989 research outputs found
Rapportage bemesting 2007 : deelrapport sector bloembollen : telen met toekomst
Voor u ligt de rapportage bemesting van het praktijknetwerk Telen met toekomst voor de open teelten voor het jaar 2007. Het is het laatste jaarverslag van dit vierjarige onderzoeksproject. In 2008 wordt Telen met toekomst op een andere wijze voortgezet. Dit rapport geeft het resultaat van de analyse van de bemesting van het vierde jaar van de kernbedrijven in Telen met toekomst, waarbij de resultaten getoetst worden tegen de gebruiksnormen 2008. Tevens wordt een beoordeling gegeven van ontwikkelingen in de toepassing van de Best Practices Bemestin
Leaf CO2 assimilation and leaf dynamics in catch crops during autumn and winter at two levels of nitrogen supply
This study relates the leaf CO2 assimilation and leaf dynamics of nitrogen catch crops to environmental conditions. Winter rye (Secale cereale) and fodder radish (Raphanus sativus) were grown as catch crops in an outdoor pot experiment at two rates of nitrogen supply (N2 higher than N1) in Wageningen, Netherlands, from August 1993 until April 1994. Biomass increased with increasing N supply. There was no net growth after mid-November. The number of tillers in rye and of appeared leaves in radish were higher in N2 than in N1. Leaf appearance rate increased with temperature in fodder radish and rye. Tillering in rye ceased in mid-October. Leaf lifespan was related to the temperature sum between leaf emergence and leaf death. Leaf lifespan was 478 +or- 68 degrees C day in fodder radish. In rye, the leaf lifespan gradually decreased from 592 +or- 66 to 389 +or- 25 degrees C day and from 545 (1 observation) to 401 +or- 64 degrees C day in N1 and N2, respectively. In young leaves, Amax (light-saturated CO2 assimilation rate) was approximately 1.2 mg CO2 m-2 leaf s-1 in September and 0.5 mg CO2 m-2 leaf s-1 later on, independent of species and N supply, N supply affected the organic N concentrations only in the older leaves. Amax was not dependent on temperature at measurement (range: 12-19 degrees C in September, 5-15 degrees C from November until March), but, in contrast, strongly related to temperature and irradiance during the preceding growth period. Leaf nitrate concentrations increased with N supply. Water-soluble carbohydrate concentrations were higher in N1 than in N2 and higher in rye than in fodder radish. They fluctuated during the season. It is concluded that overall growth rates were limited by process rates other than that of leaf CO2 assimilation per unit leaf area in both N1 and N2
Root, soil water and nitrogen dynamics in a catch crop - soil system in the Wageningen Rhizolab
Catch crops (winter rye [Secale cereale] and fodder radish [Raphanus sativus]) were grown on lysimeters with rhizotron facilities in Wageningen, Netherlands, from September-March (1993-94) and August-March (1994-95) in order to study root growth and water and nitrogen dynamics under different regimes of irrigation and N supply. Catch crops took up 20-30 g N/msuperscript 2, of which 37-48% was present in dead leaves in March. Rooting depth increased by 2.6 cm/day for both species at the start of the growing season. Catch cropping reduced the NO-3-N concentration in the soil considerably, initially in the top layers and then further down the soil profile. The reduction in total leached N was similar to the total crop N uptake. Nitrate-N concentrations in leached water were reduced by 49-85 mg/litre (62-99%), depending upon N availability and irrigation. Due to catch cropping the NO-3-N concentration in the percolate decreased with increasing irrigation (or precipitation), whereas the amount of N leached increased with irrigation. Evapotranspiration from a catch cropped soil was close to the potential evapotranspiration under optimal growth conditions
De fosfaatbehoefte van vaste planten op duinzandgrond
De huidige fosfaataanvoernorm is 85 kg/ha. In het Vierde Nederlands Actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn wordt voorgesteld deze norm geleidelijk te verlagen naar 50 tot 75 kg P2O5 per ha, afhankelijk van de fosfaattoestand in de grond. Uit eerder onderzoek blijkt dat de fosfaatafvoer van vaste planten (m.n. Astilbe) hoger kan zijn dan deze aanvoernormen. In deze studie wordt verkend of, en zo ja hoe, vaste planten optimaal bemest kunnen worden binnen de aangescherpte aanvoernormen. Ook bij efficiëntere bemesting binnen de normen zal de fosfaatnorm in het oppervlaktewater overschreden worden in uitspoelend bodemwater. Een alternatieve oplossing is de zuivering van drainagewater met behulp van fosfaatfilters. deze oplossing past (nog) niet binnen de huidige regelgeving
Root, soil water and nitrogen dynamics in a catch crop-soil system in the Wageningen Rhizolab.
