59 research outputs found

    Mijzijde 38, Kamerik. Woerden

    No full text
    In opdracht van mw. C. Hoogendoorn zijn in juni 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Mijzijde 38 in Kamerik, gemeente Woerden. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied in een veengebied ligt . Het veen was alleen bewoonbaar indien het veraard was, wat meestal het gevolg was van ontwatering door de mens en op hogere delen in het veenlandschap die pas later werden overgroeid met veen. Het gebied rondom Kamerik werd ontgonnen vanaf de Late Middeleeuwen. De bebouwing aan de westzijde van de wetering, rondom het plangebied, dateert waarschijnlijk pas vanaf de Nieuwe Tijd. De bewoning ten westen van de wetering lag lange meer dan een halve kilometer van de wetering. Vanaf de aanleg van bebouwing langs de Mijzijde ten oosten van het plangebied in de Nieuwe Tijd, ten minste vanaf de 17de of 18de eeuw, was het plangebied in gebruik als erf en weiland. Mogelijke resten van dit gebruik zijn aanwezig in de vorm van afvalkuilen, beerputten, waterputten en resten van (bij)gebouwen. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat in het plangebied inderdaad is opgebouwd uit een veenpakket met daarop een kleipakket. Resten vanaf de ontginning van het gebied zijn sterk verstoord door ophoging en omwerking van de bovenste lagen. Hierdoor zijn er geen intacte resten of sporen meer aanwezig in het plangebied van vóór de Late Middeleeuwen. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd zijn mogelijk wel aanwezig in het plangebied en gerelateerd aan het erf van de bebouwing aan de wetering. Hier kunnen resten van (bij)gebouwen en water- en beerputten aangetroffen worden. Deze resten kunnen mogelijk meer duidelijkheid verschaffen over de bebouwing langs de wetering en dienen zodoende nader onderzocht te worden

    Gemaalweg-Tweede Dijk (KRW loc 79) 58280219 rapport-definitief_Sint-Maartensdijk, Gemaalweg-Tweede Dijk (KRW loc 79)_v1.5_compleet

    No full text
    In opdracht van Waterschap Scheldestromen heeft IDDS Archeologie in april 2019 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Gemaalweg-Tweede Dijk in Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen. In het kader van het project Kaderrichtlijn Water (KRW) is de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers gepland tussen de Gemaalweg (vanaf het gemaal) en de Tweede Dijk, ten noorden van Sint-Maartensdijk (gemeente Tholen). Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Tholen. Het plangebied is geheel gelegen binnen een zone met een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk indien bodemverstorende werkzaamheden worden uitgevoerd over een oppervlak groter dan 250 m2 en dieper dan 0,4 m -mv. In een quickscan is vastgesteld dat dit onderzoek dient te bestaan uit een bureauonderzoek met verkennende boringen (Visser 2019). De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de intacte top van het potentiële archeologische niveau in het plangebied, top Hollandveen, wordt bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert IDDS Archeologie om vervolgonderzoek uit te laten voeren. Op basis van de verwachte diepte, archeologische periode (Late IJzertijd – Romeinse Tijd) en vondstcomplex (nederzettingsterreinen) van archeologische resten, in combinatie met de diepte en geringe breedte van de voorgenomen bodemverstorende activiteiten (tot ca. 2 m -mv/ ca. -2,3 tot -2,7 m NAP) en de aard van deze activiteiten (verbreden van watergang), adviseren we als vervolgonderzoek een Opgraving variant Archeologische Begeleiding. IDDS Archeologie adviseert om dit vervolgonderzoek uit te voeren in een deel van het plangebied (zie Bijlage 8, blauwe zones). In het deel van het plangebied waar voor het huidige project geen graafwerkzaamheden zijn gepland (perceel Sint Maartensdijk L326: zie Bijlage 8, locatie aangegeven met zwarte pijl en oranje zone) adviseert IDDS Archeologie het vervolgonderzoek pas te laten uitvoeren als er in de toekomst grondroerende activiteiten plaatsvinden die dieper reiken dan 0,9 tot 1,6 m -mv (ca. -1,7 tot -1,9 m NAP). Voor de rest van het plangebied adviseert IDDS Archeologie, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen grondroerende activiteiten (zie Bijlage 8, lichtgroene zone)

