2,4-dichloorfenol

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen voor zoet en zout oppervlaktewater afgeleid voor monochloorfenolen, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol. Deze dienen als advieswaarden voor de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen. De stuurgroep stelt de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen vast. Milieurisicogrenzen zijn maximale concentraties van een stof in het milieu om mens en ecosysteem op verschillende niveaus te beschermen tegen nadelige effecten. Nederland onderscheidt hierbij vier milieurisicogrenzen: een niveau waarbij het risico verwaarloosbaar wordt geacht (VR), een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (maximaal toelaatbaar risiconiveau, MTR), de maximaal aanvaardbare concentratie voor ecosystemen, specifiek voor kortdurende blootstelling (MACeco) en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen zijn te verwachten (EReco). De nu afgeleide milieurisicogrenzen lijken op basis van een eerste vergelijking met monitoringsgegevens niet te worden overschreden. Het RIVM heeft de afleiding en selectie van de milieurisicogrenzen uitgevoerd volgens de methodiek die is voorgeschreven door de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierbij is zowel rekening gehouden met mogelijke risico's voor de mens als met eventuele effecten op het ecosysteem. Omdat de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen worden vastgesteld door de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen, zijn de milieurisicogrenzen zoals afgeleid in dit rapport voorlopige waarden zonder officiele status. Dit rapport is onderdeel van een serie. De milieurisicogrenzen voor 2-, 3- en 4-chloorfenol, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol en voor trichloorfenolen zijn in afzonderlijke rapporten opgenomen.The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has derived Environmental Risk Limits (ERLs) for 2-, 3- and 4-monochlorophenol, 4-chloro-3-methylphenol and aminochlorophenol in fresh and marine surface waters. The ERLs represent environmental concentrations of a substance offering different levels of protection to man and ecosystems. They serve as advisory values for the Dutch Steering Committee for Substances, which is appointed to set the final environmental quality standard. Four different ERLs are distinguished in the Netherlands: a concentration at which effects are considered negligible (NC); a concentration at which no harmful effects are to be expected (maximum permissible concentration, MPC); a maximum acceptable concentration for ecosystems specifically for short-term exposure (MACeco), and a concentration at which possible serious effects are to be expected (serious risk concentration, SRCeco). Based on a preliminary screening of monitoring data, there is no indication that any of the newly derived ERLs is exceeded. RIVM used the methodology as required by the European Water Framework Directive for derivation and selection of the ERLs. Potential risks for humans as well as effects on the aquatic ecosystem are taken into account. The environmental quality standards are to be set by the Steering Committee for Substances. The ERLs as presented in this report are thus preliminary values that do not have an official status. This report is part of a series. The ERLs for 2-, 3-, and 4-chlorophenol, 4-chloro-methylphenol and aminochlorophenol and for trichlorophenols are reported separately.VRO

