15 research outputs found

    Bochtafsnijding Delftse Schie – vindplaats 1, gemeente Schiedam, een archeologische Bochtafsnijding Delftse Schie – vindplaats 1, gemeente Schiedam, een archeologische opgraving

    No full text
    In opdracht van de provincie Zuid-Holland heeft RAAP van 7 mei tot en met 19 juni 2018 een archeologische opgraving uitgevoerd in het kader van het project ‘Bochtafsnijding Delftse Schie’ in de gemeente Schiedam. Dit onderzoek is het aanvullende onderzoek op de locatie die bekend staat als ‘vindplaats 1’. In 2014 is het noordelijk deel van deze vindplaats opgegraven door het ADC. Het voornaamste doel van het onderzoek was het veiligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ). Landschap De Schie was van oorsprong een getijdenkreek, die nog tot de 12e eeuw onder invloed stond van de Rijn-Maasdelta. In de 11e-12e eeuw werd voor het eerst een dijk aangelegd. Ter plaatse van het plangebied was dat in een veenmoeras. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied in basis bestaat uit mineraalarm rietveen. Naar boven toe gaat dit pakket over in amorf rietveen. De top van het natuurlijke veenpakket bevindt zich in het zuiden op 3,3 m –NAP en duikt naar het noorden tot 4,4 m –NAP. Door de aanwezigheid van de dijk is het veen ter plaatse flink ingeklonken. Afzettingen van de Schie zijn binnen het onderhavige onderzoeksgebied niet aangetroffen. Archeologie De voornaamste doelstelling van het onderzoek was de opbouw en datering van de Oude Dijk in kaart brengen. Uit het aanvullende onderzoek op vindplaats 1 is gebleken dat de dijk is aangelegd in de 12e eeuw. In de opgravingsput was goed zichtbaar hoe bijna het hele dijklichaam, dat ongeveer 1,5 m hoog is geweest, door zijn eigen gewicht in het veen is weggezakt. Naast enkele scherven 12e-13e-eeuws aardewerk is een zilveren munt uit 1213-1222 gevonden. De dijk is vervolgens in de 16e eeuw opgehoogd (circa 80 cm), in de 17e eeuw (circa 100 cm) en in de 18e eeuw (circa 60 cm). Enkele vondsten uit 16e eeuw zijn in verband te brengen met de verstening van boerderij ‘s -Gravenhuize in deze periode: twee miniatuur kruikjes, roodbakkend geglazuurd aardewerk, steengoed, faience en enkele fragmenten bouwmateriaal. Vormen omvatten vooral keuken- en tafelgerei zoals verschillende kannen, schotels, bakpannen, grapen, een randfragment van een ongeglazuurde vuurklok, een grote kom en twee fragmenten van vetvangers. De 17e-eeuwse dijkfase is te relateren aan de herbouw van boerderij ’s-Gravenhuize. Beschoeiingen en een kleine inham aan de westzijde werden gemaakt. De ongeveer 80 cm hoge beschoeiingen werden vooral gemaakt van hergebruikt hout. Bij de inham bestaat een deel van de beschoeiing uit een vlechtwerk van wilgentakken. De ruimte achter de beschoeiing is met klei en afval opgevuld. Op de pas-verhoogde dijk werd een gebouw van ongeveer 5,8 m lang en 4,2 m breed gebouwd, met een ingang aan de oostzijde en een raam in de noordzijde. Van dit glas-in-loodraam zijn veel scherven en enkele hele ruitjes teruggevonden. Het gebouw lijkt pal aan het water te hebben gestaan en was aan de Schie-zijde vrij stevig en diep gefundeerd. Dit bijgebouw of schuur is op geen enkele historische kaart terug te vinden. Vondsten uit deze periode zijn onder andere drie leren schoenzolen, waarvan één van een kind, een sleutel, een lepelbak, een munt , een textiellood uit Noord-Frankrijk, een lodenstrip van de glas-in-loodramen, een hooivorkonderdeel, een ijzeren spade, een loden snorrebot en een vingerhoed. Op de 18e-eeuwse dijk lag een schelpenpad, mogelijk onderdeel van een jaagpad. Vondsten uit de de 18e eeuw zijn vooral in en rondom het gebouw aan de Schie aangetroffen. Het gaat om scherven van melkteilen, tabakspijpen, wandtegels, een pispot, theepotten, borden, kopjes, grote kommen, een schotel, een komfoor, een kandelaar en een vaas. Vier diergraven met daarin vijf redelijk complete runderen zijn mogelijk in verband te brengen met een 18e-eeuwse veepestepidemie