    Lage Zijde en Aargebouw, Alphen aan den Rijn

    No full text
    In opdracht van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft IDDS Archeologie in november 2016 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende en deels karterende fase, uitgevoerd aan het Aarplein en de Leeuwerikstraat in Alphen aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied waarschijnlijk ligt op oeverwalafzettingen waarbij het beddingzand relatief ondiep voorkomt. Deels ligt het direct langs de Kromme Aar en dus op de afzettingen daarvan en de dijk die er waarschijnlijk langs is aangelegd (de Aarkade). Een groot deel van het plangebied zal echter liggen op een oeverwal die is ontstaan naast een restgeul van de Oude Rijn die ten oosten van het plangebied lag. Deze restgeul is aangetroffen door Van Putten (2013) in de boringen en is gereconstrueerd met behulp van historische kaarten in Figuur 8. Ten noorden van de Kromme Aar lagen er in de Nieuwe tijd drie boerderijen op deze oeverwal, voor het gebied ten zuiden van de Aar zijn geen aanwijzingen voor bewoning van de oeverwal in de Nieuwe tijd. De ouderdom van de restgeul is onzeker. Mogelijk is een einddatering in de Vroege tot Midden IJzertijd het waarschijnlijkst op basis van de archeologische waarnemingen in de Kievietstraat (midden in deze restgeul). Op de oeverwalafzettingen die waarschijnlijk voorkomen in het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting vanaf de Bronstijd tot en met Nieuwe tijd. Met name langs de Kromme Aar zijn archeologische resten uit de Nieuwe tijd aanwezig geweest en mogelijk ook al uit de Late Middeleeuwen. Het is onduidelijk hoeveel van deze resten nog intact zijn door de continue bebouwing van deze zone sinds de 17e eeuw, voor deze resten geldt echter ook een hoge archeologische verwachting. Er is een kleine kans dat in het plangebied geen oeverwalafzettingen voorkomen maar restgeul of komafzettingen. In dat geval heeft het plangebied een lage archeologische verwachting omdat deze afzettingen veel minder gunstig waren voor gebruik door de mens dan de oeverwal. Op deze afzettingen zullen dus minder archeologische waarden voorkomen. Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied in zijn geheel ligt op de kronkelwaard/ oeverwal/binnenbocht van een oude geul van de Rijn die direct ten oosten van het plangebied ligt. Afzettingen van de Kromme Aar zijn niet aangetroffen in het plangebied en uit de boringen blijkt dat ten minste langs de zuidoever van de Kromme Aar geen dijk is aangebracht. Hier komt wel een historisch ophoogpakket voor dat mogelijk als dijk fungeerde. In het plangebied zijn geen sporen gevonden van de restgeul van de Rijn (die ligt direct ten oosten van het plangebied) of van komafzettingen (het plangebied ligt op de stroomgordel en komgebieden liggen daarbuiten). Van de historische bebouwing langs de zuidzijde van de Kromme Aar zijn in de boringen sporen gevonden in de vorm van baksteen en ander bouwpuin en aardewerk daterende uit de 17e tot 20e eeuw. Deze zone heeft daarmee een hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten in de vorm van funderingen, (water)putten en andere aan bewoning gerelateerde sporen. Van de boerderij die in de 17e eeuw gestaan moet hebben direct ten noorden van de Kromme Aar zijn geen directe resten gevonden. In boring 124 zijn echter aardewerk- en baksteenfragmenten gevonden die een aanwijzing kunnen zijn voor bebouwing uit de 17e-18e eeuw in de nabijheid van deze boring. Mogelijk gaat het hier om de betreffende boerderij. Op basis van het veldonderzoek komen er in het plangebied twee archeologische niveaus voor die, indien deze niet verstoord zijn door moderne ingrepen (Figuur 14), liggen op gemiddeld -1,55 m NAP ofwel 1,1 m –mv en gemiddeld -1,0 m NAP ofwel 0,6 m -mv. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren bij alle werkzaamheden die dieper reiken dan 20 cm -mv. Dit vervolgonderzoek kan het beste bestaan uit een proefsleuvenonderzoek, uit te voeren in die delen van het plangebied die niet als verstoord staan aangegeven in Figuur 14. Er dient rekening te worden gehouden met de aanleg van twee vlakken in het gebied met een historische woongrond en één vlak in de gebieden met een intacte bouwvoor

