3,113 research outputs found
Sturen op afstand : Over de aansturing van verzelfstandigde organisaties door
Steeds meer overheidstaken zijn afgeschaft, maar veel vaker nog zijn ze geprivatiseerd, verzelfstandigd of uitbesteed. In deze bijdrage richten we ons op de relatie die ontstaat tussen kerndepartementen en ver-zelfstandigde organisaties, na verzelfstandiging. Met het uit handen geven van taken is de bemoeienis van de overheid namelijk allerminst afgelopen. In tegendeel zelfs, soms lijkt het of dat juist is toegenomen (Kickert, 1998:161). Veel verzelfstandigingen lijken ingegeven te zijn door een behoefte aan meer ? vooral beheersmatige ? controle en stu-ring vanuit het moederdepartement. Dit wordt de verzelfstandigingsparadox genoemd.
Hoe kan dat? En lukt dat? Dat zijn de vragen die hier centraal staan. Ik richt me daarbij vooral op verzelfstandiging op rijksniveau in Nederland, maar veel van de hier behandelde onderwerpen spelen ook op andere overheidsniveaus (Van Thiel,
2002) en in andere landen
Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen; uniformiteit of verscheidenheid?
Over het wetsvoorstel voor de Kaderwet is veel gediscussieerd (zie bijv. Boxum, 1997). Een eerdere versie werd zelfs afgewezen door de ministerraad. In de discussie staan twee opvattingen tegenover elkaar: die van de aanhangers van meer uniformiteit en die van de voorstanders van het eerbiedigen van de diversiteit
Inleiding
De directe aanleiding voor dit boek is het feit dat het Kadaster in 2004 tien jaar als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) bestaat en de huidige bestuursleden afscheid nemen. In die tien jaar heeft het Kadaster diverse ontwikkelingen doorgemaakt, bijvoorbeeld in de relatie met het ministerie, de invoering van een baten-lastenstelsel en het omvormen van de organisatie, het instellen van nieuwe verantwoordingsinstrumenten, het ontwikkelen van nieuwe producten voor nieuwe markten, en nog veel meer.
De wens bestond om bij gelegenheid van dit jubileum een boekje samen te stellen over al dit soort ontwikkelingen, die het Kadaster uiteraard niet als enige uitvoeringsorganisatie heeft meegemaakt.Het doel van het boek is om een bijdrage te leveren aan de ideeën-vorming rondom uitvoeringsorganisaties en om ervaringen uit te wisselen [...]. Er wordt ingegaan op tal van onderwerpen die bij de meeste uitvoeringsorganisaties veel herkenning zullen oproepen. Praktijkervaringen zullen worden afgewisseld met meer beschouwende bijdragen, opdat we aan het eind een aantal conclusies kunnen trekken over wat het nu eigenlijk betekent om een zelfstandige uitvoeringsorganisatie te zijn en hoe de overheid er het beste mee om zou kunnen gaan
Governance van uitvoeringsorganisaties: overzicht en conclusies
Alhoewel semi-zelfstandige uitvoeringsorganisaties altijd deel hebben uitgemaakt van de Nederlandse publieke sector, is de aandacht voor hun functioneren en aansturing recent sterk toegenomen. Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken aan te geven.
Ten eerste is het aantal en soort uitvoeringsorganisaties in de jaren tachtig en negentig van de afgelopen eeuw sterk gestegen. Hierdoor dreigen we niet alleen het overzicht kwijt te raken – zoals de verschillen tussen de inventarisaties door wetenschappers, ministeries en de Algemene Rekenkamer al laten zien – maar moet er ook steeds meer worden geïnvesteerd in het toezicht op en de aansturing van deze organisaties. De vraag die momenteel actueel is hoe deze investeringen zo efficiënt mogelijk kunnen worden gedaan en tegelijkertijd zo optimaal mogelijke vormen van toezicht en aansturing kunnen worden ontwikkeld.
De tweede oorzaak van de toegenomen aandacht voor de governance van uitvoerings-organisaties is de politieke discussie die midden jaren negentig is ontstaan over verzelf-standigde organisaties. De toon van deze discussie is vaak negatief; er is veel aandacht voor incidenten en het ‘falen’ van de uitvoering van beleid [...].
