94 research outputs found
Local Birds in and around the Offhore wind Farm Egmond aan Zee (OWEZ)
This report presents the final results of a four-year study of seabird distribution patterns in and around the first offshore wind farm in Dutch North Sea waters. This wind farm, known as OWEZ (Offshore Wind farm Egmond aan Zee) is situated 10 - 18 km off the Dutch mainland coast, northwest of the port of IJmuide
Gegevens voor aanmelding van mariene Habitatrichtlijngebieden: Doggerssbank, Klaverbank, Noordzeekustzone, Vlakte van de Raan
Nederland kent een aantal gebieden met bijzondere natuurwaarden op zee, die beschreven zijn in het Alterra/RIKZ rapport van Lindeboom et al. (2005). In het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN 2015) (Anonymus 2005) is aangekondigd dat vier van deze gebieden aangemeld zullen worden als Habitatrichtlijngebied in het kader van het Europese Natura 2000 netwerk: (1) de Doggersbank, (2) de Klaverbank, (3) de Noordzeekustzone ten noorden van Bergen en (4) de Vlakte van de Raan bij de Westerscheldemonding. Om gebieden daadwerkelijk de status van Natura 2000 gebied te laten krijgen, moeten allereerst door het ministerie van LNV (directie Kennis) de EU standaardgegevensformulieren ingevuld worden, waarmee de gebieden kunnen worden aangemeld. IMARES is gevraagd een deel van de benodigde gegevens te leveren. In dit rapport zijn deze gegevens verzameld
Grey seals (Halichoerus grypus) in the Dutch North sea: population ecology and effects of wind farms
This study was setup to gain an understanding of the possible effects of large-scale development of wind farms in Dutch waters on grey seals (Halichoerus grypus). This should be considered a first step in doing so as up until now relatively little was known about the species in Dutch waters. The study was carried out in the framework of WE@SEA a foundation aimed at acquiring knowledge in the field of offshore wind energy
Ruimtelijke en temporele patronen in de diversiteit van de macrobentische infauna op het Nederlands Continentaal Plat
In opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving is een overzicht gemaakt van ruimtelijke en temporele verschillen in de diversiteit van het benthos op het Nederlands Continentaal Plat. Voor de berekeningen werd gebruik gemaakt van de meetgegevens van het landelijke monitoringprogramma MWTL (Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands). In dit rapport zijn de macrobenthos-gegevens van de periode 1991-2005 geanalyseerd. Globaal gezien blijken er in de periode 1991-2005 weinig, hoogstens kleine, veranderingen in de biodiversiteit van de macrobenthische infauna. Fluctuaties in de populatieomvang van een aantal soorten leidden wel tot significante fluctuaties in dominantie, gereflecteerd in de Simpson index
Development of analysis techniques for the use of aerial photography in the monitoring of intertidal mussel beds and oyster beds
This project aimed at improving the analysis techniques of aerial photography for mussel bed recognition and mapping. In this project two techniques were tested; recognition and mapping by human eye and recognition and mapping by automatic detection software. The detection with the human eye was tested in two ways. The first test considered recognition of mussel beds in an area were contours of the previous year were available. The second test concerned a blind recognition test without any knowledge on previous locations of mussel beds
Monitoring van gewone en grijze zeehonden in de Nederlandse Waddenzee 2002-2012
De jaarlijkse monitoring van de gewone (Phoca vitulina) en de grijze zeehonden (Halichoerus grypus) in de Waddenzee dient ter ondersteuning van het (internationaal) beheer van en het beleid voor de zeehondenpopulaties. Deze tellingen worden sinds 1960 door IMARES uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. In 2012 werden in de Internationale Waddenzee 26,220 dieren geteld(de gehele Waddenzee populatie). Na correctie voor dieren die in het water zouden zijn tijdens de telvluchten wordt de populatie geschat op 38,500 dieren. In Nederland werden rond 6500 volwassen en iets minder dan 1500 pups op de zandplaten geteld. Sinds 2000 worden ook de grijze zeehonden per vliegtuig geteld. Maximaal werden er tijdens de reguliere monitoring in 2012 3059 grijze zeehonden op de ligplaatsen in de Waddenzee geteld. In de geboorteperiode (december 2011) werden 288 pups geteld. Dit is meer dan 75% van alle grijze zeehonden in de Waddenze
Use of the East Anglia Offshore windfarm area, UK, by seals tracked from the Netherlands