    Plangebied Singel 56 te Odijk: nederzettingsresten uit de midden ijzertijd en vroege middeleeuwen A. Een archeologische opgraving. Plangebied Singel 56 te Odijk: nederzettingsresten uit de midden ijzertijd en vroege middeleeuwen A. Archeologische proefsleuven.

    No full text
    Inleiding In opdracht van de gemeente Bunnik heeft RAAP van 20 tot en met 22 november 2019 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van nieuwbouw in de gemeente Bunnik. Binnen het plangebied worden vier huizen gerealiseerd. De bouwvergunning was al afgegeven, toen bleek dat nog archeologisch onderzoek plaats moest vinden. Het PvE voor een proefsleuvenonderzoek was al in 2008 opgesteld. Het onderhavige onderzoek is om die reden uitgevoerd onder het PvE uit 2008, met de toestemming van de projectontwikkelaar die al begonnen was met bouwen. Het voornaamste doel van het onderzoek was het veiligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ). Landschap Uit het onderzoek is gebleken dat de vindplaats ligt op een relatief hoge oeverwal op de zuid(-west) oever van de Kromme Rijn. Deze oeverwal (vermoedelijk bijna de hele lengte ervan) is vrij intensief bewoond vanaf de ijzertijd. Aan de westkant van het plangebied ligt de flank van de oeverwal. Het vlak loopt daar af. Over een afstand van 30 meter is het hoogteverschil van het sporenvlak minimaal 44 cm. Op de oeverwal ligt een goed ontwikkelde vondstlaag, met veel ijzertijdmateriaal erin. Doordat hier in de tweede bewoningsfase (laat-Romeinse tijd tot vroege middeleeuwen) doorheen is gegraven, is het materiaal gemengd geraakt. Op de top van de oeverwal ligt het sporenvlak op 2,95-3,10 m +NAP (oplopend naar het noordoosten), terwijl aan de westkant het sporenvlak op 2,51 m +NAP ligt. Het vlak is daar aangelegd bovenin de cultuurlaag, vanwege de dieptelimiet van het onderzoek. Van de midden-ijzertijd tot in de vroege middeleeuwen is de ligging van de rivier ongeveer ongewijzigd. Vermoedelijk liep in de ijzertijd al een weg door de nederzetting, ter plaatse van de huidige Singel, parallel ten noordoosten naast de vindplaats. In de loop van de Romeinse tijd verplaatste de hoofdweg zich waarschijnlijk naar het zuidwesten, naar de locatie van de huidige Schoudermantel / N229. Archeologie Op de vindplaats is sprake van twee hoofdfasen waarin bewoning heeft plaatsgevonden: fase 1, de midden tot begin late ijzertijd (4e-3e eeuw voor Chr), en fase 2, de laat-Romeinse tijd-vroege middeleeuwen A (4e-6e eeuw na Chr.). Deze fasen hebben plaatsgevonden op dezelfde plek, maar met een tussenpose van bijna 1000 jaar. Ook in de