Electronic Archiving System
Not a member yet
    287506 research outputs found

    Archeologische opgraving Haimersweg 225 te Twekkelo, gemeente Enschede (OV) Archeologische opgraving Haimersweg 225 te Twekkelo, gemeente Enschede (OV)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 9 t/m 12 januari 2023 een Archeologische opgraving uitgevoerd aan de Haimersweg 225 te Twekkelo, gemeente Enschede (OV). Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit voorgaand onderzoek bleek dat op de locatie van het plangebied het historische erf De Haimer lag. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn verschillende sporen aangetroffen die verband hielden met een historisch erf. In het oostelijke deel van het plangebied zijn tijdens het proefsleuvenonderzoek grootschalige recente verstoringen aangetroffen. Op basis van het proefsleuvenonderzoek is er geadviseerd om een deel van het oostelijke bouwblok vrij te geven. Dit advies is over genomen in het bestemmingsplan (Hof te Twekkelo onherroepelijk vastgesteld 20-06-2022). Tijdens de opgraving zijn de delen van de bouwblokken onderzocht die binnen de dubbelbestemming archeologie liggen. Rondom de te onderzoeken bouwblokken is een buffer van 1 meter rondom heen. Het doel van de opgraving is het documenteren van gegevens en veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor de kennisvorming over het verleden. En diende antwoord te geven op de in het PvE opgestelde onderzoeksvragen Het onderzoek bestond uit een opgraving conform het SIKB KNA Protocol 4004 Opgraven Tijdens het onderzoek zijn in totaal 182 sporen aangetroffen. Naast negen recente- en vijftien natuurlijke verstoringen zijn 158 archeologische sporen aangetroffen. Deze sporen kunnen in verbrand gebracht worden met het historische erf De Haimer. De oostelijke werkput bevond zich buiten het historische erf. Hier zijn verschillende greppels en kuilen aangetroffen. Daarnaast zijn karrensporen aangetroffen. De westelijke werkput bevond zich midden op het historische erf. Hier zijn verschillende erfsporen aangetroffen die bestonden uit kuilen, greppels, paalsporen, muuruitbraak sleuven en een waterput. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen twee fasen worden onderscheiden. De eerste fase is de houtbouwfase. Tot deze fasen worden de erfgreppel en een tweede greppel gerekend. Tijdens deze fase heeft op het erf een vakwerkhuis gestaan waarvan waarschijnlijk de schouw en schoorsteen in baksteen waren opgebouwd en het dak was bedekt met dakpannen. Van dit gebouw zijn tijdens het onderzoek geen directe sporen aangetroffen, wel hergebruikte bakstenen en dakpannen. Aan het einde van de houtbouwfase zijn de greppels gedempt. Op basis van het vondstmateriaal was dit waarschijnlijk in de late 18e eeuw. Tijdens de steenbouwfase is binnen het onderzochte gebied een stenen boerderij gebouwd. Dit is het gebouw dat op de kadastrale kaart uit 1832 zichtbaar is. Gezien de demping van de greppels in de late 18e eeuw en de algemene trend van verstening van ruraal Twente dateert de steenbouwfase waarschijnlijk uit de vroege 19e eeuw, al is late 18e eeuw niet geheel uit te sluiten

    Gebiedspilot Oirsbeek-Amstenrade IVO karterend 2. EARTH Integrated Archaeology Rapporten 190

