474 research outputs found
Design of lightweigh electric vehicles
The design and manufacture of lightweight electric vehicles is becoming increasingly important with the rising cost of petrol, and the effects emissions from petrol powered vehicles are having on our environment. The University of
Waikato and HybridAuto's Ultracommuter electric vehicle was designed, manufactured, and tested. The vehicle has been driven over 1800km with only a small reliability issue, indicating that the Ultracommuter was well designed and could potentially be manufactured as a solution to ongoing transportation issues.
The use of titanium aluminide components in the automotive industry was researched. While it only has half the density of alloy steel, titanium aluminides have the same strength and stiffness as steel, along with good corrosion resistance, making them suitable as a lightweight replacement for steel components. Automotive applications identified that could benefit from the use of TiAl include brake callipers, brake rotors and electric motor components
The emergence of battery electric vehicles: A NZ manufacturing opportunity?
Personal passenger transport faces several challenges in the coming decades: depletion of cheap oil reserves, increasing congestion, localised pollution, the need for reduced carbon emissions and the long term goal of sustainability. One way of solving some of these problems could be to introduce comfortable, energy efficient, battery electric vehicles.
Currently, hybrid vehicles have been presented as a means to reducing the transportation related oil demand. New developments in materials and technologies have made them, cleaner and safer as well as more fuel efficient. However, hybrids will only prolong the use of oil until alternatively fuelled vehicles are developed.
One long term alternative is the battery electric vehicle (BEV). A BEV designed to be light, aerodynamic with high efficiency drive train and latest battery technology would have a performance comparable to a typical internal combustion engine vehicle (ICEV). Recent developments in virtual engineering, rapid prototyping and advanced manufacturing might enable low-cost development of niche market BEV’s designed and built in New Zealand for export markets.
This work examines the collaborative development of a twin seat BEV using new materials and latest technologies by the University of Waikato’s Engineering Department and a group of NZ and foreign companies. The car will be used to research the potential of BEVs and will also compete in the Commuter Class of the World Solar Challenge in 2007
Do two rights fix a wrong? A study of employee and organizational responses to abusive supervision in New Zealand
Organizational justice theories suggest that employees who are abused by their supervisor are likely to respond with lower job and personal outcomes. However, an under-explored area has been the influence of support perceptions. The present study suggests that perceived supervisor support (PSS) and perceived organizational support (POS) may moderate the influence of abusive supervision, and this was tested with three-way interactions. Data was collected from two samples: (1) 100 blue-collar workers in construction and (2) 218 random Maori employees from a variety of industries and professions. Structural equation modeling confirmed the unique constructs of the study measures towards abusive supervision and PSS and POS. Direct effects showed abusive supervision was significant and negative in both samples towards life satisfaction, job satisfaction, and organizational-based self-esteem (OBSE), and significant and positive in both samples towards turnover intentions, anxiety, depression, and insomnia. The results indicated that abusive supervision accounted for large amounts of variance towards all outcomes, with the exception of life satisfaction in study two (7%), and insomnia (8% in study one, and 4% in study two), ranging from 13%-32% variance. Significant three-way interactions were found for all outcomes except turnover intentions and insomnia. The three-way interaction towards life satisfaction in study one indicated that under abusive supervision, respondents with high PSS and high POS experienced the greatest levels of life satisfaction. Similar relationships were found toward depression (study one and two) and anxiety (study one), showing that respondents who experienced high abusive supervision, high PSS, and high POS had the lowest levels of negative mental health outcomes amongst all abused respondents. This suggested a potentially cumulative effect of multiple sources of support. Furthermore, towards job satisfaction in study two, findings show respondents with high abusive supervision and high POS reported the highest job satisfaction, irrespective of levels of PSS. A similar relationship was found toward OBSE in study two, suggesting that of the support variables examined, POS may have greater effect on outcomes, thereby supporting research of Dawley, Andrews and Bucklew (2008) who found POS to be the best predictor of organizational outcomes. Overall, this paper supports the notion that perceptions of support may moderate the influence of abusive supervision perceptions on employee’s work and personal outcomes. The findings show that while abusive supervision can play a dominant role on outcomes, this can be somewhat nullified by greater support from the organization. This has strong implications for firms dealing with problem supervisors, signaling the importance of establishing POS, and emphasizing that creating a supportive organization may be the first step to enabling employees to develop positive work and individual outcomes
Algorithms for graphs of small treewidth
Veel problemen uit de praktijk kunnen worden gemodelleerd als optimaliserings- of beslis-singsproblemen
op grafen. Denk bijvoorbeeld aan het probleem waarbij een koerier een
aantal pakketjes moet afleveren op verschillende adressen in het land. De manager van de
koerier wil dat hij een zo kort mogelijke route aflegt die begint en eindigt bij het koeriers-bedrijf,
en die alle adressen aandoet. Het probleem om zo n kortste route te vinden is het
zogenaamde handelsreizigersprobleem. De invoer kan worden gemodelleerd als een graaf,
waarbij elke knoop in de graaf een adres vertegenwoordigt en elke kant tussen twee knopen
de weg tussen de corresponderende adressen. Elke kant heeft een gewicht dat aangeeft hoe
lang de corresponderende weg is. Het probleem is dan om een cykel in de graaf te vinden die
alle knopen bevat en waarvoor de som van de gewichten van alle kanten in de cykel minimaal
is.