vroeg-Romeinse tijd hebben mensen vondsten achter gelaten, maar geen van de sporen kan aan deze periode worden toegekend. Ruimtelijk gezien ligt de bewoningskern van deze tussenfase waarschijnlijk meer naar het noordoosten. Uit beide fasen zijn nederzettingssporen aangetroffen. De ijzertijdsporen zijn over het algemeen iets minder goed bewaard gebleven: wat vager, minder diep en lichtgrijs van kleur. De vroegmiddeleeuwse paalsporen daarentegen zijn uitstekend geconserveerd, met een donker-blauwgrijze vulling waar zelfs nog luchtgaten in zitten. Naast paalsporen zijn enkel kuilen onderzocht, maar de meeste grote sporen zijn in situ bewaard. De hoofdmoot van de vondsten bestaat uit handgevormd aardewerk, waarvan een groot deel afkomstig is uit een midden-ijzertijd pottenbakkersoven. Daarnaast is een redelijke hoeveelheid bouwmateriaal gevonden, zowel uit de ijzertijd als uit de Romeinse tijd. Het bouwmateriaal uit deze laatste periode zal in de vroege middeleeuwen, de 5e en 6e eeuw, ook nog zijn (her-) gebruikt. Overige vondstcategorieën zijn metaalvondsten, slakmateriaal (zowel van ijzerbewerking als uit de pottenbakkersoven), natuursteen en dierlijk bot. Enkele kleine stukjes glas zijn geborgen. Over het algemeen is het vondstmateriaal in een goede staat van conservering. Veel materiaal is afkomstig uit de cultuurlaag, een laag met een oorsprong in de ijzertijd, maar waar in de tweede bewoningsfase jonger materiaal doorheen is gemengd. Een bijzondere vondst uit deze context zijn twee botten uit de poot van een wilde kat (waarschijnlijk ijzertijd maar niet zeker). Uit de volksverhuizingstijd zijn een aantal zeer goed geconserveerde sporen aangetroffen. Eén paalspoor bevatte opvallend genoeg de botjes van zeker 16 kikkers, macroresten van gerst, een uiteengevallen glazen object en houtskool. Het houtskool en een kikkerbotje zijn beide gedateerd tussen 412 en 566. De klei in het spoor was heel los van structuur, met luchtgaten erin, een aanwijzing dat het intentioneel is dicht gemaakt.' Aanbevelingen Met deze opgraving is de wetenschappelijke informatie ex situ bewaard, zodat verder archeologisch veldonderzoek niet meer aan de orde is. Dit onderzoek betreft alleen de kruipruimte onder de vier woningen, tot circa 1,07 m –mv (circa 2,93 m +NAP) en tussen de betonnen palen. Daarbuiten en daaronder is de vindplaats in situ behouden. De vindplaats is behoudenswaardig. Maar ook voor de directe omgeving op de oeverwal van Odijk (de Singel en aan weerszijden daarvan), wordt behoud in situ aanbevolen. Archeologische resten worden al vanaf circa 20-30 cm-mv verwacht

