8 research outputs found
Heinkenszand Stenevate 6-8 Heinkenszand Stenevate 6-8. Gemeente Borsele. Opgraving - variant Archeologische Begeleiding
De opdrachtgever had het voornemen om een nieuwe supermarkt te realiseren binnen een onderzoeksgebied aan de Stenevate 6-8 (gemeente Borsele). Het plangebied is aan de zuidoostkant van de dorpskern gesitueerd en omvat de percelen die kadastraal bekend staan onder Gemeente Borsele, Sectie AH, nummer 4766 en Sectie Z, nummer 940, 955 en 956. In totaal beslaat het plangebied een oppervlakte van circa 1,2 ha. Om de ontwikkeling mogelijk te maken werd in 2020 het bestemmingsplan Kern Heinkenszand, gedeelte 2e supermarkt Stenevate opgesteld. In het kader hiervan is een vooronderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat binnen het plangebied een hoge verwachting bestond op archeologische waarden uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Dit heeft geleid tot een gedeeltelijke planologische bescherming. Mogelijk aanwezige archeologische resten worden binnen dit deel beschermd door een dubbelbestemming waarde archeologie en hier geldt dan ook een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die dieper reiken dan 0,75 m -mv. In het bestemmingsplan zijn geen vierkante meters gespecificeerd als vrijstellingsgrens.
Om die reden heeft de Gemeente Borsele voorwaarden verbonden aan de verstrekte omgevingsvergunning en dienden de graafwerkzaamheden binnen die delen van het plangebied met dubbelbestemming waarde archeologie en waar dieper werd verstoord dan 0,75 m -mv uitgevoerd te worden onder archeologische begeleiding. Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden ná het selectiebesluit. Op grond van de waarderingscriteria vinden de werkzaamheden plaats op een al gewaardeerd terrein waarbij sprake is van een behoudenswaardige vindplaats. Doel is dan ‘het documenteren van gegevens en het veiligstellen van vondsten en monsters om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden’. Deze informatie is vervat in projectdocumentatie en in vondsten en monsters. Het specifieke doel voor het huidige onderzoek betrof het documenteren van alle aangetroffen vindplaatsen binnen de grenzen van het onderzoeksgebied.
De begeleiding leert dat aan de basis van het bodemprofiel zich zwak siltige zandafzettingen van het Laagpakket van Walcheren bevinden. Naar boven toe gaan deze afzettingen over in matig siltige kleiafzettingen. Binnen het onderzoeksgebied is de top van het Laagpakket van Walcheren vastgesteld vanaf 0,40 m +NAP. Daar het maaiveldniveau nogal fluctueerde binnen het terrein (tussen 0,95 en 1,20 m +NAP), is dit niveau aangetroffen tussen circa 0,55 en 0,80 m -mv. In het zuidelijke deel bleek de top van het Laagpakket van Walcheren doorwerkt te zijn en is deze laag geïnterpreteerd als het maaiveldniveau uit de late middeleeuwen van waaruit enkele sporen ingesneden waren. Zowel de natuurlijke afzettingen alsook het oude maaiveldniveau zijn vanaf 0,40 m +NAP afgedekt door verschillende antropogene cultuur-, stort- en/of ophooglagen uit de nieuwe tijd. Aan de bovenzijde van het bodemprofiel bevindt zich in het grootste deel van het onderzoeksgebied een recenter opgebracht pakket en/of een circa 0,40 a 0,50 m dik pakket bouwzand.
Tijdens de archeologische begeleiding zijn in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied bewoningssporen aangetroffen uit de nieuwe tijd in de vorm van funderingsresten. Deze resten worden afgedekt door een puinlaag die op basis van het materiaal gedateerd kan worden in de periode 1800-1850. Vermoedelijk zijn deze resten afgebroken aan het begin van de 19e eeuw, aangezien ze niet meer getoond worden op de Kadastrale Minuutkaart uit omstreeks 1830. Verder is aan de noordzijde van het onderzoeksgebied een perceelsgreppel aangetroffen uit de nieuwe tijd en enkele kuilen met een datering in de late middeleeuwen tot nieuwe tijd. De perceelsgreppel vormde vermoedelijk de zuidwestelijke begrenzing van het perceel waarop de hierboven genoemde funderingsresten zijn aangetroffen.
