132 research outputs found
N664 s-Heer Hendrikskinderen Reconstructie Nieuwe Rijksweg (N664)
In opdracht van de Provincie Zeeland heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd binnen een plangebied ten noorden van ’s-Heer Hendrikskinderen, gemeente Goes. De Gemeente Goes en de Provincie Zeeland hebben het voornemen om een deel van de Nieuwe Rijksweg (N664) te 's-Heer Hendrikskinderen opnieuw in te richten. Het betreft het deel tussen de Deltaweg en de Nieuwedijk. De bestaande rijbaan wordt er opgebroken, vervangen en deels verbreed. Daarnaast wordt een nieuwe rotonde voorzien. Voor de ontsluiting van het perceel Nieuwe Rijksweg 2A wordt ook de mogelijkheid tot het realiseren van een nieuwe toegang onderzocht, in het kader hiervan wordt onder andere de aanleg van een fietstunnel in het traject van de hier gelegen parallelweg nog overwogen. Het plan staat bekend onder de projectnaam Reconstructie N664. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,83 ha en een lengte van circa 1,3 km. Omdat met de herinrichtingswerkzaamheden de vigerende vrijstellingsgrenzen worden overschreden dient in het kader van de noodzakelijke omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te worden voorgelegd.
In het kader van het bureauonderzoek zijn een groot aantal bronnen bestudeerd die geleid hebben tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Conform de Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2019 dient een archeologisch vooronderzoek in de Provincie Zeeland, behoudens anders besloten na overleg met de bevoegde overheid, (minimaal) te bestaan uit een bureauonderzoek gecombineerd met een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Echter, de nieuwe weg valt grotendeels samen met de bestaande doorgaande weg, wat het booronderzoek bemoeilijkt. Om die reden is op verzoek van de opdrachtgever het onderzoek trapsgewijs opgevat. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is eerst een inschatting gemaakt van de verwachte gevolgen van de geplande ingrepen voor de potentieel archeologische niveaus. Aan de hand hiervan is vervolgens in overleg met de bevoegde overheid en de opdrachtgever bepaald in welke delen van het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen noodzakelijk is. Dit inventariserend onderzoek is vervolgens uitgevoerd in die zones die hiervoor zijn geselecteerd. Het onderzoeksgebied waarbinnen het inventariserend veldonderzoek heeft plaatsgevonden bestaat uit een viertal zones, te weten de aansluiting van de Velluweweg op de Nieuwe Rijksweg, de aansluiting van de Oude Rijksweg/Jacoba van Beierenstraat op de Nieuwe Rijksweg en de locatie van de slootverlenging in het verlengde van de Frank van Borsselenestraat (allen zwart aangegeven op figuur 23). Aanvullend is ook voor een deel van het plangebied ter hoogte van de parallelweg (ten zuiden) van de Nieuwe Rijksweg de verwachting getoetst (zwart gearceerd op figuur 23). Dit omdat in deze zone mogelijk een fietstunnel gerealiseerd zal worden.
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat: - in het onderzoeksgebied zandige en kleiige jonge getijdenafzettingen aanwezig zijn. Deze afzettingen kunnen geïnterpreteerd worden als geulafzettingen en mogelijk plaatselijk ook doorbraakafzettingen die beiden lithostratigrafisch gerekend worden tot het Laagpakket van Walcheren. Het Hollandveen Laagpakket en de afzettingen van het Laagpakket van Wormer zijn nergens in het onderzoeksgebied binnen de maximale boordiepte bereikt. Deze zijn hier naar verwachting geërodeerd; - de bovenzijde van ieder boorprofiel uit opgebrachte en of geroerde grond bestaat. De onderzijde van het opgebrachte/verstoorde pakket is gelegen op een diepte tussen 1,1 en 1,8 m -mv (0,28 en 0,7 m -NAP). Enkel in het uiterste oosten van het onderzoeksgebied, bij boring 8 en 9, is dit ondieper, op 0,5 en 0,8 m -mv (0,21 m +NAP en 0,09 m -NAP). Boring 5 is gestuit op baksteen in dit opgebracht pakket op een diepte van 0,65 m -mv (0,02 m -NAP); - in boringen 1 en 2, gelegen op de kruising van de Nieuwe Rijksweg met de Velluweweg en aan de Oude Rijksweg slootvullingen aangetroffen zijn. De datering van deze sloten is niet gekend. De bovenzijde van de slootvullingen zijn in deze boringen gelegen op een diepte van respectievelijk 1,8 m -mv / 0,28 m -NAP en 1,3 m – mv / 0,45 m -NAP. In boring 3 is bovenin de geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren een bodemvormingslaagje of restant van een ouder akkerdek vastgesteld. Hierin zijn anders dan enkele sporen van puin geen vondsten aangetroffen. De bovenzijde van dit 5 cm dikke niveau is gelegen op een diepte van 1,3 m -mv (0,74 m -NAP).