Helaas is het zo dat de meeste problemen op grafen die praktische problemen modelleren
lastig zijn in die zin, dat er waarschijnlijk geen effici¨ ente algoritmen zijn die deze problemen
oplossen. Formeel gezegd zijn deze problemen NP-lastig. Het handelsreizigersprobleem is
een voorbeeld hiervan. Een manier om hiermee om te gaan is om te kijken of er in het
probleem uit de praktijk een structuur zit die maakt dat het probleem effici¨ enter is op te
lossen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat het gegeven probleem in het algemeen lastig is, maar
dat de grafen die in de praktijk voorkomen een dusdanige structuur hebben dat er wel een
effici¨ ent algoritme voor het probleem bestaat.
Een voorbeeld van een prettige graafstructuur is de boomstructuur: het blijkt dat veel
graafproblemen die in het algemeen lastig zijn, een effici¨ ent algoritme hebben wanneer de
graaf een boom is. Helaas is de boomstructuur erg beperkt: er zijn maar weinig praktische
problemen die kunnen worden gemodelleerd als problemen op bomen. In dit proefschrift kij-ken
we daarom naar een generalisatie van deze structuur, en dat is de boomachtige structuur:
we kijken naar grafen met boombreedte hooguit k of padbreedte hooguit k, waarbij k een
positief geheel getal is.
Intu¨itief gezien geeft de boombreedte van een graaf de mate aan waarin de graaf op een
boom lijkt: hoe groter de gelijkenis, hoe kleiner de boombreedte. Met een graaf van boom-breedte
k kan een boom worden geassocieerd waarbij elke knoop van de boom correspondeert
met een deelgraaf van de graaf op een zodanige manier dat
elke knoop en elke kant van de graaf in tenminste een knoop van de boom voorkomt, en
voor elke knoop v in de graaf geldt dat de knopen in de boom die v bevatten een verbonden
deelboom vormen.
Zo n boom bestaande uit deelgrafen wordt een boomdecompositie van de graaf genoemd.
De breedte van de boomdecompositie is het maximaal aantal knopen van de graaf dat in ´ e´ en
233?Samenvatting
knoop van de boomdecompositie voorkomt, min ´ e´ en. De boombreedte van een graaf is de
minimale breedte over alle boomdecomposities van de graaf (een boom heeft boombreedte
´ e´ en). Een paddecompositie van een graaf is een boomdecompositie die de vorm heeft van
een pad. De padbreedte van een graaf is de minimale breedte over alle paddecomposities van
de graaf. Dus de boombreedte van een graaf is altijd ten hoogste gelijk aan z n padbreedte.
Voor veel problemen zoals het handelsreizigersprobleem is er een effici¨ ent algoritme op
grafen met kleine boombreedte. Het blijkt dat er veel praktische graafproblemen zijn waar-voor
de invoergraaf een kleine boombreedte heeft. Bij al deze problemen helpt dit gegeven
bij het vinden van een effici¨ enter algoritme. Deze algoritmen maken meestal gebruik van
een boomdecompositie van de graaf met kleine breedte. Daarom is het nodig om eerst zo n
boomdecompositie van de graaf te vinden. Hiervoor zijn effici¨ ente algoritmen beschikbaar,
zowel sequentieel als parallel.
Helaas is het zo dat veel algoritmen op grafen met een kleine boombreedte alleen in
theorie efficient zijn: de looptijd van de algoritmen is vaak exponentieel in de boombreedte
van de graaf. Dit geldt bijvoorbeeld voor de algoritmen voor het vinden van een boom- of
paddecompositie van breedte hooguit k van een graaf, waarbij k constant is.
Het doel van dit proefschrift is om effici¨ ente sequenti¨ ele en parallelle algoritmen te ont-werpen
voor problemen op grafen met een kleine boom- of padbreedte. Het doel is om
algoritmen te ontwerpen die niet alleen theoretisch effici¨ ent zijn, maar die ook in praktische
toepassingen effici¨ ent kunnen zijn.
Het proefschrift is als volgt georganiseerd. Hoofdstuk 1 geeft een inleiding. In hoofd-stuk
2 worden formele definities van boom- en padbreedte gegeven, en wordt een aantal ei-genschappen
en bekende resultaten over grafen met een kleine boom- en padbreedte gegeven.
Verder worden definities gegeven die worden gebruikt in de rest van het proefschrift.
In hoofdstuk 3 geven we een volledige karakterisatie van grafen met padbreedte twee.