Aan de zuidzijde van het terrein is een sloot aangetroffen met daarin laatmiddeleeuws vondstmateriaal (met een complexdatering van 1375-1425). Tevens zijn hier twee ronde kuilen gedocumenteerd die op basis van het materiaal en stratigrafie in de 16e/17e eeuw gedateerd kunnen worden. Centraal aan de westzijde van het onderzoeksgebied zijn de ontgravingen beperkt gebleven en is er niet dieper ontgraven dan het niveau van de jongere nieuwetijdse ophooglaag
Borssele Monsterweg (BSL01B3130-3127-3129) Borssele Monsterweg (BSL01B3130-3127-3129). Gemeente Borsele. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
De opdrachtgever heeft het voornemen om drie nieuwe bedrijfsgebouwen te realiseren op bedrijventerrein Quistenburg te Borssele. In het kader van de hiertoe benodigde omgevingsvergunning heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed B.V. een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd.
In het kader van het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd die geleid hebben tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Dit model werd vervolgens getoetst door het uitvoeren van een verkennend booronderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat: - Binnen het noordoostelijke deel van het plangebied vanaf een diepte van 0,53 m +NAP (0,75 m -mv) enkel geulafzettingen zijn aangeboord van het Laagpakket van Walcheren tot op de maximale boordiepte. De boring is hier gestuit in de zandige afzettingen op een diepte van 2,22 m -NAP (3,5 m -mv); - Binnen het overige deel van het plangebied Hollandveen is vastgesteld onder de aangetroffen zandige en kleiige afzettingen van het Laagpakket van Walcheren; - Slechts twee boringen doorgezet konden worden tot in de afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Bij één boring werd binnen de maximale boordiepte hieronder nog Basisveen aangeboord en pleistoceen dekzand van het Laagpakket van Wierden; - (de top van) het Hollandveen binnen het plangebied geërodeerd is; - Binnen het volledige plangebied een middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van archeologische waarden uit het laat-paleolithicum in eventueel aanwezige paleosols; - Binnen het zuidelijke en het noordwestelijke deel van het plangebied een middelhoge verwachting bestaat op het aantreffen van archeologische waarden uit het finaal-paleolithicum en mesolithicum in de bovenzijde van het pleistocene dekzand; De top van deze afzettingen kunnen worden aangetroffen vanaf 4,72 m -NAP (5,74 m -mv); - Voor de overige niveaus geen tot een lage verwachting bestaat op het voorkomen van archeologische vindplaatsen, met uitzondering van mogelijk aanwezige perceelsgreppels en resten van een dreef uit de nieuwe tijd in de bovenzijde van het Laagpakket van Walcheren
Bruinisse Noordstraat - Schoolstraat - Schipperslaan - Dorpsweg Bruinisse Noordstraat – Schoolstraat – Schipperslaan - Dorpsweg. Gemeente Schouwen-Duiveland. Archeologisch Bureauonderzoek
Archeologisch bureauonderzoek in een plangebied te Bruinisse dat opgedeeld kan worden in vier onderzoeksgebieden, te weten: Noordstraat, Schoolstraat, Schipperslaan en Dorpsweg. Hierin zal de riolering vervangen worden of deels nieuw gerealiseerd worden en er zal een herbestrating plaatsvinden. Dit onderzoek betreft enkel een bureauonderzoek, boringen zijn niet uitgevoerd. Start- en einddatum van dit project betreffen de doorlooptijd van de start tot het definitief maken van het rapport.