- de niveaus van het Laagpakket van Wierden en Basisveen Laagpakket tijdens het veldwerk niet bereikt konden worden. De archeologische verwachting voor deze niveaus blijft dan ook behouden. Concreet betekent dit deels een gematigde en deels geen verwachting voor het laat-paleolithicum tot mesolithicum in de bovenzijde van het Laagpakket van Wierden (vanaf circa 9 m -mv) en een deels een lage en deels geen verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de het laat-mesolithicum tot midden-neolithicum in het Basisveen (vanaf circa 9 m -mv); - er geen verwachting geldt voor het laat-neolithicum tot Romeinse tijd; - er ter plaatse van de kruising van de Nieuwe Rijksweg met de Velluweg, de Oude Rijksweg en in het verlengde van de Frank van Borsselenstraat (oranje zones op figuur 25) weliswaar een hoge verwachting geldt voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd maar dat deze waarden zich beneden de geplande verstoringsdiepte bevinden; - in het overige deel van het onderzoeksgebied een lage verwachting geldt voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd (groene zone op figuur 25).
Met betrekking tot de geplande ingrepen voor de realisatie van reconstructie van de N664 kan op basis van de beschikbare resultaten en de geplande verstoringen het volgende advies geformuleerd worden: - geen vervolgonderzoek uit te laten voeren in het kader van de geplande werkzaamheden en mogelijke realisatie van de fietstunnel; - aanvullend dient te worden opgemerkt dat het inventariserend veldonderzoek en het voorliggend advies zijn uitgevoerd en opgesteld in functie van de geplande ingrepen en verstoringsdiepten. Ook waar heden geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen geldt nog steeds een archeologische verwachting. Mocht blijken dat de geplande of eventueel toekomstig geplande ingrepen dieper of ruimer doorgezet dienen te worden dan deze in de huidige planvorming voorzien zijn, kan hiervoor (ook daar waar heden geen vervolgonderzoek geadviseerd wordt) vervolgonderzoek noodzakelijk zijn.
Voorliggend rapport werd niet binnen 2 jaar voorgelegd aan of beoordeeld door de bevoegde overheid en is om die reden definitief gemaakt
Brouwershaven Noorddijkstraat - Nieuwstraat Brouwershaven Noorddijkstraat – Nieuwstraat. Archeologisch Bureauonderzoek
DNWG Infra B.V. heeft het voornemen om binnen de Noorddijkstraat en Nieuwstraat in het centrum van Brouwershaven de bestaande waterleiding, gasleiding, middenspanning en laagspanning te vervangen. Het plangebied heeft een lengte van circa 600 m. Het plangebied is voor het grootste deel gesitueerd binnen bestemmingsplan Bebouwde kom Brouwershaven, Dreischor en Noordgouwe (2013) waar mogelijk archeologische waarden binnen het plangebied planologisch beschermd zijn door een dubbelbestemming waarde archeologie 4 of 5 (vrijstellingsgrenzen van 50 en 250 vierkante meter én 0,50 meter beneden maaiveld). De aansluiting aan de Dapperweg valt binnen bestemmingsplan Buitengebied (2009) in een gebied met een dubbelbestemming waarde archeologie 6 (vrijstellingsgrens van 2.500 vierkante meter én 0,50 meter beneden maaiveld). Met de huidige plannen worden de vrijstellingsgrenzen uit het bestemmingsplan Bebouwde kom Brouwershaven, Dreischor en Noordgouwe (2013) overschreden. In het kader van de benodigde omgevingsvergunning heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed dan ook een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd.
In het kader van het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd die geleid hebben tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Op basis van de resultaten dit onderzoek kan gesteld worden dat in een deel van het plangebied een hoge verwachting geldt op resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd, te relateren aan de historische kern van Brouwershaven. Deze resten kunnen aangetroffen worden vanaf de onderzijde van de bestaande verstoring/wegverharding in en op het Laagpakket van Walcheren en in de hierop aanwezige antropogene niveaus. Verder geldt binnen het plangebied een lage verwachting voor resten uit de bronstijd tot midden-ijzertijd en een middelhoge verwachting voor resten uit de late ijzertijd tot Romeinse tijd op het niveau van het Hollandveen, vanaf een diepte tussen 1,44 en 4,9 m -mv en een lage verwachting voor resten uit het neolithicum op het niveau van het Laagpakket van Wormer vanaf een diepte tussen 2,64 en 6,1 m -mv
Nieuwvliet Lampzinspolder Nieuwvliet - Lampzinspolder. Gmeente Sluis. Archeologisch Bureauonderzoek
Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed heeft in maart en april 2018 een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied dat gelegen is ten noordwesten van Nieuwvliet, gemeente Sluis. De initiatiefnemer heeft het voornemen om een nieuw park met recreatie verblijven te realiseren in de Lampzinspolder te Nieuwvliet. Het inrichtingsplan omvat recreatieverblijven die gesitueerd zijn rondom een centrale waterpartij. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 10,32 ha.