    Milieurisicogrenzen voor trichloorfenolen

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen voor zoet en zout oppervlaktewater afgeleid voor trichloorfenolen. Deze dienen als advieswaarden voor de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen. De stuurgroep stelt de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen vast. Milieurisicogrenzen zijn maximale concentraties van een stof in het milieu om mens en ecosysteem op verschillende niveaus te beschermen tegen nadelige effecten. Nederland onderscheidt hierbij vier milieurisicogrenzen: een niveau waarbij het risico verwaarloosbaar wordt geacht (VR), een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (maximaal toelaatbaar risiconiveau, MTR), de maximaal aanvaardbare concentratie voor ecosystemen, specifiek voor kortdurende blootstelling (MACeco) en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen zijn te verwachten (EReco). De nu afgeleide milieurisicogrenzen lijken op basis van een eerste vergelijking met monitoringsgegevens niet te worden overschreden. Het RIVM heeft de afleiding en selectie van de milieurisicogrenzen uitgevoerd volgens de methodiek die is voorgeschreven door de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierbij is zowel rekening gehouden met mogelijke risico's voor de mens als met eventuele effecten op het ecosysteem. Omdat de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen worden vastgesteld door de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen, zijn de milieurisicogrenzen zoals afgeleid in dit rapport voorlopige waarden zonder officiele status. Dit rapport is onderdeel van een serie. De milieurisicogrenzen voor 2,4-dichloorfenol en monochloorfenolen, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol zijn in afzonderlijke rapporten opgenomen.The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has derived environmental risk limits (ERLs) for six trichlorophenols in fresh and marine surface waters. The ERLs represent environmental concentrations of a substance offering different levels of protection to man and ecosystems. They serve as advisory values for the Dutch Steering Committee for Substances, which is appointed to set the final environmental quality standard. Four different ERLs are distinguished in the Netherlands: a concentration at which effects are considered negligible (NC); a concentration at which no harmful effects are to be expected (maximum permissible concentration, MPC); a maximum acceptable concentration for ecosystems specifically for short-term exposure (MACeco), and a concentration at which possible serious effects are to be expected (serious risk concentration, SRCeco). Based on a preliminary screening of monitoring data, there is no indication that any of the newly derived ERLs is exceeded. RIVM used the methodology as required by the European Water Framework Directive for derivation and selection of the ERLs. Potential risks for humans as well as effects on the aquatic ecosystem are taken into account. The environmental quality standards are to be set by the Steering Committee for Substances. The ERLs as presented in this report are thus preliminary values that do not have an official status. This report is part of a series. ERLs for 2,4-dichlorophenol and a series of monochlorophenols are reported separately.VRO

    Milieurisicogrenzen voor monochloorfenolen, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen voor zoet en zout oppervlaktewater afgeleid voor monochloorfenolen, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol. Deze dienen als advieswaarden voor de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen. De stuurgroep stelt de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen vast. Milieurisicogrenzen zijn maximale concentraties van een stof in het milieu om mens en ecosysteem op verschillende niveaus te beschermen tegen nadelige effecten. Nederland onderscheidt hierbij vier milieurisicogrenzen: een niveau waarbij het risico verwaarloosbaar wordt geacht (VR), een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (maximaal toelaatbaar risiconiveau, MTR), de maximaal aanvaardbare concentratie voor ecosystemen, specifiek voor kortdurende blootstelling (MACeco) en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen zijn te verwachten (EReco). De nu afgeleide milieurisicogrenzen lijken op basis van een eerste vergelijking met monitoringsgegevens niet te worden overschreden. Het RIVM heeft de afleiding en selectie van de milieurisicogrenzen uitgevoerd volgens de methodiek die is voorgeschreven door de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierbij is zowel rekening gehouden met mogelijke risico's voor de mens als met eventuele effecten op het ecosysteem. Omdat de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen worden vastgesteld door de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen, zijn de milieurisicogrenzen zoals afgeleid in dit rapport voorlopige waarden zonder officiele status. Dit rapport is onderdeel van een serie. De milieurisicogrenzen voor 2,4-dichloorfenol en trichloorfenolen zijn in afzonderlijke rapporten opgenomen.The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) has derived Environmental Risk Limits (ERLs) for 2-, 3- and 4-monochlorophenol, 4-chloro-3-methylphenol and aminochlorophenol in fresh and marine surface waters. The ERLs represent environmental concentrations of a substance offering different levels of protection to man and ecosystems. They serve as advisory values for the Dutch Steering Committee for Substances, which is appointed to set the final environmental quality standard. Four different ERLs are distinguished in the Netherlands: a concentration at which effects are considered negligible (NC); a concentration at which no harmful effects are to be expected (maximum permissible concentration, MPC); a maximum acceptable concentration for ecosystems specifically for short-term exposure (MACeco), and a concentration at which possible serious effects are to be expected (serious risk concentration, SRCeco). Based on a preliminary screening of monitoring data, there is no indication that any of the newly derived ERLs is exceeded. RIVM used the methodology as required by the European Water Framework Directive for derivation and selection of the ERLs. Potential risks for humans as well as effects on the aquatic ecosystem are taken into account. The environmental quality standards are to be set by the Steering Committee for Substances. The ERLs as presented in this report are thus preliminary values that do not have an official status. This report is part of a series. ERLs for 2,4-dichlorophenol and trichlorophenols are reported separately.VRO