Op basis van de resultaten van het onderzoek kan gesteld worden dat de onderzoeksgebieden gesitueerd zijn op (de rand van) een oude geul, aan de rand van de oude dorpskern van Bruinisse. Binnen alle onderzoeksgebiede geldt een hoge verwachting op het aantreffen van resten van oude weginfrastructuur. Binnen de onderzoeksgebieden Noordstraat en Schoollaan dateren deze uit de 20e eeuw, de Schipperslaan uit de 19e eeuw en de Dorpsweg vanaf het einde van de 15e eeuw. In de onderzoeksgebieden Noordstraat, Schoollaan en Schipperslaan worden resten verwacht van landinrichting in de vorm van (perceels)greppels. Deze dateren vanaf het einde van de 15e eeuw tot en met de 19e – 20e eeuw. Aan de noordzijde van de Dorpsweg en de Schipperslaan worden demplagen van een oude waterloop verwacht. Deze demplagen dateren uit het midden van de vorige eeuw. Aan de noordzijde van de Dorpsweg zijn vermoedelijk resten van een duiker aanwezig die dateert uit de 17e – 18e eeuw. Deze vindplaatsen kunnen worden aangetroffen onder de recente ophooglagen en/of recente verstoringen.
Binnen de onderzoeksgebieden Noordstraat, Schoollaan en Schipperslaa wordt de nieuwe riolering binnen een bestaand tracé aangelegd. Enkel in het meest noordelijke deel van de Schipperslaan komt een klein deel van de nieuw voorziene HWA afvoer in een nieuw tracé te liggen. De bodem is ter hoogte van deze locatie echter reeds grotendeels verstoord door de aanleg van kabels en leidingen. Binnen het onderzoeksgebied Dorpsweg komt de nieuwe riolering in een nieuw tracé te liggen. Hier is de bodem reeds verstoord door de aanleg van het wegdek, kabels en leidingen.
De planvorming is bekend en in hoofdlijnen zullen deze plannen tot uitvoering leiden. Mogelijk worden er nog details aangepast. Op basis van de resultaten van het onderzoek is geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren in het noordelijke deel van de Dorpsweg. Voor de Dorpsweg geldt een verwachting op het aantreffen van resten van oude weginfrastructuur, aan de noordzijde demplagen van de oude waterloop uit de 20e eeuw en een duiker uit de 17e – 18e eeuw. De informatiewaarde van de oudere straatniveaus en demplagen uit de 20ste eeuw worden laag geacht. Enkel binnen het noordelijke deel van deze weg wordt vervolgonderzoek noodzakelijk geacht voor de locatie waar de duiker uit de 17e/18e eeuw verwacht wordt. De nieuw aan te leggen riolering zal deze duiker vrij leggen en grotendeels verstoren. In de Nationale Onderzoekagenda is een vraag opgenomen naar de aard, ouderdom, ligging, functie en samenhang van structuren die samenhangen met waterbeheer. De documentatie van deze duiker zal op deze vraag aanvullende informatie opleveren. Tevens vormt het een aanvulling op het beeld van de duiker die in april 2024 is onderzocht aan de noordzijde van de Deestraat waar de Dee via een duiker onder de dijk aansloot op de Grevelingen.
Tot slot is er aanbevolen om geen vervolgonderzoek uit te voeren binnen de onderzoeksgebieden Noordstraat, Schoollaan en Schipperslaan. Binnen deze onderzoeksgebieden is het tracé volledig verstoord door de bestaande riolering, dan wel kabels en leidingen. De kans wordt klein geacht dat archeologische vindplaatsen zullen worden verstoord
Goes van de Spiegelstraat 10 Goes van de Spiegelstraat 10. Gemeente Goes. Opgraving - variant Archeologische Begeleiding
De aanleiding tot het onderzoek vormde het voornemen van de initiatiefnemer om assistentiewoningen te realiseren ter hoogte van de Van de Spiegelstraat 10 te Goes. In het kader van de vergunningsaanvraag werd een vooronderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat er een hoge verwachting bestond op het aantreffen van archeologische waarden uit de late middeleeuwen tot het midden van de nieuwe tijd. Binnen het plangebied werden meer specifiek resten verwacht van de oude verdedigingswerken rondom Goes. Op basis van historisch kaartmateriaal kon gesteld worden dat binnen het plangebied aan de noordoostzijde resten aangetroffen konden worden van de aarden wal die opgeworpen was aan de binnenzijde van de verdedigingsgracht. Aan de zuidwestzijde van het plangebied werden dempingslagen of primaire sedimentatielagen verwacht van de gracht.