De beschikbare geologische informatie doet vermoeden dat binnen het plangebied geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aanwezig zijn en dat deze geulafzettingen de Afzettingen van de Formatie van Nieuwkoop, het Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk) en Formatie van Boxtel weg geërodeerd hebben. Voor de betreffende niveaus geldt dan ook geen archeologische verwachting binnen het plangebied. Voor de Volle en Late Middeleeuwen wordt de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen laag ingeschat. Uit het bureauonderzoek is namelijk gebleken dat het plangebied pas vanaf de 16e eeuw door bedijkingen opnieuw geschikt was voor bewoning (bovenop het Laagpakket van Walcheren, afzettingen van Duinkerke IIIb). Voordien betrof het een schor op de oever van het Zwarte Gat. Voor de Nieuwe Tijd wordt de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen binnen het plangebied eveneens laag ingeschat. Uit de beschikbare historische informatie vanaf de 16e eeuw komt geen bewoning binnen het plangebied voor. Uitzondering hierop is de verwachting voor resten die samenhangen met de oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, deze is hoog. Op basis van het bureauonderzoek is namelijk bekend dat binnen het plangebied een mijnenveld gelegen was, dat er mogelijk een loopgraaf heeft gelegen en dat er ten minste twee inslagkraters (bom of granaat) gelegen hebben. Terwijl deze sporen op zich ook archeologische resten betreffen beduiden we tevens een verstoring van het bodemarchief, zeker daar waar inslagkraters gelegen zijn
Groede Slijkstraat 6 Groede – Slijkstraat 6. Gemeente Sluis. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
In opdracht van de heer H. Smit heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in januari 2019 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de aanvraag tot een omgevingsvergunning voor de geplande nieuwbouw in een plangebied gelegen aan de Slijkstraat 6 te Groede, gemeente Sluis (zie afbeelding 2 en 3). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 116 m2. De maximale verstoringsdiepte die het gevolg zal zijn van de geplande bouwwerkzaamheden bedraagt 0,8 m -mv ter plaatse van de funderingen en 0,6 m -mv voor de vloer. Centraal in het bouwblok wordt een kelder voorzien, hiervoor wordt een put van circa 42 m2 ontgraven tot een diepte van maximaal 3,5 m -mv.
Het plangebied is gelegen binnen bestemmingsplan Parapluplan archeologie Sluis (2018, in voorbereiding). Mogelijke archeologische waarden binnen het bestemmingsplan worden planologisch beschermd door een dubbelbestemming Waarde archeologie 1a. Binnen het gebied met Waarde archeologie 1A geldt een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die groter zijn dan 50 m2 én dieper reiken dan 0,40 m -mv.
Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld waarin het archeologisch potentieel van het plangebied is uiteengezet. Dit verwachtingsmodel is middels een Inventariserend Veldonderzoek met 5 verkennende boringen getoetst. De maximale diepte van de boringen bedroeg 3,4 m –mv en 0,97 m –NAP. Het booronderzoek werd bemoeilijkt doordat het grootste deel van het plangebied inpandig gelegen is, binnen een garage en schuurtjes. Deze zijn verhard met een variatie een materialen (baksteen, kinderkopjes, deel onverhard,).
