Tegen de draaikolk in. Het kunstmatige effect van de vertelsituatie en de metafictie in 'Letter en Geest. Een spookverhaal'

Abstract

Frans Kellendonk heeft in zijn essay ‘Idolen, over het tweede gebod’ (1987) beschreven dat wanneer literatuur de pretentie heeft om meer voor te stellen dan een kunstmatige en fictionele constructie, zij het gevaar loopt om ‘teruggezogen’ te worden door de vernietigende kracht van een draaikolk. Het meest belangrijke poëticale devies van Kellendonk heeft te maken met deze onderlinge relatie tussen de fictionele wereld van literatuur en de ‘werkelijkheid’, die de wereld van het boek omhult. De roman 'Letter en Geest. Een spookverhaal' (1982) bevat binnen Kellendonks oeuvre de meeste ingrediënten om aan zijn zogenaamde ‘kunstmatigheidseis’ te voldoen. Alles in 'Letter en Geest' wordt uiteindelijk teruggevoerd naar het uitgangspunt van een gesloten systeem. In mijn scriptie heb ik op twee manieren naar een antwoord gezocht op de hoofdvraag naar de verhouding tussen de vertelsituatie en de metafictie en het kunstmatige effect van deze verhouding. Na een inleidend eerste hoofdstuk over de schrijver Kellendonk, biedt hoofdstuk II een zuiver theoretisch antwoord op de hoofdvraag, waarin de vertelsituatie en metafictie zijn omschreven als twee constanten van de roman, die variabel zijn in hun verschijning. Een van de uitkomsten van dit tweede hoofdstuk was dat de diëgetische metafictie afhankelijk is van een gedramatiseerde verteller, terwijl de linguïstische variant geen afhankelijkheidsrelatie met de vertelsituatie onderhoudt. In hoofdstuk III heb ik het antwoord op de hoofdvraag gezocht binnen de context van de roman 'Letter en Geest', waarbij het begrippenapparaat van hoofdstuk II als richtsnoer heeft gediend. De zelfreflexiviteit van metafictie bleek voor alle structuuraspecten van 'Letter en Geest' te gelden, waarmee de roman omgeven lijkt te zijn door een spiegelende stolp die, samen met de metafictionele passages, resulteert in een afname van de verwijzingen naar de tekstexterne wereld. De verteller verandert van een raadselachtige gedramatiseerde instantie die in een meervoudsvorm vertelt, naar een niet-gedramatiseerde personale verteller. In hoofdstuk IV heb ik het principe van hoofdstuk III herhaald, met het verschil dat ik me in dit hoofdstuk heb gericht op de scharnierpositie die 'Letter en Geest' binnen Kellendonks oeuvre vervult. Kellendonks anti-mimetische romans verbeelden op zich zelf staande werelden die voorlopigheid uitstralen en het kunstmatige effect van de vertelsituatie en de metafictie mondt uit in een verzelfstandiging van de roman ten aanzien van de tekstexterne wereld. In 'Letter en Geest' roepen de polariteiten elkaar in rap tempo op en het hermetische karakter van 'Letter en Geest', dat door de grootschalige zelfreflexiviteit wordt bereikt, maakt deze roman tot een overwinning op de strijd met de vernietigende kracht van de draaikolk

Similar works

Full text

thumbnail-image

Utrecht University Repository

redirect
Last time updated on 14/06/2016

This paper was published in Utrecht University Repository.

Having an issue?

Is data on this page outdated, violates copyrights or anything else? Report the problem now and we will take corresponding actions after reviewing your request.