Gezien de hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de genoemde perioden, is door de bevoegde overheid besloten dat daar waar het archeologische niveau bereikt wordt, en nog niet verstoord is door de aanleg en sloop van kelders, archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een Opgraving – variant archeologische begeleiding diende plaats te vinden. Dit onderzoek had tot doel om eventueel aanwezige verdedigingswerken te documenteren, aangezien de verdedigingsstructuren uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd tot op heden slechts beperkt zijn onderzocht. Verzocht werd om waar mogelijk een dwarsdoorsnede te maken van de structuren.
Tijdens het veldwerk kon geen volledige doorsnede gemaakt worden van het terrein noch kon er een volledige doorsnede verkregen worden van de mogelijk aanwezige aarden wal en de vestinggracht rondom Goes. Enkele lagen binnen de profielen en de aanvullende boringen die tijdens het huidige onderzoek werden gezet, kunnen geïnterpreteerd worden als zijnde ophooglagen van de aarden wal (aan de noordoostzijde van het onderzoeksgebied) en dempingslagen van de nieuwetijdse gracht. Er werden geen directe bewijzen gevonden voor de aanwezigheid van de laatmiddeleeuwse gracht, maar op basis van historisch kaartmateriaal mag verwacht worden dat deze op dezelfde locatie gelegen was als de gracht uit de nieuwe tijd. Het huidige onderzoek blijkt in ieder geval te beperkt om uitspraken te kunnen doen over eventuele onderlinge verhoudingen van de verdedigingsstructuren uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd.
Er kan geconcludeerd worden dat voor een volledig beeld van de verdedigingsstructuren een doorsnede gemaakt dient te worden van het terrein die zowel de resten van de aarden wal, alsook de laatmiddeleeuwse gracht en de gracht uit de nieuwe tijd aansnijdt en waarbij de doorsnede tevens diep genoeg reikt. Een dergelijke doorsnede kan mogelijk nog gerealiseerd worden aan de zuidoostzijde van het huidige onderzoeksgebied, ter hoogte van boring 5 uit het vooronderzoek. Op deze locatie zou de loop van de gracht rondom Goes rond 1651 verlegd zijn. Derhalve moet het mogelijk zijn om zowel resten van laatmiddeleeuwse als ook de nieuwetijdse gracht van elkaar te kunnen onderscheiden
Goes Beestenmarkt 4 Goes Beestenmarkt 4. Een Opgraving - variant Archeologische Begeleiding
De opdrachtgever ontwikkelde aan de achterzijde van het pand gelegen aan de Beestenmarkt 4 te Goes drie nieuwbouwappartementen. In het kader van de vergunningsaanvraag werd in 2016 een bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat het plangebied vanaf de Late Middeleeuwen deel heeft uitgemaakt van de nederzettingskern van Goes. Meer specifiek bleek het plangebied gelegen te zijn op de plek waar delen van de kloosterkerk van het voormalige Kruisbroederklooster verwacht worden. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kon dus reeds gesteld worden dat binnen het plangebied een zeer hoge verwachting bestond op archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd.