Om de politieke discussie niet te laten escaleren, is het noodzakelijk dat er wederzijds meer begrip komt voor elkaars standpunt
Why politicians prefer quasi-autonomous organizations
Since the 1980s the number of quasi-autonomous non-governmental organizations has increased in most western countries. This article offers a theoretical explanation for politicians’ apparent preference for quangos. The model is based on rational choice sociology, neo-institutional economics and public choice. Hypotheses are formulated on the conditions that are expected to influence politicians’ choice. The statistical analysis, using a database of 124 decisions to establish 392 quangos in The Netherlands between 1950 and 1993, shows that quango proliferation is more a trend than a well-informed choice. This raises new questions for research
Quangos in Dutch government
This chapter deals with the establishment of so-called quasi-autonomous non-governmental organizations (quangos, Barker, 1982). There is little agreement on the definition of quangos. In fact, it could be argued that there is a continuum of quasi-autonomous organizations, ranging from contract agencies (see several chapters in this volume), to public bodies, voluntary organizations and government owned enterprises (cf. Greve, Flinders & Van Thiel, 1999).
The aim of this chapter is twofold. First, I will describe some characteristics of quangos in Dutch government, at national and local (i.e. municipal) level. These data show that their number has increased strongly since the 1980s. Secondly, this chapter offers a theoretical explanation for the proliferation of quangos in Dutch government. The first part of this theoretical explanation has been tested before (see Van Thiel, 2001a). Here I will summarize the main conclusions from that test and propose new theoretical predictions for further study
Global reform meets local context: cultural compatibility and practice adoption in public sector reform
De zakelijke overheid: publieke en bedrijfsmatige waarden in publiek-private samenwerking
Bedrijfsmatig werken bij de overheid is steeds
meer in opmars. Tal van werkwijzen en technieken
uit het bedrijfsleven worden overgenomen en
ingevoerd. Volgens Jane Jacobs is er echter sprake
van twee fundamenteel onverenigbare ethische
stelsels. Het commerciële ethos omvat alle normen
en waarden uit het bedrijfsleven. Winst en de
superioriteit van het marktmechanisme staan hierin
centraal. Het martiale ethos omvat alle normen en
waarden die betrekking hebben op de taken van de
overheid. Zou de overheid bedrijfsmatig kunnen
zijn of worden? Volgens Jacobs zijn beide stelsels
moeilijk tot niet te verenigen. Een bedrijfsmatige
overheid brengt altijd het risico van een
waardeconflict met zich mee. Hoe zakelijk kan de
overheid dan wel opereren? Wij onderzochten dat
bij een aantal projecten waar overheden en
bedrijven samen verantwoordelijk waren voor een
bouwproject of infrastructurele voorziening (PPS).
Aan de hand van onze omschrijving van de zakelijke
overheid zijn aan een aantal experts vragen
voorgelegd met betrekking tot enkele concrete
samenwerkingsverbanden. Op basis van de
bevindingen kunnen we concluderen dat de overheid
zich binnen de grenzen van het martiale ethos
redelijk zakelijk gedraagt. Er zou wel meer
aandacht moeten worden besteed aan de efficiëntie
van projecten alsmede aan de selectieprocedures
van de marktpartijen
Ontwikkeling van het aantal zelfstandige bestuursorganen tussen 1993 en 2000: zijn zbo's 'uit' de mode?
Volgens de Algemene Rekenkamer waren er 545 zelfstandige bestuursorganen in Nederland in 1993. De kritiek van de Rekenkamer op met name de regeling van de ministeri?le verantwoordelijkheid voor deze organen, leidde tot een forse
aanscherping van het zbo-beleid. Het ligt in de verwachting dat deze
De verborgen eigenaar; de financieel-economische sturingsrelatie tussen ministeries en zelfstandige bestuursorganen nader bekeken
Naast opdrachtgever van zelfstandige bestuursorganen zijn ministeries ook eigenaar van zbo’s, in
juridisch en/of economisch opzicht. Deze eigenaarrol is tot nu toe onderbelicht gebleven, zowel
in de theorievorming over de relatie tussen ministeries en zbo’s als in de praktijk waar politiekbestuurlijke
aspecten en budgettaire taakstellingen de aandacht voor de continuïteit en kwaliteit
van de bedrijfsvoering van zbo’s verdringen. Dit kan bedrijfseconomische risico’s tot gevolg
hebben. Oplossing kan worden gezocht in het expliciet belleggen en vervullen van de eigenaarfunctie.
Dit draagt bij aan de continuïteit en het bedrijfsmatig werken van zbo’s, het inzicht in de
prestaties van zbo’s en een betere relatie tussen ministeries en zbo’s. Daarnaast zouden bestaande
theoretische modellen over de relatie tussen ministeries en zbo’s uitgebreid moeten worden om
de eigenaarrol beter te kunnen beschrijven
- …