    No full text
    In opdracht van Waterschap Limburg heeft EARTH Integrated Archaeology in augustus 2021 een karterend booronderzoek uitgevoerd in twee plangebieden voor de gebiedspilot Oirsbeek- Amstenrade in de gemeente Beekdaelen. Hier zijn in het kader van het programma “Water in Balans” grond verstorende werkzaamheden ten behoeve van de aanleg en/of aanpassing van waterbuffers voorzien (zie Afb. 1). Het betreft buffers op de locaties Beijlkensweg (Oirsbeek) en Limietweg (Oirsbeek/Amstenrade). Voor deellocatie Beijlkensweg geldt dat binnen het plangebied een kleine nieuwe buffer zal worden aangelegd, waarbij het westelijke deel van de bestaande groenstrook tot ca. 50 cm onder maaiveld zal worden afgegraven. Daarnaast zal over een lengte van zo’n 25 meter een leegloopvoorziening richting de bestaande buffer worden aangelegd. In deelgebied Limietweg is een bestaande buffer aanwezig, deze zal worden vergroot en tot ca. maximaal 1,30 m onder maaiveld worden verdiept. Voor beide deelgebieden is in juni 2021 naar aanleiding van een hoge archeologische verwachting voor meerdere perioden (zoals geformuleerd in het bureauonderzoek)1 een verkennend booronderzoek uitgevoerd.2 Het verkennend booronderzoek kon voor (delen van) beide deelgebieden de hoge archeologische verwachting bevestigen. Op basis van de resultaten van het booronderzoek (diepteligging intacte bodemniveaus) en de geplande werkzaamheden (ontgravingsdiepten), is duidelijk geworden dat de geplande werkzaamheden ten dele kunnen conflicteren met de diepteligging van het archeologisch niveau en daarmee dus een bedreiging vormen voor mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarnaast is nabij de buffer van de Limietweg in een boring een fragment door mensen bewerkt (antropogeen) vuursteen aangetroffen, hetgeen een aanwijzing is voor de aanwezigheid van een vindplaats uit de steentijd. De natuurlijke bodemopbouw in beide plangebieden bestaat uit löss-afzettingen (zandige leem) waarin zich brikgronden hebben gevormd. Dit natuurlijke löss oppervlak (en tevens archeologisch niveau) is afgedekt met een pakket colluvium van variabele dikte. In twee boringen (26 en 30) is een fragment vuursteen aangetroffen. Bij beide fragmenten is geen bewerking door mensen (antropogeen) te herkennen. In één boring (boring 37, Limietweg) is een duidelijke archeologische indicator aangetroffen. Dit betreft een stukje gedraaid Romeins aardewerk. Het is niet waarschijnlijk dat dit fragment wijst op de aanwezigheid van een grotere vindplaats ter plaatse, zoals een nederzetting of een villaterrein. In dat geval zou er ook in de omringende boringen vondsten zijn aangetroffen. Mogelijk is het materiaal te relateren aan het bovenliggend colluvium en betreft het een fragment dat verplaatst is als gevolg van erosie. In boring 32 is een fragment verbrand bot aangetroffen in een colluvium pakket (verspoeld materiaal). Boringen 32 en 37 liggen naast elkaar. De combinatie van een fragment verbrand aardewerk en een fragment verbrand bot wijst mogelijk op de aanwezigheid van een crematiegraf uit de Romeinse tijd in of nabij het plangebied. In het karterend booronderzoek is geen vindplaats uit de steentijd aangetroffen. De combinatie van een fragment verbrand aardewerk en een fragment verbrand bot wijst mogelijk op de aanwezigheid van een crematiegraf uit de Romeinse tijd

    Bureauonderzoek Mast Strijbeek, gemeente Alphen-Chaam

    No full text
    In januari 2021 is in opdracht van Broadcast Partners door Antea Group een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Daesdonckseweg in Strijbeek (gemeente Alphen-Chaam, ABG-organisatie). De opdrachtgever is voornemens een zendmast te plaatsen. Hierbij zullen diverse bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden, met name voor de aanleg van de funderingen (ca. 13 m2, en ca. 3 m diep). Het terreinoppervlak rond de zendmast meet ca. 470 m2, en het terrein van de voormontageplaats meet ca. 1.600 m2. Het plangebied ligt in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Alphen-Chaam 2010, geconsolideerd’ (vastgesteld op 12-06-2018). Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’. Het archeologisch bureauonderzoek vindt daarmee plaats in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Een bureauonderzoek is de eerste stap binnen de Archeologische Monumentenzorg (AMZ, zie bijlage 2). Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Daarbij worden vragen beantwoord zoals bijvoorbeeld “waar kunnen we wat verwachten?”. Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. Conclusie op basis van het bureauonderzoek Het plangebied bevindt zich in het Noord-Brabants dekzandgebied. Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op dekzandwelvingen, en volgens de bodemkaart zijn daar hoge zwarte enkeerdgronden aanwezig. Er is een archeologische verwachting vanaf het paleolithicum tot en met het heden. Uit historisch kaartmateriaal vanaf 1811 bleek dat het plangebied tussen 1811 en het heden in gebruik was als landbouwgrond, en dat er sindsdien waarschijnlijk geen bewoning heeft plaatsgevonden. Over de voorafgaande periode (voor 1811) bestaan geen betrouwbare (historische) bronnen die de aanwezigheid van archeologische resten met zekerheid uitsluiten. Een archeologisch veldonderzoek is derhalve noodzakelijk om hier een onderbouwde uitspraak over mogelijk te maken. Advies De aanwezigheid van archeologische sporen is sterk afhankelijk van het feit of de bodemopbouw van het plangebied wel of niet verstoord is geraakt door reeds uitgevoerde grondwerkzaamheden. De vraag daarbij is in hoeverre een eventueel archeologisch vlak in de oorspronkelijke top van de C-horizont nog aanwezig is. Om dit te bepalen adviseert Antea Group om in het plangebied een verkennend archeologische booronderzoek uit te voeren. Dit dient uitgevoerd te worden overeenkomstig de BRL 4000 LS4003 met daarin besloten de KNA 4.1. Op deze manier kan een onderbouwd advies worden gegeven over de impact van de herinrichting van het plangebied en de eventueel noodzakelijke archeologische onderzoeken die daarvoor moeten worden uitgevoerd. Voor het verkennend booronderzoek adviseren we ca. acht boringen te plaatsen in een zo dekkend mogelijk grid over het plangebied, tot ca. 30 cm in de C-horizont. Met deze acht boringen worden dan in één onderzoek zowel het terreinoppervlak van de te bouwen mast als de voormontageplaats meegenomen