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek en de aard van de geplande werkzaamheden heeft de Gemeente Goes bepaald dat de afgravingen binnen het plangebied onder Archeologische Begeleiding (Opgraving – variant Archeologische Begeleiding) moesten worden uitgevoerd. Het doel van de Archeologische Begeleiding was het in kaart brengen van de aanwezige archeologische waarden in het onderzoeksgebied en het ex-situ veiligstellen (documenteren van gegevens en veiligstellen van vondsten en monsters) van deze resten die bij de saneringswerken en het realiseren van de nieuwbouw zullen worden verstoord en die van belang zijn voor de kennisvorming over het verleden.
De archeologische begeleiding leert ons dat er inderdaad resten van het voormalige Kruisbroederklooster alsmede funderingen uit omstreeks 1600 in het plangebied aanwezig zijn. Rechtstreeks onder het maaiveld is een toplaag geconstateerd, welke verband houdt met de langzame accumulatie van materiaal sinds de 17e-eeuw tot het zeer recente verleden. Onder deze toplaag ligt een ophooglaag die vermoedelijk rond 1600, tijdens de herinrichting van het gebied dat nu bekend staat als de Beestenmarkt, is opgebracht. De resten van het voormalige Kruisbroederklooster waren in het vlak zichtbaar in de vorm van een fundering die in oost-westelijke richting loopt. Deze fundering is hoogstwaarschijnlijk onderdeel geweest van de kloosterkerk. Tijdens het onderzoek werd er, gezien de locatie van de kloosterkerk binnen het plangebied, rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van begravingen. Deze zijn tijdens de archeologische begeleiding echter niet aangetroffen.
Tijdens het onderzoek zijn twee archeologische vindplaatsen aangetroffen; ten eerste de Laatmiddeleeuwse, 15e-eeuwse restanten van de kloosterkerk, en ten tweede funderingsresten en een ophooglaag uit de Vroege Nieuwe Tijd. De funderingsrestanten van zowel de kloosterkerk als de bebouwing uit de Nieuwe Tijd zijn in-situ bewaard gebleven
Bruinisse Herinrichting Kerkplein Bruinisse Herinrichting Kerkplein. Gemeente Schouwen-Duiveland. Een Opgraving - variant Archeologische Begeleiding
In opdracht van de gemeente Schouwen-Duiveland werd in november en december van 2020 en mei 2021 een Opgraving – variant Archeologische Begeleiding uitgevoerd binnen een onderzoeksgebied op en in de nabije omgeving van het Kerkplein te Bruinisse. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de herinrichting van de openbare ruimte in het centrum van Bruinisse en het vernieuwen van de bestaande riolering.
Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom Bruinisse’. Voor het plangebied is een dubbelbestemming waarde archeologie 7 van toepassing. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen die groter zijn dan 5.000 vierkante meter én dieper reiken dan 0,50 meter beneden maaiveld, tenzij kan worden aangetoond dat er in het plangebied geen archeologische waarden aanwezig zijn, dat eventuele resten niet behoudenswaardig zijn of dat deze door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
Met de herstructurering werden de vigerende vrijstellingsgrenzen niet overschreden. Desondanks wilde de opdrachtgever toch graag een archeologisch onderzoek laten uitvoeren om de archeologische verwachting in kaart te brengen. In juni 2020 werd hiertoe door Artefact een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek gold binnen het plangebied een hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen vanaf de 2e helft van de 15e eeuw tot en met de nieuwe tijd. Voor het Kerkplein en omringende straten gold specifiek een hoge verwachting op het aantreffen van resten van het oude kerkhof dat in gebruik is geweest tot circa 1800. In de 19e eeuw is het kerkhof aan de Dreef in gebruik genomen, waar Artefact in 2019 archeologisch onderzoek heeft uitgevoerd. Voor de overige straten binnen het plangebied gold een verwachting op het aantreffen van oude straatniveaus. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd een uitgebreid advies opgesteld en een afweging gemaakt ten opzichte van de bestaande plannen. De bevoegde overheid heeft besloten dat daar waar vervolgonderzoek wordt geadviseerd en de graafwerkzaamheden de aanwezige archeologische resten zullen verstoren, deze graafwerkzaamheden uitgevoerd dienden te worden onder een Opgraving – variant Archeologische Begeleiding.