Catch crops (winter rye [Secale cereale] and fodder radish [Raphanus sativus]) were grown on lysimeters with rhizotron facilities in Wageningen, Netherlands, from September-March (1993-94) and August-March (1994-95) in order to study root growth and water and nitrogen dynamics under different regimes of irrigation and N supply. Catch crops took up 20-30 g N/msuperscript 2, of which 37-48% was present in dead leaves in March. Rooting depth increased by 2.6 cm/day for both species at the start of the growing season. Catch cropping reduced the NO-3-N concentration in the soil considerably, initially in the top layers and then further down the soil profile. The reduction in total leached N was similar to the total crop N uptake. Nitrate-N concentrations in leached water were reduced by 49-85 mg/litre (62-99%), depending upon N availability and irrigation. Due to catch cropping the NO-3-N concentration in the percolate decreased with increasing irrigation (or precipitation), whereas the amount of N leached increased with irrigation. Evapotranspiration from a catch cropped soil was close to the potential evapotranspiration under optimal growth conditions
Leaf CO2 assimilation and leaf dynamics in catch crops during autumn and winter at two levels of nitrogen supply.
This study relates the leaf CO2 assimilation and leaf dynamics of nitrogen catch crops to environmental conditions. Winter rye (Secale cereale) and fodder radish (Raphanus sativus) were grown as catch crops in an outdoor pot experiment at two rates of nitrogen supply (N2 higher than N1) in Wageningen, Netherlands, from August 1993 until April 1994. Biomass increased with increasing N supply. There was no net growth after mid-November. The number of tillers in rye and of appeared leaves in radish were higher in N2 than in N1. Leaf appearance rate increased with temperature in fodder radish and rye. Tillering in rye ceased in mid-October. Leaf lifespan was related to the temperature sum between leaf emergence and leaf death. Leaf lifespan was 478 or- 68 degrees C day in fodder radish. In rye, the leaf lifespan gradually decreased from 592 or- 66 to 389 or- 25 degrees C day and from 545 (1 observation) to 401 or- 64 degrees C day in N1 and N2, respectively. In young leaves, Amax (light-saturated CO2 assimilation rate) was approximately 1.2 mg CO2 m-2 leaf s-1 in September and 0.5 mg CO2 m-2 leaf s-1 later on, independent of species and N supply, N supply affected the organic N concentrations only in the older leaves. Amax was not dependent on temperature at measurement (range: 12-19 degrees C in September, 5-15 degrees C from November until March), but, in contrast, strongly related to temperature and irradiance during the preceding growth period. Leaf nitrate concentrations increased with N supply. Water-soluble carbohydrate concentrations were higher in N1 than in N2 and higher in rye than in fodder radish. They fluctuated during the season. It is concluded that overall growth rates were limited by process rates other than that of leaf CO2 assimilation per unit leaf area in both N1 and N2
Uit de mest- en mineralenprogramma's : Efficiënte stikstofbemesting bij tulp
In het project 'Ontwikkeling van geleide bemestingssystemen' in de Mest en Mineralenprogramma's wordt onderzoek uitgevoerd om een optimale productie te realiseren met zo min mogelijk stikstofaanvoer en -verlies. Daarvoor wordt gestreefd naar lage bodemvoorraden van stikstof, zodat er weinig verloren kan gaan, en naar een hoge efficiëntie van toegediende meststoffen. Het onderzoek van PPO en PRI richt zich op het verbeteren van bestaande bemestingssystemen, ontwikkelen van nieuwe systemen en toetsen van systemen in praktijksituatie