    Wassenaar, Hofcampweg-Burmanlaan Eindrapport

    No full text
    IDDS Archeologie heeft in januari 2024 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Hofcampweg en Burmanlaan in Wassenaar, gemeente Wassenaar. De doel- en vraagstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Met het inventariserend veldonderzoek wordt deze verwachting getoetst en zo nodig aangevuld. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het overgrote deel van het plangebied is gelegen in de strandvlakte. Waarschijnlijk is er sprake van strandvlaktezand met daarop een veenpakket. Op het veen kunnen overstromingsklei en ingeblazen duinzand aanwezig zijn. Eventuele duinen waren de enige delen van de strandvlakte die relatief hooggelegen en daardoor bewoonbaar waren. In het plangebied geldt daarom een lage archeologische verwachting voor de strandvlakte, maar een hoge archeologische verwachting indien in de strandvlakte sprake is van duinafzettingen. Tijdens het veldonderzoek zijn voor dergelijke duinafzettingen in de strandvlakte geen aanwijzingen gezien. De lage archeologische verwachtingen voor de delen van het plangebied die in de strandvlakte gelegen zijn, kan daarom worden gehandhaafd. Het oostelijke deel van de Hofcampweg, gezien vanaf de kruising met de Burmanlaan, ligt op een strandwal waarop duinen gevormd zijn. Dit zijn hogere delen in het landschap welke geschikt waren voor bewoning. Dit deel van het plangebied krijgt daarom een hoge archeologische verwachting. Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat in dit deel van het plangebied, ter hoogte van de boringen 2 tot en met 4, inderdaad intacte strandwal en/of Oude Duinafzettingen met tekenen van bodemvorming aanwezig zijn. Vandaar dat de hoge archeologische verwachting voor dit niveau op deze locatie kunnen worden gehandhaafd. Voor de lagere flank, bij boringen 1, 8, 9, 12, 13, 14, 16, 20, 22 waar het zand rond de -1,5 m NAP ligt, geldt een lage tot middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten op basis van de waarschijnlijk te natte omstandigheden voor bewoning. Mogelijk kunnen hier wel off-site resten van deposities, afvaldumps en bijvoorbeeld veenpaden verwacht worden. Archeologische resten in het plangebied kunnen dateren vanaf de vorming van de strandwal na de periode 2750 – 2525 voor Chr. Te verwachten complextypes zijn huisplaatsen, nederzettingen, begravingen en akkerbouw. Er kunnen sporen worden verwacht zoals paalsporen, kuilen en greppels en vondsten zoals aardewerk. De archeologische resten worden verwacht in de top van het strandwalzand of het duinzand, indien aanwezig Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het deel van het plangebied ter hoogte van het oostelijke deel van de Hofcampweg (Figuur 12) een niveau met een hoge archeologische verwachting voor de periode vanaf het Late Neolithicum tot de Nieuwe Tijd aanwezig is vanaf 0,5 m -mv. Aangezien de geplande bodemingrepen zullen reiken tot minimaal 2 m -mv adviseert IDDS Archeologie op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek om vervolgonderzoek uit te laten voeren. Gezien de locatie van dit deel van het plangebied middenin een woonwijk en met al een groot aantal kabels en leidingenaanwezig, is het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek waarschijnlijk niet haalbaar. Vandaar dat wordt aangeraden een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding van de geplande werkzaamheden uit te voeren, volgens het protocol Opgraven. Op deze manier kunnen ook vondstarme vindplaatsen en sporen van kleine vindplaatsen uit de verwachte periode in kaart worden gebracht. In het overige deel van het plangebied dat in de strandvlakte gelegen was, zijn geen niveaus aanwezig waarvoor een hoge archeologische verwacht van kracht is. Daarom adviseert IDDS Archeologie om de rest van het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamhede

    Wassenaar, Waalsdorperlaan 1 Eindrapport

    No full text
    In opdracht van de gemeente Wassenaar heeft IDDS Archeologie in mei 2022 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Waalsdorperlaan 1d in Wassenaar, gemeente Wassenaar. De noodzaak tot het archeologisch onderzoek komt voort uit het bestemmingsplan. De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied waarschijnlijk is gelegen in een strandvlakte, op de overgang naar een strandwal of duinenrij in het zuiden. Op basis hiervan kunnen in het plangebied meerdere archeologische niveaus aanwezig zijn, namelijk in de top van de strandvlakteafzettingen, de top van een veenlaag in de strandvlakte en de bovenzijde van en ter hoogte van eventuele humeuze niveaus in het op het veen gelegen duinzand. Deze niveaus worden verwacht vanaf de onderzijde van de bouwvoor. De resten uit de top van de strandvlakteafzettingen kunnen dateren van het Neolithicum tot aan de Bronstijd. Eventuele niveaus in de top van de veenlaag in de strandvlakte kunnen dateren vanaf de Bronstijd. De datering van eventuele resten uit de bovenzijde en mogelijke humeuze niveaus in het op veen gelegen duinzand zijn afhankelijk van de periode waarin het zand is afgezet, vermoedelijk vanaf de Bronstijd. De archeologische resten zullen naar verwachting behoren tot akker- en nederzettingsresten en bestaan uit aardewerk, vuursteen, glas, metaal, bot, houtskool en dergelijke. Voor sporen uit de Nieuwe Tijd bestaat er een lage verwachting, aangezien het plangebied vanaf 1615 tot 1987 enkel een functie als weiland heeft gekend. Waarschijnlijk is de bodem verstoord de bouw van het tuincentrum. De verstoring kan, zoals uit eerder onderzoek is gebleken, sterk verschillen binnen een onderzoekslocatie. Dit geldt waarschijnlijk ook voor het plangebied. Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied inderdaad in een strandvlakte ligt met duinen en dat tussen de duinen veen is ontstaan. Ook blijkt dat de bodem in grote delen van het plangebied diep is verstoord door de mens. De verstoringen reiken tot een diepte van tussen 0,6 en 1,7 m -mv en daardoor heeft het plangebied nog slechts een lage verwachting op intacte archeologische waarden. IDDS Archeologie adviseert om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamhede

    Poeldijkseweg 22 en 24

    No full text
    In opdracht van Park Leeuwenhoeck B.V. heeft IDDS Archeologie in december 2016 een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO), karterende fase, uitgevoerd aan de Poeldijkseweg 22 en 24 in Wateringen, gemeente Westland. Het onderzoek is het vervolg op het archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek van Koekkelkoren/Wilbers (2016) en is opgezet volgens het goedgekeurde Plan van Aanpak van Wilbers (2016). Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase, is (op basis van het PvA) het beter afbakenen van de terreindelen waar de hoge archeologische verwachting nog intact (niet aangetast door natuurlijke erosie of door graafwerkzaamheden van de mens) aanwezig is. Op basis van het karterende booronderzoek kan de archeologische verwachting voor het plangebied verder worden gespecificeerd en aangepast voor met name het archeologische niveau uit de Romeinse tijd. Na het verkennend booronderzoek is een verwachting opgesteld dat het archeologische niveau uit de IJzertijd-Romeinse tijd bestond uit een vegetatiehorizont op een diepte van 1,5 tot 1,8 m –mv. Het karterende booronderzoek heeft aangetoond dat dit niveau niet bruikbaar was voor de mens (het is ontstaan onder water) en dat het werkelijke archeologische niveau uit de Romeinse tijd bestaat uit een laklaag die aanwezig is tussen 0,5 en 1,4 m –mv. Deze laklaag is na het verkennende onderzoek incorrect toegewezen aan de Laag van Poeldijk. In werkelijkheid ligt de Laag van Poeldijk op de laklaag. De archeologische verwachting voor de laklaag en met name de ondergrens van deze laag is hoog en deze laklaag komt vrijwel overal in het plangebied voor. Op basis van de in het bureauonderzoek opgestelde algemene ontstaansgeschiedenis van het landschap in het plangebied en vanwege de vondst van aardewerkscherven uit de Romeinse tijd wordt aangenomen dat in het plangebied vooral kans is op sporen uit de Romeinse tijd. Uit de Nieuwe tijd kunnen ook archeologische waarden voorkomen bij de woonterp bij Poeldijkseweg 24 en bij de gedempte sloten in de zuidoosthoek van het plangebied. Geadviseerd wordt om vervolgonderzoek uit te laten voeren indien er verstoringen zullen optreden die dieper reiken dan de archeologische niveaus. In de gebieden van de woonterp bij Poeldijkseweg 24 en het gebied tussen de gedempte sloten in het zuidoosten (boringen 27, 172, 173, 175 en 177) kunnen archeologische waarden voorkomen vanaf het maaiveld en daar zal daarom iedere ingreep in de bodem een bedreiging vormen voor eventuele archeologische resten. Aanbevolen wordt om voor deze gebieden door middel van proefsleuven vast te stellen of er archeologische waarden voorkomen, hoe diep deze waarden voorkomen en wat de waarde is van deze archeologische resten. In het grootste deel van het plangebied komt op gemiddeld 0,9 tot 1,0 m –mv ofwel -0,7 tot -0,8 m NAP een laklaag voor waaronder archeologische resten kunnen voorkomen uit voornamelijk de Romeinse tijd. Het werkelijke verloop van dit archeologische niveau is weergegeven in bijlagen 6 en 7. Ook het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen op dit niveau en de waarde van deze vindplaatsen kan het beste gedaan worden met proefsleuven. Deze proefsleuven kunnen alleen worden aangelegd in de gebieden waar dit archeologische niveau ook werkelijk door de graaf- en bouwwerkzaamheden wordt bedreigd of verdeeld over het gehele plangebied. In dat laatste geval hoeft er in de toekomst geen archeologisch proefsleuvenonderzoek meer te worden uitgevoerd indien er een nieuwe leiding wordt aangelegd of een zwembad, garage of ander bouwwerk wordt gebouwd. Indien de graafwerkzaamheden met zekerheid en met een veiligheidsmarge van 20 cm boven het archeologische niveau blijven, kunnen de archeologische waarden in situ worden bewaard in de bodem. De proefsleuven moet ten minste 10% van de te verstoren oppervlakte bestrijken en moeten worden aangelegd tot in de top van het pakket Gantel, deklaag B