Uit het veldonderzoek is gebleken dat in het oostelijke deel van het plangebied diep reikende jonge strandwalafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aanwezig zijn. Deze afzettingen zullen ook in het westen van het plangebied liggen maar werden hier, doordat de boringen niet voldoende diep konden doorgezet worden, niet aangeboord. In de bovenzijde van de strandwalafzettingen is door bioturbatie of landgebruik een 15 tot 30 cm dikke menglaag ontstaan. De bovenzijde van deze menglaag is aangetroffen op een diepte tussen 1,5 en 1,85 m -mv (0,87 en 0,58 m +NAP), de bovenzijde van de intacte strandwalafzettingen op een diepte tussen 1,8 en 1,85 m -mv (0,57 en 0,58 m +NAP). Enkel in boring nr. 5 kon bovenop de menglaag ook en (begraven) bouwvoor vastgesteld worden. Deze werd aangetroffen vanaf een diepte van 1,5 m -mv (0,93 m +NAP) Bovenop de jonge strandwalafzettingen (en menglaag/begraven bouwvoor) bevindt zich een pakket antropogene ophooglagen. Deze antropogene lagen zijn sterk humeus en bevatten verschillende archeologische indicatoren uit de Late Middeleeuwen B en Nieuwe Tijd zoals baksteenpuin, kalkmortel, aardewerk, glas, steenkoolgruis en houtskool. Dit betreft telkens zeer kleine fragmenten die vermoedelijk bij het ophogen van het terrein in het gebied zijn terecht gekomen. Met uitzondering van boring nr. 1 konden nergens in dit opgebracht pakket duidelijke onderscheiden niveaus vastgesteld worden die aan een bewoningshorizont of -fase toegeschreven konden worden. In boring nr. 1 werd mogelijk wel een archeologisch niveau aangetroffen in deze ophooglagen, deze boring is namelijk op een diepte van 0,95 m -mv (1,42 m +NAP) gestuit op een ondoordringbare laag puin/baksteen.
In de bovenzijde van de jonge strandwalafzettingen is ter plaatse van boring nr. 5 een niet dateerbaar archeologisch spoor aangeboord. De aard van dit spoor is onbekend. Naar verwachting betreft dit een greppel, sloot of kuil. De vulling van dit spoor is aangetroffen op een diepte tussen 2,15 en 2,9 m -mv (0,28 m +NAP en 0,47 m -NAP).
Het Inventariserend Veldonderzoek heeft uitgewezen dat binnen het grootste deel een plangebied (oranje zone op afbeelding 29) een lage verwachting geldt voor vindplaatsen uit de Nieuw Tijd in op de aanwezige ophooglagen vanaf het maaiveld en een hoge verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en vroege Nieuw Tijd vanaf een diepte van minimaal 1,5 m -mv. Enkel ter plaatse van de rode zone op afbeelding nr. 29 geldt een middelhoge verwachting voor resten uit de Nieuw Tijd in de ophooglagen vanaf een diepte van 0,95 m- mv en een hoge verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en vroege Nieuw Tijd vanaf een diepte van minimaal 1,5 m -mv. Ter plaatse van de groene zone op afbeelding 29 geldt geen archeologische verwachting omdat de bodem hier verstoord is tot een diepte van minimaal 2,8 m -mv (0,38 m -NAP)
Arnemuiden Markt 12 Arnemuiden Markt 12, Gemeente Middelburg. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
De opdrachtgever, de Hervormde Gemeente Arnemuiden, heeft het voornemen om de bestaande kerkgebouwen gelegen aan de Markt 10 te Arnemuiden op termijn uit te breiden. Hiervoor zal de naastgelegen pastorij (Markt 12) gesloopt worden en worden nieuwe verenigingsgebouwen gebouwd op de nieuwe vrijgekomen ruimte en de achter de huidige pastorij gelegen tuin. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 550 m2. Het project bevindt zich nog in een vroeg ontwikkelingsstadium, daardoor zijn er nog geen concrete plannen beschikbaar toch is op hoofdlijnen bekend welke oppervlakten verstoord zullen worden en tot welke diepte: - In totaal zal voor de aanleg van de vloer maximaal 140 m2 verstoord worden tot een diepte van maximaal 0,20 m –mv.
- De funderingen zullen aangelegd worden in stroken van 0,90 m breed tot een diepte van maximaal 1 m –mv. Voor de aanleg van de funderingen zal in totaal 65 m2 verstoord worden.
- Voor de realisatie van de nieuwe trap zal 6 m2 verstoord worden tot een diepte van maximaal 3 m –mv. De trap wordt grotendeels aangelegd ter plaatse van de bouwput uit 1983, aangelegd bij de bouw van de bestaande bijgebouwen.
Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van het Bestemmingsplan Arnemuiden (2010) en heeft er een dubbelbestemming Waarden-Archeologische waarden 1.Voor gebieden met een dergelijke dubbelbestemming geldt een oppervlaktevrijstelling van 30 m2 en een diepte van 0,40 meter.
Uit het bureauonderzoek bleek dat er in Arnemuiden ten minste vanaf de 15e eeuw een nederzetting is gekend. Nabij en binnen het plangebied is vanaf de 15e eeuw een kapel gelegen, deze is vanaf de 16e eeuw vervangen door een kruiskerk die in het midden van de 19e eeuw gesloopt is. Rond de kruiskerk lag vanaf de 16e eeuw (en eventueel vroeger) een grafveld. Op basis van het historisch onderzoek was de kans groot dat binnen het plangebied antropogene ophooglagen aanwezig waren. Verder was onbekend in welke mate de sloop van de kruiskerk in het midden van de 19e eeuw tot een verstoring van het bodemarchief had geleid.