    Environmental risk limits for monochlorophenols, 4-chloro-3-methylphenol and aminochlorophenol

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen voor zoet en zout oppervlaktewater afgeleid voor monochloorfenolen, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol. Deze dienen als advieswaarden voor de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen. De stuurgroep stelt de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen vast. Milieurisicogrenzen zijn maximale concentraties van een stof in het milieu om mens en ecosysteem op verschillende niveaus te beschermen tegen nadelige effecten. Nederland onderscheidt hierbij vier milieurisicogrenzen: een niveau waarbij het risico verwaarloosbaar wordt geacht (VR), een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (maximaal toelaatbaar risiconiveau, MTR), de maximaal aanvaardbare concentratie voor ecosystemen, specifiek voor kortdurende blootstelling (MACeco) en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen zijn te verwachten (EReco). De nu afgeleide milieurisicogrenzen lijken op basis van een eerste vergelijking met monitoringsgegevens niet te worden overschreden. Het RIVM heeft de afleiding en selectie van de milieurisicogrenzen uitgevoerd volgens de methodiek die is voorgeschreven door de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierbij is zowel rekening gehouden met mogelijke risico's voor de mens als met eventuele effecten op het ecosysteem. Omdat de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen worden vastgesteld door de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen, zijn de milieurisicogrenzen zoals afgeleid in dit rapport voorlopige waarden zonder officiele status. Dit rapport is onderdeel van een serie. De milieurisicogrenzen voor 2,4-dichloorfenol en trichloorfenolen zijn in afzonderlijke rapporten opgenomen

    Environmental risk limits for 2,4-dichlorophenol

    No full text
    Het RIVM heeft milieurisicogrenzen voor zoet en zout oppervlaktewater afgeleid voor monochloorfenolen, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol. Deze dienen als advieswaarden voor de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen. De stuurgroep stelt de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen vast. Milieurisicogrenzen zijn maximale concentraties van een stof in het milieu om mens en ecosysteem op verschillende niveaus te beschermen tegen nadelige effecten. Nederland onderscheidt hierbij vier milieurisicogrenzen: een niveau waarbij het risico verwaarloosbaar wordt geacht (VR), een niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten (maximaal toelaatbaar risiconiveau, MTR), de maximaal aanvaardbare concentratie voor ecosystemen, specifiek voor kortdurende blootstelling (MACeco) en een niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen zijn te verwachten (EReco). De nu afgeleide milieurisicogrenzen lijken op basis van een eerste vergelijking met monitoringsgegevens niet te worden overschreden. Het RIVM heeft de afleiding en selectie van de milieurisicogrenzen uitgevoerd volgens de methodiek die is voorgeschreven door de Europese Kaderrichtlijn Water. Hierbij is zowel rekening gehouden met mogelijke risico's voor de mens als met eventuele effecten op het ecosysteem. Omdat de uiteindelijke milieukwaliteitsnormen worden vastgesteld door de Nederlandse Interdepartementale Stuurgroep Stoffen, zijn de milieurisicogrenzen zoals afgeleid in dit rapport voorlopige waarden zonder officiele status. Dit rapport is onderdeel van een serie. De milieurisicogrenzen voor 2-, 3- en 4-chloorfenol, 4-chloor-3-methylfenol en aminochloorfenol en voor trichloorfenolen zijn in afzonderlijke rapporten opgenomen

    Milieurisicogrenzen voor zilver : Een voorstel voor waterkwaliteitsnormen volgens de Kaderrichtlijn Water