    Weipoortseweg 90-90A, Zoeterwoude. Gemeente Zoeterwoude

    No full text
    In opdracht van E. van der Zijden zijn in maart 2018 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Weipoortseweg 90-90A in Zoeterwoude, gemeente Zoeterwoude. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in de ondergrond van het plangebied getijde-afzettingen met daarop veen worden verwacht. Er zijn geen aanwijzingen dat in het plangebied sprake is van hogere, bewoonbare delen zoals de crevasserug die ten oosten van het plangebied gelegen is. Voor archeologische resten van voor de ontginning van dit gebied in de Late Middeleeuwen geldt daarom een lage archeologische verwachting. In het plangebied worden resten verwacht van een huisplaats die minimaal uit de 17e eeuw dateert. Er kunnen sporen worden verwacht zoals ophooglagen, sporen van steenbouw (muren, vloeren, funderingen), sporen van houtbouw (palen), paalsporen, waterputten, afvalkuilen, greppels, dierbegravingen. Er kunnen vondsten worden aangetroffen bestaande uit bouwmateriaal, aardewerk, metaal, natuursteen en glas. Ook kunnen organische resten worden aangetroffen zoals dierlijk bot. Het veldonderzoek onderbouwd grotendeels het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek. Dit verwachtingsmodel kan echter worden aangescherpt in de zin dat het grootste deel van het perceel een lage verwachting heeft omdat het oorspronkelijke veenpakket aan het maaiveld is verdwenen en nu de kleiige afzettingen van de crevasse aan het maaiveld liggen. Met name bij de plaats van de geplande nieuwbouw (boring 1) zijn alleen resten aanwezig van bijgebouwen uit de 20e eeuw waarvan de funderingen bestonden uit beton. De archeologische verwachting rondom en onder de bestaande historische bebouwing is juist hoog. Uit het onderzoek blijkt dat er rondom en onder deze bebouwing een huisterp voorkomt waarin waarschijnlijk nog archeologische resten voorkomen van voorgangers van de huidige bebouwing en van het boerenerf. Het gaat dan om resten van funderingen, zowel van hout als baksteen, waterputten en afvalkuilen maar ook om ophooglagen met huisafval (aardewerk, bot en dergelijke). Deze archeologische waarden kunnen mogelijk inzicht geven in de allereerste bebouwing van deze terp, daar waar het kaartmateriaal niet verder terug gaat dan het begin van de 17e eeuw. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied grotendeels een lage archeologische verwachting heeft. Voor het deel van het plangebied dat ligt buiten de huisterp en de kade (zie bijlage 7) adviseert IDDS Archeologie geen aanvullend archeologisch onderzoek voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden. Ook voor de voorgenomen werkzaamheden op het terrein van de huisterp adviseert IDDS Archeologie vooralsnog geen aanvullend archeologisch onderzoek. Het aanbrengen van palen onder de bestaande funderingen zal waarschijnlijk een beperkte verstoring met zich meebrengen en het aanleggen van nieuwe kabels en leidingen zal waarschijnlijk niet diep genoeg reiken om de archeologische waarden te bedreigen. Indien in het gebied van de huisterp gegraven wordt tot een diepte van 1,0 m -mv (-1,8 m NAP) of meer dan wordt aanvullend archeologisch onderzoek aanbevolen in de vorm van een archeologische begeleiding van de werkzaamheden (dat geldt ook indien er voor het aanbrengen van de paalfunderingen gegraven moet worden rondom de bestaande funderingen van het gebouw). In de kade langs de Weipoortse Vliet mag niet worden gegraven omdat dit een beschermingszone is van het waterschap (waterkering)