Tijdens het inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen is vastgesteld dat zich binnen het plangebied daadwerkelijk ophooglagen bevinden. Deze werden aangetroffen tot op een diepte tussen 2,30 tot 3,20 meter (0,36 + tot 0,20 m –NAP). Hierbij dient de archeologische verwachting opgedeeld te worden in twee niveaus. Tot een diepte tussen van 1,85 en 2,20 m –mv (0,81 en 0,90 m +NAP) is in het volledige plangebied een pakket aangetroffen dat mogelijk deels vergraven is (vermoedelijk bij de sloop van de kruiskerk). Voor dit niveau geldt een middelhoge verwachting voor de Nieuwe Tijd waarbij de te verwachten sporen bestaan uit funderingsresten van de kruiskerk en graven behorende tot het grafveld. Vanaf 1,85 en 2,20 m –mv (0,81 en 0,90 m +NAP) en voor de bovenzijde van het Laagpakket van Walcheren (aangetroffen op een diepte van 2,30 m –mv / 0,36 m +NAP) geldt vervolgens een hoge verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd, waarbij de te verwachten sporen bestaan uit funderingsresten van de kruiskerk en sporen die dateren van vóór de bouw van de kruiskerk.
Verder geldt geen verwachting voor resten uit de (Late) IJzertijd en Romeinse op het niveau van het Hollandveen. Dit is aangetroffen op een diepte tussen 4,45 en 4,90 m –mv / 1,79 en 1,90 m –NAP en is bovenin geërodeerd door het Laagpakket van Walcheren. Voor de onderzijde van het Hollandveen geldt een lage verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd en voor het Laagpakket van Wormer een lage verwachting voor vindplaatsen uit het Laat Neolithicum. De overgang van het Hollandveen naar het Laagpakket van Wormer is aangetroffen op een diepte tussen 5,65 en 5,95 m –mv (2,89 en 2,99 m –NAP). De middelhoge verwachting voor het Paleolithicum, Mesolithicum en Vroege en Midden-Neolithicum in en op het Laagpakket van Wierden kon tijdens het veldonderzoek niet getoetst worden omdat dit zich op te grote diepte bevindt (naar verwachting op een diepte van minimaal 8 m –NAP, circa 11,50 m –mv)
Wemeldinge Stelhoekweg Wemeldinge - Stelhoekweg. Gemeente Kapelle. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed heeft in januari 2016 een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd binnen een onderzoeksgebied in het noorden van de gemeente Kapelle, ten noordwesten van de plaats Wemeldinge. Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Stelhoekweg wordt in het oosten begrensd door het hier eerder ontwikkelde vakantiepark de Stelhoeve. De aanleiding tot het onderzoek is het voornemen van de opdrachtgever om binnen het plangebied natuurontwikkeling uit te voeren. Hiervoor dient in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning conform het geldende bestemmingsplan een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden.
Voor het plangebied geldt, op basis van de geologische gesteldheid, dat het is gesitueerd in een zone met komafzettingen van Duinkerke IIIa (Laagpakket van Walcheren) op Hollandveen (Hollandveen Laagpakket) op marine afzettingen van het Laagpakket van Wormer (klei- op zandafzettingen). Deze laatste heeft de onderliggende (Midden tot Laat Pleistocene) bodem geërodeerd tot op een diepte van 25 tot 30 meter. Dit is tot in de afzettingen van de Formatie van Waalre (uit het Laat Plioceen tot Vroeg Pleistocene). Uit eerder onderzoek in de omgeving is gebleken dat zich bovenop het Hollandveen (en dus onder het Laagpakket van Walcheren) mogelijk afzettingen bevinden die deel uitmaken van de Kreekkrak Formatie (fluviatiele afzettingen van de Schelde). Er zijn geen gekende historische of archeologische aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen het plangebied. Het plangebied ligt ter plaatse van een op het einde van de 19e eeuw aangelegde inlaag, mogelijk is hierbij de bovenzijde van de bodem gedeeltelijk ontgraven om de omliggende inlaagdijk op te bouwen.
Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kon samengevat gesteld worden dat voor het plangebied geen verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit de vroege prehistorie in het Laagpakket van Wierden; een middelhoge verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit het Neolithicum in de top van het Laagpakket van Wormer; een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Bronstijd in de onderzijde van het Hollandveen Laagpakket en een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de (Late) IJzertijd tot en met de Romeinse Tijd in de top van hetzelfde laagpakket. Er geldt eveneens een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd in de top van het Laagpakket van Walcheren.