    Plangebied Jochem Janszplantsoen en Singel te Odijk, gemeente Bunnik; Plangebied Jochem Janszplantsoen en Singel te Odijk, gemeente Bunnik; proefsleuvenonderzoek en een archeologische opgraving van een midden ijzertijd en vroegmiddeleeuwse vindplaats

    No full text
    Inleiding In opdracht van Portaal Vastgoed Projecten heeft RAAP van 14 t/m 16 juli 2020 een proefsleuvenproject uitgevoerd en van 11 t/m 26 november 2020 een archeologische opgraving, in het kader van de herontwikkeling van het plangebied voor sociale woningbouw in de gemeente Bunnik (figuur 1). Het voornaamste doel van het onderzoek was het veiligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ). Een deel van het plangebied is in situ behouden. Landschap Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied bestaat uit een zandige oeverwal aan de westkant en sterk kleiig zandige kronkelwaardafzettingen aan de oostkant. Het sporenvlak lag aan de oostkant maximaal 150 cm dieper dan aan de westkant. De top van de oeverwal lijkt te zijn afgeschoven richting het oosten, vermoedelijk voor de aanleg van de Singel begin jaren ’70. Het terrein aan de oostkant is een flink stuk opgehoogd, waardoor het huidige hoogteverschil nog maar circa 40 cm bedraagt Archeologie De bewoning van de vindplaats is in twee hoofdfasen te onderscheiden: de midden- en begin late ijzertijd (ca. 4e-3e eeuw v.Chr.) en de laat Romeinse tijd – vroege middeleeuwen (ca. 4e-7e eeuw n.Chr.). Activiteiten in de tussenliggende eeuwen en vanaf de 7e eeuw hebben ook sporen en vondsten nagelaten, maar in veel kleinere aantallen. De ijzertijdfase wordt gekenmerkt door een rijke cultuurlaag bovenop de zandige oeverwal. Dit gaat vergezeld van veel paalsporen, van voornamelijk bijgebouwen en palenrijen. De kern van de nederzetting in de tweede fase ligt waarschijnlijk buiten het plangebied. Wel zijn er waterputten en veel kuilen op de rand van de oeverwal aangetroffen op de plek waar deze afloopt naar de kronkelwaard. De kuilen zijn mogelijk gebruikt voor het looien van leer of het roten van vlas (hoewel geen botanische resten hiervan zijn aangetroffen). In de kronkelwaard liggen ook sporen en een zeer rijke laat-Romeinse-vroegmiddeleeuwse vondstlaag van de tweede fase, maar deze is voornamelijk in situ behouden. Aanbevelingen Met deze opgraving is de wetenschappelijke informatie in deelgebied A ex situ bewaard, zodat verder archeologisch onderzoek niet meer aan de orde is. Voor deelgebied B geldt dat de bodem niet beneden 2,0-2,2 m+NAP verstoord mag worden om de resten daar in situ te behouden. Op de volledige oeverwal in Odijk en de flanken daarvan is een hoge trefkans op archeologie. Zelfs onder bestaande bebouwing, zoals onder de Singel, zijn nog archeologische resten te verwachten. Het archeologische niveau kan op de oeverwal al op 40-50 cm onder het maaiveld worden verwacht, circa 3,25 m+NAP. Geadviseerd wordt om bij alle werkzaamheden die bodemverstoringen veroorzaken dieper dan 40 cm, in het gebied dat is aangegeven als ‘oeverwal’ in figuur 7 in dit rapport, archeologisch onderzoek uit te voeren

    Plangebied SV Ruwaard RAAPrap_5966_OSSRU3_20220727

    No full text
    De sporen en vondsten duiden op de aanwezigheid van een vindplaats. Het gaat hierbij om eenperceleringssysteem met greppels die zijn aangelegd ten behoeve van de indeling en afwatering vanakkers. De greppels hebben vanaf de 14e eeuw tot aan het heden dezelfde oriëntatie gehouden.Verschillende formaten greppels zijn aangetroffen, die duiden op meerdere fasen van hetperceleringssysteem. De oudste greppels zijn in de 14e -15e eeuw te dateren op basis van hetaardewerk, hoewel één greppel op basis van de oriëntatie waarschijnlijk ouder is, en in een andere(middeleeuwse) greppel een Romeinse scherf keramiek is gevonden. De jongste greppel/sloot iszichtbaar op het minuutplan uit begin 19e eeuw. Daarnaast zijn nog enkele aanwijzingen gevonden vanagrarische werkzaamheden op de percelen in de vorm van plantbedden, spitsporen en ploegsporen.Ook deze hebben dezelfde oriëntatie. Op basis van het schaarse vondstmateriaal, inclusief hetmateriaal dat uit de bovenliggende lagen is verzameld, zijn de sporen in de 14e -17e eeuw te plaatsen,globaal in de late middeleeuwen B tot nieuwe tijd B

    Archeologische begeleiding van de vervanging van het riool in de Professorenbuurt te Nieuwegein, Gemeente Nieuwegein "Archeologische begeleiding van de vervanging van het riool in de Professorenbuurt