Verhoging van de N-benutting uit drijfmest bij lelie
De totale N-gift bij lelieteelt is in Zuidoost Nederland gemiddeld aanzienlijk hoger dan de N-norm. Dit is vermoedelijk te verklaren door een slechte benutting van de stikstof uit drijfmest. Deze lijkt soms verloren te gaan door de toedieningswijze (onderploegen, waardoor de mest ten dele in de ondiepe wortelzone terecht komt) en soms door uitspoeling met intensieve beregening. In dit project werd onderzocht of het injecteren van varkensdrijfmest in de bovenste 10 cm in plaats van het onder te ploegen de N-benutting uit drijfmest verbetert, waardoor tijdens de teelt minder stikstof bemest hoeft te worden
Voorkoming en beheersing van gebreksverschijnselen in de bloembollenteelt : teelt en afbroeiproeven met als doel het voorkomen van ijzergebrek bij tulpen, hyacinten en narcissen van mangaangebrek bij tulpen en van vervroegde afsterving bij lelies
Door veranderingen in de teelten en de aanscherping van het overheidsbeleid t.a.v. het gebruik van met name dierlijke mest kunnen zich bij de teelt van bloembollen verschijnselen voordoen die mogelijk samenhangen met een gebreksituatie. PPO heeft in dit project een aantal van deze verschijnselen onderzocht en geprobeerd er een oplossing voor te vinden. Met de dompeling van tulpenplantgoed in ijzerchelaat en andere preparaten ter voorkoming van ”koubont” werden in een oriënterende proef in 1998-1999 spectaculaire resultaten behaald. In het daaropvolgende driejarige onderzoek werd dit resultaat nooit in die mate geëvenaard. Slechts in het eerste jaar werd in een proef in Lisse met dompeling of veurbehandeling van het plantgoed met ijzerchelaat een beperkt positief gewas- en opbrengsteffect behaald; in het tweede jaar had, ook in Lisse, de toevoeging van WUXAL Mg aan het dompelbad een positief opbrengsteffect. Dit noopt tot de conclusie dat hier meer micro-elementen dan uitsluitend Fe een rol spelen en voorts dat seizoen, plantgoed en locatie in sterke mate bepalend zijn voor het al dan niet optreden van “koubont” en het effect van een bolbehandeling met ijzerchelaat of andere micro-elementen bevattende middelen. Door de overschakeling op niet-mangaanbevattende gewasbeschermingsmiddelen voor de vuurbestrijding in tulpen werd gevreesd dat de mangaanvoorziening van dit gewas in de knel zou komen. In onderzoek werd dat echter niet aangetoond. Het niet-mangaanbevattende middel fluazinam gaf dezelfde resultaten als het mangaanbevattende mancozeb. Alleen in Zwaagdijk had de combinatie van beide middelen soms een positief opbrengsteffect als gevolg van een betere gewasbeschermende werking. Na bespuitingen met chloorthalonil/prochloraz bleef de opbrengst wel achter. Met mangaanbespuitingen, ongeacht of dat via mancozeb was of via een toevoeging van Fertichel Mn aan het vuurbestrijdingsmiddel, kon in Zwaagdijk een in deze regio vaak voorkomende bladverkleuring worden beperkt. Net als in eerder onderzoek kon met magnesiumbespuitingen vroegtijdige bovengrondse afsterving van een leliegewas aanzienlijk worden beperkt, echter zonder dat het in dit geval ook leidde tot een positief opbrengsteffect of een hoger magnesiumgehalte in de geoogste bollen. De veronderstelling, opgeroepen door eerdere proeven, dat door magnesiumbespuiting de mangaanopname zou worden bevorderd werd niet bevestigd
- …