Tijdens het verkennende veldonderzoek werd het opgestelde verwachtingsmodel middels 20 boringen (tot maximaal 4 meter beneden maaiveld) getoetst. Binnen het plangebied werden kleiige en zandige afzettingen van het Laagpakket van Walcheren aangeboord, met daaronder op een diepte tussen 0,8 en 1,53 meter –NAP (0,85 en 1,8 meter beneden maaiveld) Scheldeafzettingen uit het Midden-Holoceen (Kreekkrak Formatie). Onder deze komafzettingen werd nog een pakket Hollandveen vastgesteld (op een diepte tussen 1,36 en 1,77 meter –NAP, 0,95 tot 2,15 meter beneden maaiveld), bestaande uit bosveen, hoogveen is niet aangetroffen. Het Hollandveen was in niet of in beperkte mate geërodeerd door de Kreekkrak Formatie. Onder het veen werden mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer aangetroffen (vanaf een diepte tussen 2,28 en 2,98 meter –NAP, 2,05 tot 3,6 meter beneden maaiveld). In de oostelijke helft van het plangebied is vastgesteld dat er vanuit het Laagpakket van Walcheren herhaalde geulactiviteit (en eventueel dijkdoorbraak) is geweest. Hierbij is het bodemprofiel in verschillende boringen geërodeerd tot in het Hollandveen. In een drietal boringen betreft dit zelfs een erosie tot in het Laagpakket van Wormer.
Met uitzondering van een aantal puinspikkels en een fragment plastic (allen aangetroffen in de bouwvoor) werden tijdens het onderzoek geen antropogene insluitsels aangetroffen.
Op basis van de resultaten van dit veldonderzoek moet het verwachtingsmodel enigszins worden bijgesteld. De middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Laat-Neolithicum in het Laagpakket van Wormer kan bijgesteld worden naar een lage verwachting. Het betreft hier weliswaar onderin het profiel vrij zandige afzettingen, bovenin betreft het kleiige afzettingen met riet in de top. Dit wijst op lager gelegen natte gebieden waarin de kans op het aantreffen van bewoningssporen eerder klein is. De lage verwachting voor de overige perioden blijft gehandhaafd. De kans wordt dan ook zeer klein geacht dat bij bodemingrepen binnen het plangebied archeologische vindplaatsen verstoord kunnen raken
Retranchement Noordstraat 39-41 Retranchement Noordstraat 39-41. Gemeente Sluis. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd voor een plangebied aan de Noordstraat te Retranchement, gemeente Sluis. De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door het voornemen van de opdrachtgever om een extra uitwaterleiding te realiseren tussen de riolering in de Noordstraat (ter hoogte van huisnummers 39-41) en het Uitwateringskanaal ten westen ervan. De nieuwe leiding wordt circa 190 m lang en wordt aangelegd in een open sleuf met een breedte van 0,3 tot 0,4 m breed. De aanlegdiepte bedraagt gemiddeld circa 1,6 m -mv.
Op basis van de resultaten dit onderzoek kan gesteld worden dat: - Het plangebied gesitueerd is ter plaatse van een breed getijdegebied waar de ondergrond tot een grote diepte uit jonge afzettingen van het Laagpakket van Walcheren bestaat. Dit betreft voor zover aangeboord binnen de maximale boordiepte (zand-)plaatafzettingen op wadafzettingen; - Binnen het gehele plangebied geen verwachting geldt op het voorkomen van vindplaatsen ouder dan de nieuwe tijd; - Binnen het centrale en noordoostelijke deel van het plangebied een hoge verwachting geldt op het voorkomen van vindplaatsen uit de nieuwe tijd, meer bepaald resten van de vestingwerken van Retranchement (vanaf de 17e eeuw); - Voor het zuidwesten van het plangebied geen verwachting geldt voor resten uit de nieuwe tijd aangezien dit deel tot in de 19e onbedijkt gebied (in de Zwingeul) betrof
Burgh-Haamstede Irenestraat en Sluispad Burgh-Haamstede Irenestraat en Sluispad. Gemeente Schouwen-Duiveland. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
De opdrachtgever, de Gemeente Schouwen-Duiveland, heeft het voornemen om twee gebieden binnen de bebouwde kern van Burgh-Haamstede, gelegen aan de Irenestraat en aan het Sluispad te ontwikkelen als woningbouwlocaties. In het kader van het oppervlaktewatermanagement wordt ook de waterafvoer en ‐berging aangepast. Verder worden ook nog nieuwe wegen en parkeerplaatsen voorzien. Er zijn nog geen verstoringsdiepten en -oppervlaktes gekend. In het kader van de benodigde bestemmingsplanwijziging heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd in beide deelgebieden.