    No full text
    In opdracht van de gemeente Nieuwegein heeft RAAP tussen 17 februari en 27 september 2021 een archeologische opgraving - variant archeologische begeleiding uitgevoerd in het kader van het project ‘Rioolvervanging Professorenbuurt’ in de gemeente Nieuwegein. Omdat het onderzoeksgebied bebouwd is, was regulier archeologische onderzoek voorafgaand aan de geplande ontwikkeling niet mogelijk. Het archeologisch onderzoek is daarom gecombineerd met de civieltechnische werkzaamheden en uitgevoerd als een archeologische begeleiding. Tijdens het onderzoek zijn de ondergrondse civiele werkzaamheden archeologisch begeleid. In totaal is hierbij ruim 350 m lengte van de rioolsleuven onderzocht. Er zijn twee vindplaatsen in het onderzoeksgebied aangetroffen. Het gaat om Romeinse vindplaats 1 aan de zuidkant en middeleeuwse-nieuwe tijd vindplaats 2, eigenlijk het oude Jutphaas, aan de noordkant. Aanvullend heeft het onderzoek informatie opgeleverd over de vegetatie rond de oevers van de Jutphaas in de bronstijd en ijzertijd. Vindplaats 1 Aard van de vindplaats : nederzetting Diepteligging : circa 0,45 m+NAP Datering : 1e-2e eeuw Vindplaats 2 Aard van de vindplaats : nederzetting Diepteligging : circa 0,75 m+NAP Datering : late middeleeuwen-nieuwe tij

    Plangebied Minkeloos naast nr. 28 te Noordeloos, gemeente Molenlanden. Een op-graving - variant archeologische begeleiding. Plangebied Minkeloos naast nr. 28 te Noordeloos, gemeente Molenlanden. Een op-graving - variant archeologische begeleiding.

    No full text
    Inleiding In opdracht van dhr. G. Slob heeft RAAP op 14 mei 2024 een archeologische opgraving -variant bege-leiding uitgevoerd in het kader van een nieuwbouw project in Noordeloos, in de gemeente Molenlanden. Het voornaamste doel van het onderzoek was het veiligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ). Landschap De vindplaats ligt bovenop een oude riverduin, waarvan de top direct onder de bouwvoor verwacht kan worden. In theorie kan deze al vanaf het laat-Paleolithicum zijn bewoond, aangezien het al zo lang een hoge plek is in het landschap. Het omringende landschap heeft in loop van tijd meerdere natte en over-stromingsperioden gehad, waarbij afwisselend veen is gevormd en kleidekken zijn afgezet. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied bestaat uit een recente bouwvoor, met daaronder een oude bouwvoor van maximaal 50 cm dik. In het midden van de opgravingsput gaat deze geleidelijk over in een menglaag, waarschijnlijk een oude akkerlaag in de top van het duin. Deze laag is ongeveer 25 cm dik en ligt op de schone C-horizont. Archeologie De vindplaats maakt deel uit van een 17e-19e-eeuws erf. De enige twee aangetroffen sporen zijn onder-deel van een voormalig schuurtje, dat op het minuutplan uit 1811-1831 zichtbaar is. Het betreft een deel van een muurtje en een restant van een vermolmde houten paal. Aan de zuidwestelijke flank van het duin is een puinlaag aangetroffen uit dezelfde periode. Hierin zijn wat vondsten aangetroffen die stammen uit de 17e-19e eeuw. Daarnaast zijn nog enkele scherven uit dezelfde periode verzameld uit een oude bouwvoor, die zich bevindt onder de huidige

    Plangebied Keenenburg V Fase 2 te Schipluiden, gemeente Midden-Delfland. Archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek. Plangebied Keenenburg V Fase 2 te Schipluiden, gemeente Midden-Delfland. Archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek.