    No full text
    Contains Appendix with Detailed ecotoxicity data. The data are included with hard copies of the report as a CD. With digital versions, the data are included as a separate pdf file ( http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601714023_appendix.pdf 225 Kb). Since 2012-11-09 pdf includes appendix 2: detailed ecotoxicity data.Het RIVM heeft, in opdacht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M), milieurisicogrenzen voor zilver in water bepaald. Dit was nodig omdat de huidige norm voor zilver voor waterkwaliteit niet is afgeleid volgens de meest recente methodiek. Op basis van de nu voorgestelde milieurisicogrenzen stelt de Stuurgroep Stoffen nieuwe normen vast. De voorgestelde risicogrenzen gelden niet specifiek voor nanozilver, maar voor alle vormen van zilver die in water zijn opgelost (als ionen). Betere analysetechnieken voor zilver in water nodig: De risicogrens voor langdurige blootstelling is de Maximaal Toelaatbare Toevoeging (MTT). Dit is de concentratie in water waarbij, gebaseerd op jaargemiddelde concentraties, geen schadelijke effecten te verwachten zijn. Momenteel kan niet worden bepaald of de MTT voor zilver wordt overschreden. Dat komt doordat deze waarde lager blijkt te zijn dan de limiet waarop zilver in water kan worden gemeten. Aanbevolen wordt de analysetechniek voor zilver te verbeteren om dit wel mogelijk te maken. Drie routes onderzocht: Voor de MTT zijn drie routes onderzocht: directe effecten op waterorganismen, effecten op vogels en zoogdieren via het eten van prooidieren, en effecten op mensen via het eten van vis. De eerste van de drie levert de laagste waarde en bepaalt daarmee de MTT. Voor zoetwater resulteert dit in een MTT van 10 nanogram per liter. Voor zoutwater hangt de MTT af van het zoutgehalte van het zeewater; hoe hoger het zoutgehalte, hoe minder zilver door dieren wordt opgenomen. Voor Noordzeewater met een zoutgehalte van 34 promille is de MTT 83 nanogram per liter. Toepassingen van zilver: Zilver kent veel toepassingen, zoals in de tandheelkunde, fotografie en in sieraden. Met de komst van digitale fotografie is het gebruik van regulier zilver afgenomen. Daar staat tegenover dat het gebruik van zilver in de vorm van nanodeeltjes is toegenomen. Nanozilver heeft een antibacteriële werking en wordt als zodanig onder andere in kleding verwerkt. Vanaf 2012-11-09 bevat de pdf ook appendix 2: detailed ecotoxicity data.RIVM has derived environmental risk limits (ERLs) for silver in water. New ERLs are needed because the current standards have not been derived according to the current valid methodology. The ERLs in this report are advisory values that serve as a scientific background for the Dutch Steering Committee for Substances, which is responsible for setting those standards. The ERLs proposed in this report are not specifically intended for nanosilver, but for all forms of dissolved silver (in ionic form). Better analytical techniques necessary for silver in water: For silver, the most used ERL is the Maximum Permissible Addition (MPA). At this concentration harmful effects are not expected for water, based on an annual average concentration. At the moment, it cannot be determined if the MPA is exceeded in the field, since the MPA is lower than the current detection level for silver in the environment. Improving analytical techniques is recommended. Based on three routes: The MPA is based on three routes: direct ecotoxicity to water organisms, effects on birds and mammals through feeding on prey, and effects on humans through consumption of fish. Direct ecotoxicity is the most critical of these three routes and determines the overall MPA. For freshwater this results in an MPA of 10 nanogram per liter. For salt water the MPA depends on the salinity; with a higher salinity less silver is taken up by animals. For North Sea water with a salinity of 34 per mill, the MPA is 81 nanogram per liter. Uses of silver: Silver has many uses, for example in dentistry, photography and jewelry. With the development of digital photography, use of silver has decreased. The use of silver in the form of nanosilver has increased, however. Nanosilver has an antibacterial effect and is, for instance, being used in clothing. Since 2012-11-09 pdf includes appendix 2: toxicity data.Ministerie van Infrastructuur en Milie
    corecore