In het kader van het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd, hetgeen heeft geleid tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Dit model is vervolgens getoetst door het uitvoeren van een verkennend booronderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan het volgende worden gesteld: - In het deelgebied Irenestraat bestaat de natuurlijke ondergrond uit afzettingen van het Laagpakket van Walcheren op geërodeerd Hollandveen. Het veen is gelegen op een diepte tussen 2 en 2,52 m – mv (1,09 en 1,64 m -NAP). Onder het veen bevinden zich afzettingen van het Laagpakket van Wormer in boringen 2, 4 en 5, vanaf een diepte tussen 2,64 en 2,78 m -mv (1,76 en 1,94 m -NAP). Dit betreft klei- op zandafzettingen. In de profielen van boringen 1 en 3 is aan de basis van het boorprofiel een stuifduintje aangetroffen. Ook deze stuifduin is afgedekt met een dun laagje kleiafzettingen van het Laagpakket van Wormer. De bovenzijde van de Wormerafzettingen ligt hier op een diepte tussen 2,53 en 2,55 m -mv (1,57 en 1,61 m -NAP).
- In deelgebied Sluispad zijn geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aangetroffen. Tot de maximale boordiepte van 2,75 m -mv (1,68 m -NAP) zijn geen andere (oudere) afzettingen aangetroffen.
- In deelgebied Irenestraat is de bodem verstoord in boringen 1 en 4 tot een diepte van respectievelijk 0,7 en 0,8 m -mv (0,26 en 0,03 m +NAP). Bij boring 2 is er een ook recente verstoring aanwezig tot 0,8 m -mv (0,08 m +NAP) maar is hieronder een tweede antropogeen pakket aangetroffen tot 2,32 m -mv (1,44 m -NAP). Bij boring 5 zijn de aanwijzingen voor een verstoorde bodem minder uitgesproken maar is het profiel naar verwachting verstoord tot minsten 0,65 m -mv (0,19 m +NAP).
- In deelgebied Sluispad is in elk van de boorprofielen de bovenzijde verstoord tot een diepte tussen 0,7 en 1,1 m -mv (0,27 m +NAP en 0,01 m -NAP) bij boringen 7-9. Bij boring 6 is dit tot op 1,9 m mv (0,93 m -NAP).
Op basis van dit onderzoek geldt in het deelgebied Irenestraat een lage verwachting voor resten uit het neolithicum tot de middeleeuwen. In deelgebied Sluispad geldt eveneens een lage verwachting voor resten uit de middeleeuwen. Voor de nieuwe tijd geldt in beide deelgebieden een lage verwachting voor bewoningsresten. Voor gedeeltelijk verstoorde resten van structuur uit de 19e en 20e eeuw geldt in beide deelgebieden plaatselijk wel een middelhoge verwachting, dergelijke vindplaatsen worden echter niet behoudenswaardig geacht
Goes joachimikade 35 Goes Albert Joachimikade 35, Gemeente Goes. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
In opdracht van Zandhandel Faasse BV heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in april en mei 2019 een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd binnen een plangebied aan de Albert Joachimikade 35 te Goes.
Het plangebied is gelegen in het havengebied ten noorden van de historische kern van Goes en ligt tussen het havenkanaal en de Albert Joachimikade. Het plangebied is heden in gebruikt als bedrijfsterrein. Het terrein rond de bestaande kantoren en loodsen als verhard met asfalt en beton en is in gebruik als zandcentrale. Ter plaatse van plangebied zuid wordt het bestaande kantoorgebouw en de omliggende gebouwen gesloopt en wordt de bouw van een nieuw kantoorgebouw met parkeerruimte voorzien. Binnen plangebied noord zal een nieuwe loods gebouwd worden. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 240 m² in het noordelijke deel en 700 m2 in het zuidelijke deel. De percelen waarbinnen de bouwactiviteiten zullen plaatsvinden staan kadastraal bekend onder Gemeente Goes Sectie B nrs. 3386 en 3387 (deels). De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 940 m2.
De percelen hebben in het vigerende bestemmingsplan Havengebied Goes (2016) een enkelbestemming Gemengd. Binnen het bestemmingsplan worden mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen binnen het plangebied planologisch beschermd door een dubbelbestemming waarde archeologie 1 en 2 (WA-1 en WA-2). Binnen het gebied met dubbelbestemming WA-1 geldt een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die groter zijn dan 50 m2 én dieper reiken dan 0,4 m -mv. Binnen gebieden met de dubbelbestemming WA-2 betreft dit groter dan 250 m2 en dieper dan 0,4 m -mv. Dergelijke werkzaamheden zijn wel vergunbaar mits een archeologisch onderzoeksrapport wordt voorgelegd waarin wordt aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat deze door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad. Omdat met de sanering de vrijstellingsgrenzen worden overschreden dient in het kader van de benodigde omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport te worden voorgelegd.