    No full text
    In opdracht van de gemeente Midden-Delfland heeft RAAP van 5 tot en met 8 maart 2024 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het kader van de nieuwbouw van 39 woningen in Schipluiden. Het doel van het proefsleuvenonderzoek was het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe was het noodzakelijk inzicht te krijgen in de precieze aard en omvang van de vindplaats. In het verlengde daarvan is in kaart gebracht wat de consequenties zijn van de onderzoeksresultaten voor de verdere planvorming in het plangebied. Is de archeologische vindplaats behoudenswaardig en, zo ja, kan deze behouden blijven of dient deze te worden opgegraven? Tijdens het onderzoek zijn verspreid over het plangebied acht proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 955 m2. Dit komt neer op een dekkingsgraad van 6% van het totale plangebied. In de proefsleuven zijn geen archeologische sporen aangetroffen. Verspreid over het plangebied is wat los middeleeuws aardewerk en andere vondstmateriaal aangetroffen. De bescheiden hoeveelheid vondsten is mogelijk te relateren aan de nabijheid van het voormalige kasteel Keenenburg en de oude dorpskern van Schipluiden ten noorden van het plangebied. Het plangebied zelf is te interpreteren als buitengebied en mogelijk al eeuwen in gebruik als graslanden. Op basis van de waardering van de aangetroffen resten, waarbij is gekeken naar zowel de fysieke als de inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats, wordt geconcludeerd dat een behoudenswaardige vindplaats niet aanwezig is. Het selectieadvies luidt: vrijgeven

    Wasbeeklaan 2a, gemeente Teylingen, een archeologische begeleiding, protocol opgraving Wasbeeklaan 2a, gemeente Teylingen, een archeologische begeleiding, protocol opgraving

    No full text
    Inleiding In opdracht van gebr. Van der Geest BV heeft RAAP van 11 tot en met 13 juli 2017 een archeologische opgraving uitgevoerd in het kader van het project ?archeologische begeleiding bij zandwinning Wasbeeklaan 2A in de gemeente Teylingen. In het plangebied van circa 1,1 ha is 1590 m2 afgegraven en archeologisch begeleid. Het voornaamste doel van het onderzoek was het veiligstellen van de wetenschappelijke informatie (behoud ex situ). Landschap en Archeologie Het plangebied ligt op de noordwestelijke flank van de Warmonderstrandwal, één van de oudste strandwallen in de regio, die ongeveer 5800 jaar geleden is gevormd. Enkele restanten van archeologische sporen zijn aangetroffen en de bijbehorende vondsten. Op deze locatie heeft in de Romeinse tijd een nederzetting gestaan, die in elk geval is te dateren tussen circa 150 en 250 na Chr. op basis van het aardewerk. De nederzetting is door afgravingen en omzetting van de bovengrond zwaar verstoord. Slechts de onderkant van vier waterputten is aangetroffen, op een vlak op ongeveer 1,0 m -NAP. Het oorspronkelijke maaiveld lag in de Romeinse tijd mogelijk rond 0 m NAP. In de waterputten werden onder andere aardewerk, botmateriaal en houten voorwerpen aangetroffen. De best bewaarde waterput was nog 75 cm diep. Deze was gemaakt van turfplaggen, gefundeerd op een houten wagenwiel zonder spaken, en bevatte een waterfilter gemaakt van een grasmat en een dikke laag aardewerkscherven. Door de grasmat heen was een welpaal geslagen. In de andere drie waterputten werd onder andere aardewerk in veel kleinere aantallen gevonden, en nog een wagenwiel van hetzelfde type. Uitwerking Ten behoeve van deze rapportage is alleen het aardewerk uitgewerkt. Voor de overige vondstcategorieën heeft geen analyse plaatsgevonden omdat voor de uitwerking door de opdrachtgever geen opdracht is gegeven en geen financiële middelen zijn verstrekt. De synthese en de beantwoording van de onderzoeksvragen is hierdoor beperkt. Bij het naderen van de wettelijk voorgeschreven 2-jaartermijn, is besloten het project te rapporteren met de beperkte gegevens die beschikbaar zijn

    Plangebied Warmonderhekbrug te Warmond, gemeente Teylingen; archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek - variant archeologische begeleiding Plangebied Warmonderhekbrug te Warmond, gemeente Teylingen; archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek - variant archeologische begeleiding