Binnen het plangebied zijn 20 werkputten onderzocht met een totale oppervlakte van 885 m2. De maximale civiele ontgravingsdiepte reikte tot 1,30 m -NAP (1,70 m -mv). Binnen deze diepte en verspreid over het plangebied zijn, conform de verwachting zijn resten van de Nederlands Hervormde Kerk aangetroffen, meerdere begravingen, restanten van de gracht die het kerkhof begrensde, dempingslagen van de voormalige rivier de Ee en sporen van bewoning uit de nieuwe tijd.
De resten van het kerkgebouw zijn aangetroffen op het Kerkplein, direct ten zuiden van de bestaande kerk. Deze overblijfselen kunnen worden toegeschreven aan verschillende fasen die cartografisch gekend zijn uit de 19e en de 20e eeuw. Opnieuw is een grote hoeveelheid graven en knekelkuilen vastgesteld. De graven bevinden zich kort onder het maaiveld, namelijk op een diepte van 0,10 m -mv (0,45 m +NAP), net zoals bij de opgraving in 2018 is vastgesteld. Verder onderzoek in de archieven leverde de informatie dat het terrein rond het kerkplein in de 2de helft van de 20ste eeuw deels is afgegraven waardoor de resten nu kort onder het maaiveld worden aangetroffen. De zuidelijke begrenzing van het kerkterrein kon beter worden vastgelegd. Het lijkt er op dat de gracht die de zuidzijde van het kerkhof begrensde aan de oostzijde aansloot op de Dee. De bewoningssporen uit de Nieuwe tijd dateren tussen de 18de en de 20ste eeuw. Deze sporen bevinden zich voornamelijk in de Dominee Waardenburgstraat, aan de zuid(west)zijde van het Kerkplein en langs de Lange Ring. De sporen omvatten resten van huizen, een regenbak, tonputjes, afvalputjes, oudere bestrating en riolering.
Enkele sporen zijn in situ bewaard gebleven. Het gaat daarbij om sporen die toegeschreven kunnen worden aan de bewoning uit de nieuwe tijd, enkele begravingen en resten van de kerk
Kruiningen Hansweertsestraatweg 4 Kruiningen Hansweertsestraatweg 4. Gemeente Reimerswaal. Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven
In mei 2020 heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd aan de Hansweertsestraatweg 4 te Kruiningen (gemeente Reimerswaal). Aanleiding tot het archeologisch onderzoek vormen de plannen van de opdrachtgever om een nieuw landgoed te realiseren. Binnen het plangebied bestond op basis van het vooronderzoek door middel van verkennende boringen een hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de late IJzertijd en de Romeinse Tijd voor de intacte top van het veen. Deze top kon verwacht worden vanaf circa 0,80 m -mv (1,61 m -NAP). Omdat de vigerende vrijstellingsgrenzen worden overschreden binnen een gedeelte van het plangebied werd in het kader van de benodigde omgevingsvergunning voorliggend archeologisch onderzoek uitgevoerd binnen een deel van het plangebied. Concreet gaat hier om de locatie van een toekomstige schuur met kelder en inrit naar deze kelder waarvoor de bodem tot maximaal 2,5 meter beneden maaiveld ontgraven zal worden.