    A0835 Strabolaan eo, Voorburg Eindrapport

    No full text
    Archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie heeft in de periode september 2021 tot januari 2022 een Proefsleuvenonderzoek - variant Archeologische Begeleiding, uitgevoerd aan de Strabolaan in Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg. De aanleiding voor dit onderzoek is het vervangen van het huidige gemengde rioolstelsel door een gescheiden rioolstelsel inclusief drainage. Het doel van het Proefsleuvenonderzoek - variant Archeologische Begeleiding is het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor de kennisvorming over het verleden. Het onderzoeksgebied ligt op een strandwal(flank) met duinen. In het uiterste noorden van het onderzoeksgebied is veen aangetroffen. In het noordelijk en zuidelijk deel van het onderzoeksgebied is een niet-behoudenswaardige vindplaats aangetroffen

    Schiedam, Schieveste, locatie Amethyst

    No full text
    oel van de karterende fase van dit booronderzoek is (conform het PvE; Corver 2017) het controleren van de archeologische verwachting en het vaststellen van de landschappelijke genese en opbouw en het lokaliseren van mogelijke verstoringen. Tevens worden de kansrijke arealen van het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Vooruitlopend op een eventueel waarderend inventariserend veldonderzoek worden alvast zo veel mogelijk gegevens verzameld om de aard, diepteligging, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de eventuele archeologische resten te kunnen vaststellen. Hierdoor kan een inschatting worden gemaakt of en zo ja in welke mate bij de toekomstige bodemingrepen in het plangebied archeologische waarden zullen worden aangetast. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden omdat er op het terrein nieuwbouw is gepland in de vorm van een multifunctioneel gebouw “de Amethyst”. Op basis van het voorontwerp (2016-7474_V-01_ Voorlopig ontwerp - constructie overzichten) gaat dit gebouw een oppervlak beslaan van 72,9x48,6 m, wordt het gebouw ruim 51 m hoog en reikt de parkeergarage onder het gebouw tot een diepte van ongeveer 2,0 m onder peil (huidige maaiveld?). Het pand zal worden gefundeerd op 282 Vibro palen met een diameter van 45 of 54 cm die zullen reiken tot 28,0 m -mv. Vibro palen bestaan uit een stalen buis die in de grond wordt getrild of geheid. Deze buis word opgevuld met beton waarna de stalen buis weer uit de grond wordt getrokken. Zowel bij het aanbrengen als bij het uittrekken van de stalen buis zal ook buiten de diameter van de paal verstoring optreden door het verslepen van de grondlagen. Daarnaast kan er verstoring van bodemlagen optreden door het uitlopen van het beton na het weghalen van de stalen buis. De mate van verstoring door het aanbrengen van deze palen is 2onbekend, maar naast bodemlagen kunnen deze palen mogelijk ook archeologische waarden verstoren