In dit geval heeft de bevoegde overheid, de gemeente Goes, beredeneerd afgeweken van deze procedure. Immers, in 2016 heeft de Gemeente Goes een uitgebreid Archeologisch Bureauonderzoek laten opstellen waar de volledige binnenstad en het havengebied in zijn opgenomen. Ook het huidige plangebied maakt deel uit van dit gebied. Dit betekent dat voor het plangebied geen nieuw bureauonderzoek moet worden opgesteld en dat kan worden volstaan met het opstellen van een verwachtingsmodel voor het plangebied, gebaseerd op het eerder uitgevoerde onderzoek, aangevuld met gebiedseigen informatie (bijv. bekende verstoringen van de bodem). Het opgestelde archeologische verwachtingsmodel wordt getoetst door het uitvoeren van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek geldt er een lage verwachting voor resten uit het neolithicum op het niveau van het Laagpakket van Wormer en voor resten uit de bronstijd en de ijzertijd voor het opgaand pakket Hollandveen. Verder geldt er geen verwachting voor resten uit de late ijzertijd en Romeinse tijd op het niveau van het Hollandveen en een lage verwachting voor de vroege middeleeuwen op het niveau van het Laagpakket van Walcheren. Voor wat betreft de late middeleeuwen en nieuwe tijd geldt er een hoge verwachting. Resten uit deze perioden kunnen aangetroffen worden vanaf een diepte van 2,15 m +NAP in het noordelijke plangebied en 1,92 m +NAP in het zuidelijke. Om deze reden wordt archeologisch vervolgonderzoek dan ook noodzakelijk geacht bij grootschalige ingrepen die dieper reiken dan 1,92 m + NAP in het zuidelijke plangebied en 2,15 m +NAP in het noorden.
Volgens de meest recente plannen wordt geen diepe bouwput of kruipruimte voorzien maar zullen de te realiseren gebouwen op palen gefundeerd worden. Voor de nieuwbouwloods wordt voor de funderingsbalk een sleuf ontgraven met een breedte van 1,3 m bovenaan en 0,8 m op de bodem tot een diepte van 0,87 m – peil (1,93 m +NAP), voor de aanleg van de vloer wordt de tussenliggende ruimte ontgraven tot een diepte van 0,35 m -peil (2,45 m +NAP). Voor het realiseren kantoorgebouw betreft dit een funderingssleuf tot een diepte van 0,95 m – peil (1,95 m -NAP) en tot 0,45 -peil (2,45 m +NAP) voor de vloer. Met de geplande graafwerkzaamheden wordt enkel in het noordelijke plangebied (locatie nieuwbouwloods) het archeologisch niveau bereikt, meer bepaald bij de aanleg van de funderingssleuven. Enkel voor deze werkzaamheden is een vervolgonderzoek op noodzakelijk
Hengstdijk Dijk van de Kleine Hengstdijkpolder 6 Hengstdijk Dijk van de Kleine Hengstdijkpolder 6. Gemeente Hulst. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen
Het voornemen is om in het agrarische perceel bij de Dijk van de Kleine Hengstdijkolder huisnummer 6 te Hengstdijk (gemeente Hulst); een nieuw waterbassin te realiseren. In het kader van de hiertoe benodigde bestemmingsplanwijziging heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 6.300 m2.
Dit onderzoek bestond in eerste instantie uit een bureauonderzoek waarbij een gespecificeerd verwachtingsmodel werd opgesteld voor het plangebied. Dit model is vervolgens getoetst door het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase). Tijdens deze verkennende fase werden de landschappelijke vormeenheden bepaald met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones aan te duiden voor eventuele volgende vormen van onderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan gesteld worden dat: - In, en op, het Laagpakket van Wierden (pleistoceen dekzand) dat voorkomt vanaf minimaal (4,4 m -NAP) een (lage tot) middelhoge verwachting geldt op het voorkomen van vindplaatsen uit het paleolithicum t/m mesolithicum in het grootse deel van het plangebied. Deze verwachting geldt niet voor het noordwesten.
- In, en op het Basisveen, Laagpakket van Wierden, Hollandveen en Laagpakket van Walcheren een lage en plaatselijk geen verwachting bestaat op het voorkomen van vindplaatsen uit het mesolithicum tot en met de nieuwe tijd
- …