Om de archeologische verwachting te toetsen werd binnen het afgebakende onderzoeksgebied een proefsleuf met een totale oppervlakte van circa 80 m2 vierkante meter aangelegd. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek kan gesteld worden dat: - Het onderzoeksgebied gesitueerd is in een gebied waar de ondergrond bestaat uit kwelderafzettingen van het Laagpakket van Walcheren op Hollandveen; - Binnen het onderzoeksgebied hooggelegen, intact en veraard veen is aangetroffen vanaf circa 0,87 m-mv (1,72 m -NAP). Op het veen zijn geen sporen, vuile lagen of vondsten aangetroffen die de aanwezigheid van een vindplaats laten vermoeden; - Binnen een groot deel van het onderzoeksgebied de kwelderafzettingen en het veen aangetast zijn door (post)middeleeuwse veenontginning; - Tijdens het onderzoek één vindplaats is vastgesteld: veenwinning. De veenextractiekuilen zijn gewaardeerd als vindplaats
Kloetinge Noordeinde 6 Kloetinge Noordeinde 6. Gemeente Goes. Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven
De opdrachtgever heeft het voornemen om binnen het plangebied, gelegen aan Noordeinde 6 te Kloetinge, de bestaande gebouwen te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Het te onderzoeken gebied omvat meerdere percelen die kadastraal bekend staan onder Kloetinge, Sectie A, Perceel 2861, 3026 en 3027 en beslaat een oppervlakte van circa 2.850 m2.
In het kader van de benodigde bestemmingsplanwijziging werd reeds in 2017 een Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd. Uit het vooronderzoek is gebleken dat er enkel een hoge verwachting geldt voor het vinden van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. In 2019 is een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarin de resultaten van dit onderzoek zijn meegenomen. Hierin worden mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen planologisch beschermd door een dubbelbestemming waarde archeologie 1. Binnen het gebied geldt een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die groter zijn dan 50 vierkante meter en dieper reiken dan 0,40 meter beneden maaiveld. Op basis van het vooronderzoek en omdat de vrijstellingsgrenzen met de nieuwe inrichtingsplannen van het terrein zullen worden overschreden, heeft de bevoegde overheid besloten dat nader onderzoek in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven noodzakelijk was.
Tijdens dit onderzoek werden drie proefsleuven gegraven waarin meerdere archeologische sporen zijn vastgesteld. Deze sporen komen op twee van elkaar te onderscheiden niveaus voor: een middeleeuws niveau in de top van de natuurlijke afzettingen van het Laagpakket van Walcheren (vanaf 0,40 – 0,50 meter -NAP / 0,50 meter -mv) en een nieuwe tijds niveau direct onder de bouwvoor en/of de ophooglaag (vanaf 0,30 – 0,04 meter -NAP / 0,30 – 0,50 meter -mv). De middeleeuwse sporen bestaan uit een drietal greppels en de oorspronkelijke kern van een gracht. De greppels duiden op middeleeuwse landinrichting en kunnen hebben gediend als afwateringsgreppels en/of perceelsgrenzen. De gracht kan mogelijk in verbinding hebben gestaan met de westelijke gracht van de versterkte hofstede van Ravenstein op het perceel aan de overzijde van de straat. Sporen van middeleeuwse bewoning zijn in de proefsleuven niet aangetroffen , noch zijn (in)directe aanwijzingen gevonden dat deze binnen andere delen van het plangebied wel verwacht kunnen worden. De nieuwe tijdse sporen worden gevormd door verschillende kuilen, paalsporen, de jongere grachtenvulling en dempingslagen, een funderings- of uitbraaksleuf en een dierengraf van een kleine hond. De bovengenoemde sporen zijn zowel onder de ophooglaag aan te treffen, maar er kunnen ook doorheen deze zijn gegraven. De sporen ut de Nieuwe Tijd kunnen gerelateerd worden aan het cartografisch bekende boerenerf waarvan voorafgaand aan het onderzoek door de bevoegde overheid reeds bepaald was dat deze niet het onderzoeksdoel vormden en een (negatief) selectiebesluit was genomen. De ophooglaag kan gedateerd worden in de Nieuwe Tijd en zou hypothetisch gezien het gevolg kunnen zijn van het slechten van het dijklichaam (het Lange dijkje) direct ten noorden van het plangebied. Er is in ieder geval geen sprake van een terpachtige ophoging