This report presents data on use by seals tracked from the Netherlands of a zone of the North Sea off the east coast of the UK, the East Anglia Zone, where it is proposed to develop offshore windfarms. For this report, three areas of interest are distinguished within the East Anglia Zone: East Anglia THREE Offshore Windfarm (East Anglia THREE); East Anglia FOUR Offshore Windfarm (East Anglia FOUR) and the combined cable corridor for both projects. In the Netherlands, seals have been tracked from two Natura2000 areas: the Wadden Sea to the north and the Delta region to the south. Approval was sought from current clients of IMARES to incorporate data from seal research they have sponsored. All clients supported sharing of the data. Of 273 harbour seals fitted with trackers in the Netherlands between 1998 and 2013, ten came within 20km of an East Anglia area of interest and seven of those entered an area of interest. Of 77 grey seals fitted with trackers in the Netherlands, six came within 20km of an East Anglia area of interest and four of those entered an area of interest. Of the seals that entered an East Anglia area of interest, all but one probably spent >2% of their time-at-sea within that area. The exception was a harbour seal tracked from the Dutch Delta region (Zeeland) in 2007, which spent at least 2% and up to 17% of its time-at-sea within an area of interest
Ontwikkeling van enkele mosselbanken in de Nederlandse Waddenzee; situatie 2010
In dit project wordt de lange termijnontwikkeling van mosselbanken, en de factoren die het al dan niet overleven van mosselbanken bepalen, onderzocht. Hiervoor worden door IMARES enkele individuele mosselbanken in detail bestudeerd. Drie mosselbanken worden sinds 1997 gevolgd, één sinds 1998, twee sinds 2002, één sinds 2003 en zeven mosselbanken worden sinds 2006 gevolgd. In deze rapportage wordt de ontwikkeling van deze veertien mosselbanken tot en met 2010 beschreven. De meeste mosselbanken uit het project bestaan inmiddels uit mosselen van meerdere jaarklassen. Uit de gegevens die gedurende de jaren zijn verzameld blijkt dat naarmate een mosselbank ouder wordt het percentage levende mosselen langzaam afneemt tot ongeveer 40%. De rest van het oppervlak van de mosselbank bestaat dan uit lege mosselschelpen, ingevangen schelpen van andere soorten, slakken, andere schelpdieren, pokken en macro-algen. De afname in levende mosselen op een mosselbank wordt voornamelijk veroorzaakt door stormen en predatie. Lokale, matige mosselbroedvallen op individuele mosselbanken kunnen de afnemende mosselpopulatie op de korte termijn in stand houden, maar af en toe optredende goede broedvallen zijn nodig voor lange termijnoverleving van een mosselbank. De laatste jaren zijn veel van de onderzochte mosselbanken bedekt geraakt met Japanse oesters. Toch zijn er tussen de oesters nog veel mosselen te vinden en kan gesproken worden van gemengde mosselbanken. De oesters in de mosselbanken lijken in sommige gevallen voor extra stevigheid te zorgen, hoewel er ook delen met oesters verdwijnen tijdens winterstormen
De effecten van mechanische kokkelvisserij op de benthische macrofauna en hun habitat; eindverslag EVA II (evaluatie schelpdiervisserij tweede fase); deelproject C1/3
Dit rapport beschrijft de resultaten van onderzoek aan de effecten van mechanische kokkelvisserij op kokkelbanken in de Nederlandse Waddenzee. Veldwerk werd verricht in het voorjaar van 1999 en het voorjaar van 2000, op 139 verschillende kokkelbanken, verspreid over de hele Nederlandse Waddenzee. Een deel van deze banken lag in de zogenaamde gesloten gebieden (voor schelpdiervisserij), waardoor er een vergelijking kon worden gemaakt tussen deze gebieden en de rest van de Waddenzee, waar schelpdiervisserij was toegestaan, waarbij steeds gecorrigeerd werd voor verschillen in sediment en droogligtijd van de banken. De kokkels zelf bleken een invloed te hebben op andere wadorganismen. Hiermee rekening houdend met behulp van speciaal voor dit probleem ontwikkelde statistische toetsmethoden, bleek de mechanische kokkelvisserij van op allerlei wadorganismen. Dichtheden aan kokkels, mosselen en nonnetjes waren vaak verlaagd op beviste kokkelbanken en die van sommige wormen verhoogd. De mate van effect verschilde echter aanzienlijk tussen jaren en er kon geen effect van kokkelvisserij op het sediment worden aangetoond. Een nulmeting, die de vergelijking tussen open en gesloten gebieden veel scherper had kunnen toetsen, kon niet worden uitgevoerd omdat dit onderzoek pas plaatsvond nadat er al een jaar gevist was na de relevante broedval, en er sowieso een hele historie van visserij was in de Waddenzee. Een strict experimentele aanpak was wetenschappelijk verkiesbaar geweest, maar was in praktijk niet mogelijk op de schaal van de hele Waddenzee
- …