    No full text
    In opdracht van de gemeente Teylingen heeft RAAP op 8 november 2021 en 18 januari 2022 een archeologisch proefsleuvenonderzoek - variant archeologische begeleiding uitgevoerd in het kader van het project ‘vernieuwing Warmonderhekbrug’ in de gemeente Teylingen. Het doel van het proefsleuvenonderzoek was het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe was het noodzakelijk inzicht te krijgen in de precieze aard en omvang van de vindplaats. In het verlengde daarvan is in kaart gebracht wat de consequenties zijn van de onderzoeksresultaten voor de verdere planvorming in het plangebied. Is de archeologische vindplaats behoudenswaardig, en, zo ja, kan deze behouden blijven? Omdat het onderzoeksgebied verhard is, was regulier archeologische onderzoek voorafgaand aan de geplande ontwikkeling niet mogelijk. Het archeologisch onderzoek is daarom gecombineerd met de civieltechnische werkzaamheden en uitgevoerd als een proefsleuvenonderzoek - variant archeologische begeleiding. Tijdens het onderzoek zijn de ondergrondse civiele werkzaamheden archeologisch begeleid. In totaal is hierbij een oppervlakte van 54 m² onderzocht. Bij het archeologisch onderzoek zijn oude resten van de Warmonderhekbrug vastgelegd, maar is ook geconstateerd dat grote delen in het verleden al zijn afgebroken. Een funderingsmuur uit de 18e-19e eeuw was het voornaamste onderdeel dat resteerde van een oudere brugfase. Ten noorden van de brug is een klein deel van de aansluitende weg opgegraven tot in een 17e/18e-eeuwse wegverharding. Aard van de vindplaats : historische brug en historische weg Diepteligging : tot circa 0,20 m+NAP Datering : NTB-NTC De vindplaats kon niet worden behouden, aangezien de oude brug vervangen is door een nieuwe op dezelfde locatie. De historische weg is grotendeels in situ behouden en wordt beschermd door diverse ophogingslagen

    Plangebied Voedselbos Nispenseweg te Roosendaal, gemeente Roosendaal; archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek Plangebied Voedselbos Nispenseweg te Roosendaal, gemeente Roosendaal; archeologisch vooronderzoek: proefsleuvenonderzoek

    No full text
    In opdracht van Brabant Water N.V. heeft RAAP op 12 en 13 september 2022 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het kader van het project ‘Voedselbos Nispenseweg’ in de gemeente Roosendaal. Het doel van het proefsleuvenonderzoek was het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe was het noodzakelijk inzicht te krijgen in de precieze aard en omvang van de vindplaats. In het verlengde daarvan is in kaart gebracht wat de consequenties zijn van de onderzoeksresultaten voor de verdere planvorming in het plangebied. Is de archeologische vindplaats behoudenswaardig, en, zo ja, kan deze behouden blijven of dient deze te worden opgegraven? Tijdens het onderzoek zijn verspreid over het plangebied twaalf proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 1200 m2. Dit komt neer op een dekkingsgraad van 10% van het totale plangebied. Verspreid over de proefsleuven zijn verschillende archeologische resten aangetroffen. Het gaat om vier perceelgreppels, twee kuilen en een paalkuil uit de nieuwe tijd B tot nieuwe tijd C. Het geringe aantal vondsten, bestaande uit aardewerk, bouwkeramiek en metaal, is grotendeels afkomstig uit de akkerlaag en sporen die in verband staan met de akkerlaag. Aard van de vindplaats : sporen van agrarisch landgebruik Diepteligging : ca. 45 tot 80 cm –mv / ca. 6,60 tot 7,80 m+NAP Datering : nieuwe tijd B/C Op basis van de waardering van de aangetroffen resten, waarbij is gekeken naar zowel de fysieke als de inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats, wordt geconcludeerd dat het niet gaat om een behoudenswaardige vindplaats. Het selectieadvies luidt: vrijgeven
    corecore