Deze karakterisatie wordt vervolgens gebruikt voor een effici¨ ent sequentieel algoritme dat
beslist of een graaf padbreedte ten hoogste twee heeft en, als dat zo is, een paddecompositie
van minimale breedte vindt. De karakterisatie wordt ook gebruikt in de algoritmen die zijn
beschreven in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 4 gaat over twee problemen welke hun oorsprong vinden in de moleculaire
biologie. In beide problemen bestaat de invoer uit een aantal copie¨ en van een DNA string
welke in fragmenten zijn opgedeeld. Voor elk paar van fragmenten is informatie beschikbaar
over de overlap tussen die twee fragmenten: ´ of we weten dat de fragmenten zeker overlappen,
´ of we weten dat ze zeker niet overlappen, ´ of we weten niets. Met behulp van deze informatie
moet de volledige overlap informatie tussen elk tweetal fragmenten worden berekend, dat wil
zeggen dat voor elk tweetal fragmenten moet worden berekend of ze wel of niet overlappen.
Dit probleem heet k-INTERVALIZING SANDWICH GRAPHS of k-ISG, waarbij k het aantal
copie¨ en is dat is gefragmenteerd. In de tweede variant is ook nog bekend dat alle fragmenten
gelijke lengte hebben. Deze variant heet k-UNIT-INTERVALIZING SANDWICH GRAPHS of k-UISG.
De invoer van beide problemen kan worden gemodelleerd als een graaf. Het blijkt dat
de volledige overlap informatie alleen kan worden berekend wanneer die graaf padbreedte
ten hoogste k heeft, waarbij k weer het aantal copie¨ en is. In Hoofdstuk 4 geven we een
234?Samenvatting
kwadratisch algoritme voor 3-ISG, en we bewijzen dat k-ISG NP-moeilijk is wanneer k 4.
Verder geven we een lineair algoritme voor 3-UISG.
Hoofstukken 5 9 gaan over een speciaal soort algoritmen, namelijk reductie algorit-men.
Een reductie algoritme is een algoritme waarin een reeks reducties wordt uitgevoerd op
de invoergraaf. Het gedrag van de reducties is beschreven in een verzameling van reductie
regels, welke afhangen van het probleem waarvoor het algoritme is. Wanneer de reductie re-gels
aan bepaalde voorwaarden voldoen kan het reductie algoritme lineaire tijd gebruiken (of
logaritmische tijd in het geval van een parallel reductie algoritme). De reductie algoritmen
zijn eenvoudig: de moeilijkheden van het probleem zitten verstopt in de verzameling reductie
regels, en niet in het algoritme.
Er zijn hele klassen van problemen op grafen met begrensde boombreedte waarvoor een
verzameling van reductie regels kan worden geconstrueerd. Het voordeel van reductie algo-ritmen
voor het oplossen van problemen op grafen met begrensde boombreedte is dat er geen
boomdecompositie van de graaf nodig is: de algoritmen werken direct op de graaf.
In hoofdstuk 5 geven we een overzicht van de bestaande theorie¨ en over reductie algorit-men.
We combineren verschillende bestaande idee¨ en en presenteren ze als een geheel. Dit
hoofdstuk is tevens een inleiding voor hoofdstukken 6 9.
Reductie algoritmen hebben als nadeel dat ze alleen optimaliserings- en beslissingspro-blemen
kunnen oplossen: bij een optimaliseringsprobleem wordt alleen de optimale waarde
teruggegeven, maar niet een oplossing waarvoor de waarde optimaal is. Bij beslissingspro-blemen
wordt alleen het antwoord ja of nee gegeven, maar als het antwoord ja is wordt
geen oplossing gegeven. In hoofdstuk 6 breiden we de theorie van reductie algoritmen uit
naar constructieve reductie algoritmen welke ook een (optimale) oplossing teruggeven, mits
er een is. We laten zien dat voor veel problemen op grafen met begrensde boombreedte waar-voor
reductie algoritmen kunnen worden toegepast, ook de constructieve reductie algoritmen
kunnen worden toegepast.
In hoofdstuk 7 passen we de theorie¨ en welke zijn gepresenteerd in hoofdstukken 5 en 6
toe op een aantal optimaliseringsproblemen.
In hoofdstukken 8 en 9 gebruiken we de theorie¨ en uit hoofdstuk 6, aangevuld met nieuwe
idee¨ en, om effici¨ ente, constructieve parallelle reductie algoritmen te verkrijgen voor de vol-gende
twee aanverwante problemen:
gegeven een graaf, bepaal of hij series-parallel is, en zo ja, vind dan een sp-boom van
de graaf,
gegeven een graaf, bepaal of hij boombreedte hooguit twee heeft, en zo ja, maak een
boomdecompositie van breedte twee van de graaf.
In hoofdstuk 10 vatten we de resultaten uit dit proefschrift nog eens samen, en geven we
wat richtingen aan voor verder onderzoek.
Appendix A bevat een opsomming van definities van alle graafproblemen welke worden
gebruikt in het proefschrift.
235?Samenvatting
23
- …