    Voorschoten, Veurseweg 180 Eindrapport

    No full text
    IDDS Archeologie heeft in december 2023 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd voor De Gouden Leeuw aan de Veurseweg 180 in Voorschoten, gemeente Voorschoten. De doel- en vraagstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Met het inventariserend veldonderzoek wordt deze verwachting getoetst en zo nodig aangevuld. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied waarschijnlijk ligt op twee strandwallen van verschillende ouderdom; de oostelijke uit Vroeg tot Midden Neolithicum, ongeveer tussen 4350-3850 voor Chr.; de westelijke strandwal uit Midden-Neolithicum, ongeveer tussen 3750-3225 voor Chr. De strandwallen zijn mogelijk gescheiden (geweest) door een kleine, met veen opgevulde, laagte. Waarschijnlijk is de top van de strandwallen (en mogelijk ook de laagte) af- of vergraven bij het ontginnen van het plangebied en is de top daarna eeuwenlang bewerkt voor het gebruik als landbouwgrond. Hiermee zullen al veel van de prehistorische archeologische waarden die potentieel voorkwamen in de top van de strandwallen verstoord of vernietigd zijn. Latere ingrepen in de bodem gedurende de Nieuwe tijd en de 20e en 21e eeuw hebben de bodem waarschijnlijk overal verstoord tot een minimale diepte van 0,6 m -mv ofwel -0,4 m NAP en maximaal tot 4,5 m -mv ofwel -3,9 m NAP. Mogelijk komen onder de ondiepere verstoringen, in het strandwalzand, nog humeuze zandlagen voor die ontstaan zijn toen deze laag lokaal het maaiveld vormde. Dergelijke oude bodems kunnen archeologische resten bevatten of afdekken uit met name de prehistorie en bij eerder booronderzoek zouden dergelijke humeuze zandlagen aangetroffen zijn op -1,5 en -2,0 m NAP. Deze humeuze lagen kunnen echter ook ontstaan zijn op de bodem van oude, nu gedempte, sloten en greppels. De verwachting in het plangebied op intacte archeologische waarden uit de perioden Neolithicum tot de Late Middeleeuwen is op basis van bovenstaande laag, misschien middelhoog indien er inderdaad oude humeuze bodems, begraven in de bodem voorkomen. Door de vele verstoringen in de eeuwen na de ontginning zullen eventuele vondsten zoals aardewerk, bewerkt vuursteen, verbrand bot, en dergelijke niet langer in situ aanwezig zijn en van de grondsporen, van bijvoorbeeld paalkuilen, waterputten, greppels en dergelijke, die wijzen op huisplattegronden of gebruik van de grond, zullen alleen de onderste stukjes van de diepste reikende sporen aanwezig zijn. Het veldonderzoek onderbouwt het grootste deel van het verwachtingsmodel. Het plangebied ligt inderdaad op strandwalafzettingen waarvan de bovengrond relatief diep verstoord is, waardoor er voor archeologische waarden uit de periodes Neolithicum tot Late Middeleeuwen slechts een lage verwachting geldt. In de boringen zijn geen humeuze lagen aangetroffen die wijzen op laagtes tussen duinen. Omdat in het plangebied wel een oude bouwvoor is aangetroffen onder een ophoogpakket geldt er wel een hoge verwachting op archeologisch resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Mogelijk zijn ook resten van de funderingen van de oorspronkelijke boerderij De Gouden Leeuw nog aanwezig (Figuur 18). Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert IDDS Archeologie om vervolgonderzoek uit te laten voeren. Het gaat daarbij op basis van de voorlopige plannen, specifiek om archeologische begeleiding van de ondergrondse sloop in de nabijheid van boringen 24, 25 en 26 omdat daar mogelijk nog funderingen aanwezig zijn van de oorspronkelijke boerderij De Gouden Leeuw, en om een proefsleuvenonderzoek voor het gebied waar kelders en nieuwe gebouwen worden gerealiseerd. De gebieden met al bestaande kelders zijn uitgesloten van proefsleuvenonderzoek en ook voor de gebieden waar alleen tuinen, parkeerplaatsen en wegen worden aangepast wordt geen aanvullend archeologisch onderzoek geadviseerd (Figuur 19
    • …
    corecore