Rethinking Plato’s Theory of Art: Aesthetics and the Timaeus

The Timaeus presents a fascinating account of the cosmos. It includes a creation myth that introduces the figure known as the Demiurge who, despite the fact that he is the cause of the sensible world, is reverently attributed with reason, and whose creation – the cosmos – is actually beautiful and good. In this dialogue Plato offers his readers a panorama of the universe. But just what are his intentions for this? Is his approach a precursor to the methods of natural science,1 or does the Timaeus fall under the category of theology? This thesis will discuss the outcome Plato wished to achieve by finally writing on cosmology and how the methods used to accomplish these ends reveal a more existential attitude towards aesthetics

Occupational therapy for stroke patients - A systematic review

Ergotherapie helpt patiënten die een beroerte gehad hebben bij het revalideren. Ook mensen met reumatoïde artritis (RA) hebben baat bij ergotherapie, onder andere door instructie over gewrichtsbeschermende maatregelen. Dit blijkt uit NIVEL onderzoek in opdracht van het Reumafonds en het College voor Zorgverzekeringen (CvZ). NIVEL onderzoeker Esther Steultjens vergeleek, schiftte en analyseerde de resultaten van al het onderzoek naar de effectiviteit van ergotherapie bij Reumatoïde Artritis (37 wetenschappelijke studies) en beroertes (32 wetenschappelijke studies) van de afgelopen 40 jaar. De resultaten zijn gebaseerd op een klein aantal, omdat de meeste gevonden studies van beperkte kwaliteit zijn. Beroerte Steultjens concludeert dat bij mensen die een beroerte gehad hebben ergotherapie de sociale participatie en de zelfredzaamheid bevordert. Vaardigheidstraining leidt ook tot enige verbetering van de zelfredzaamheid. Ze vond onvoldoende bewijs voor het nut van spalken om de spierspanning te verminderen. Per jaar krijgen ongeveer 32.000 mensen in Nederland een beroerte. Na een jaar heeft 66% van de overlevenden problemen met zelfstandig functioneren, driekwart van de overlevenden heeft problemen met een zinvolle tijdsbesteding. Steultjens: "Uit dit onderzoek blijkt dat ergotherapie een belangrijke rol heeft in de multidisciplinaire aanpak van de revalidatie van mensen met een beroerte." Reumatoïde artritis (RA) Steultjens concludeert dat er bewijs is dat ergotherapie bij mensen met RA een positief effect heeft op het kunnen verrichten van dagelijkse activiteiten en op het verlichten van pijn. Vooral instructies over het nemen van gewrichtsbeschermende maatregelen hebben invloed op het functioneren. Het spalken van aangedane ledematen lijkt de pijn te verminderen, ook al kan het de patiënt hinderen bij het bewegen. RA is een chronische ontsteking van de gewrichten die het dagelijks functioneren van ongeveer 145.000 Nederlanders beperkt. Ergotherapie is een vorm van paramedisch handelen die zich richt op het verbeteren van het dagelijks functioneren. De ergotherapeutische behandeling streeft ernaar het uitvoeren van taken te vergemakkelijken door met de patiënten sommige dagelijkse activiteiten te trainen en ze voor andere compensatiestrategieën aan te leren. Andere onderdelen van de ergotherapeutische behandeling zijn het geven van leefstijladviezen (zoals gewrichtsbeschermende of energiebesparende maatregelen) en advies/instructie over hulpmiddelen en spalktherapie. Het onderzoek is opgezet en uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Cochrane Collaboration. Dit is een internationale organisatie die het maken, actualiseren en verspreiden van de resultaten van systematisch literatuuronderzoek naar de effecten van gezondheidszorg tot doel heeft. Arthritis Care & Research, Volume 47, Issue 6, 2002 Occupational therapy for rheumatoid arthritis: A systematic review Esther M. J. Steultjens , Joost Dekker, Lex M. Bouter, Dirkjan van Schaardenburg, Marie-Antoinette H. van Kuyk, Cornelia H. M. van den Ende Arthritis Care & Research is het Official Journal of the Association of Rheumatology Health Professionals

Reflections of patients and therapists on a multidisciplinary rehabilitation programme for persons with brachial plexus injuries

Contains fulltext : 203605.pdf (publisher's version ) (Open Access

Occurrence of symptoms in different stages of Duchenne muscular dystrophy and their impact on social participation

Introduction/Aims: As life expectancy improves for patients with Duchenne muscular dystrophy (DMD), new symptoms are likely to arise. This aims of this study are: (1) to explore the prevalence of a broad variety of symptoms in the various stages of DMD (with and without steroid use); (2) to explore the prevalence of common secondary diagnoses; and (3) to evaluate the social participation level of patients with DMD older than 16 y of age; and to explore correlations between social participation and symptoms.Methods A cross-sectional self-report questionnaire, including questions on functional level and health status, as well as a standardized participation scale was distributed among Dutch patients with DMD.Results Eighty-four male patients with a mean age of 22.0 (SD = 10.0) y were enrolled. The most prevalent and limiting symptoms were difficulty coughing (58%), coldness of hands (57%), contractures (51%), stiffness (49%), fatigue (40%), myalgia (38%), and low speech volume (33%). Prevalent secondary diagnoses included cardiac disease (14%), neurobehavioral diagnosis (13%), low blood pressure (13%), and arthrosis (5%). Social participation correlated negatively with coldness of hands (r = - .29; P < .03), decreased intelligibility (r = - .40; P < .003), and chewing problems (r = - .33; P < .02).Discussion The prevalence of a broad spectrum of symptoms and secondary diagnoses is high in patients with DMD, and some of these symptoms are correlated with social participation. Growing awareness of new symptoms and secondary diagnoses among patients, caregivers, and professionals can enhance their recognition, possibly facilitating prevention and early treatment.Neurological Motor Disorder

Occupational therapy, physical therapy and speech therapy for persons with neuromuscular diseases. An evidence based orientation

Contains fulltext : mmubn000001_543462544.pdf (publisher's version ) (Open Access)Radboud Universiteit Nijmegen, 5 juli 2011Promotores : Oostendorp, R.A.B., Engelen, B.G.M. van, Wilt, G.J. van der Co-promotor : Hendricks, H.T.192 p

A-ONE in kaart.

Item does not contain fulltex

Rubriek 'Meten in de praktijk'. De Canadian Occupational Performance Measure (COPM).

Item does not contain fulltex

How to promote participation in physical activity in chronic neurological conditions?

Item does not contain fulltex

Reliability and validity of the fine motor scale of the Peabody Developmental Motor Scales-2.

Contains fulltext : 47612.pdf (publisher's version ) (Open Access)This study examined the test-retest reliability, inter-rater reliability, convergent validity and discriminant validity of the Fine Motor Scale of the Peabody Developmental Motor Scales-second edition (PDMS-FM-2). Participants included two groups of 18 children between the ages of 4 and 5 years with and without mild fine motor problems. The PDMS-FM-2 was administered twice to 12 children and rated by two occupational therapists. The PDMS-FM-2 results were compared with scores on the Movement Assessment Battery for Children (M-ABC). In addition, the scores of the children with and without fine motor problems were compared. For the test-retest reliability and the inter-rater reliability, correlation coefficients varied from r = 0.84 to r = 0.99. These results suggest that PDMS-FM-2 has excellent test-retest and inter-rater reliability. Convergent validity with the fine motor section of the M-ABC and discriminant validity have been confirmed. Only 39% of the children in the group with problems in fine motor activities had fine motor problems according to the PDMS-FM-2. This finding seems to indicate that the PDMS-FM-2 may not be sensitive enough for this population