    Bureauonderzoek Dunea Berkheide Winning 4 - Gemeente Wassenaar

    No full text
    In november 2020 heeft Antea Group in opdracht van Dunea een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied ‘Berkheide winning 4’ in gemeente Wassenaar. Het onderzoek heeft bestaan uit een archeologisch bureauonderzoek. De opdrachtgever is ten eerste voornemens tot uitbreiding van het bestaande deel van “Winning 4” middels een drain) (zie voor een overzicht van de werkzaamheden kaartbijlage 2). De drain wordt vanuit de nabijgelegen sprang in de bodem geperst op een diepte van circa 0 m NAP (8,5 m-mv). Ten tweede zal ook de drainage van de bestaande winning 4 worden vervangen. De huidige drain is gelegen op circa 0 m NAP. Ten derde is het voornemen tot uitbreiding middels mogelijk volledige open ontgraving van de bestaande infiltratieplas 28. De geschatte ontgravingsdiepte bij de open ontgraving naar schatting 4 m-mv. De daadwerkelijke ontgravingsdiepte is nog niet bekend. Bij deze werkzaamheden vinden graafwerkzaamheden plaats die eventuele aanwezige archeologische waarden kunnen verstoren. Conclusie vooronderzoek Op basis van het vooronderzoek kunnen in het plangebied archeologische niveaus en resten vanaf het laat-neolithicum tot en met de nieuwe tijd worden verwacht. De diepteligging van de archeologische niveaus is gebaseerd op de recente resultaten uit het door Antea Group uitgevoerde archeologisch booronderzoek bij Berkheide Winning 6.2. Uit het laat-neolithicum en de vroege bronstijd worden resten verwacht op hoger gelegen getijde- en kwelderafzettingen (tussen de 0 en 1 meter -NAP, formatie van Naaldwijk, laagpakket van Wormer). vanaf de late bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen worden verwacht in de top van de oude duinafzettingen (tussen de 1,5 en 5 meter +NAP), formatie van Naaldwijk, laagpakket van Schoorl). Resten uit de vroege middeleeuwen kunnen ook in de jonge duinafzettingen worden verwacht, evenals resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd welke zich dan hoger in het pakket zullen bevinden (tussen 5 en 12,5 meter +NAP). Het vooronderzoek heeft ook duidelijk gemaakt dat binnen het plangebied resten te verwachten zijn uit de Tweede Wereldoorlog. Deze resten worden net onder het maaiveld verwacht. Deze verwachtingen zijn alleen correct wanneer blijkt dat de bodemopbouw niet geroerd is en sporendragende niveaus nog intact zijn. Dit kan met een bureauonderzoek alleen niet worden vastgesteld, hier is een veldonderzoek door middel van mechanische grondboringen noodzakelijk als eerste toets. Advies Omdat er een hoge kans is op het aantreffen van archeologische resten binnen het plangebied, adviseert Antea Group om binnen het plangebied een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen, verkennende fase en eventuele karterende fase, uit te voeren op de locaties waar graafwerkzaamheden dieper dan 30cm -mv gepland zijn. Een verkennend booronderzoek is er niet primair op gericht om archeologische resten aan te treffen (hiervoor is de gehanteerde boordichtheid en –intensiteit te gering), maar is wel uitermate geschikt om: 1) de aard van bodemopbouw en 2) de mate van intactheid van de oorspronkelijke bodemopbouw inclusief de archeologische sporendragende niveaus te bepalen. Locatie uitbreiding winning 4 middels drain Ter plaatse van het middels drain uit te breiden deel van winning 4 worden geen boringen gezet. Machinale boringen zijn hier wegens technische redenen niet mogelijk. Dit komt door een te groot duinreliëf en een te grote vegetatiedichtheid. Daarnaast bestaat een te grote kans op beschadiging van het duin. Dit moet worden voorkomen. Met handmatige boringen kan hier niet op de gewenste diepte van 8,5 m-mv (0 m +NAP) worden geboord (tot maximaal circa 5 m-mv (3,5 m +NAP)), wat niet voldoende is om de archeologische verwachting in kaart te brengen. Om de archeologische verwachting voor de uitbreiding te bepalen wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de machinale boringen en monsters ter plaatse van de te vervangen drain. De boringen ter plaatse van de te vervangen drain liggen op hoogstens 25 meter van de uitbreiding. De boringen worden gezet tot circa 10 m-mv en zijn daarmee het meest representatief voor de archeologische verwachting van het gebied met de uitbreiding. Locatie infiltratieplas Bij de infiltratieplas worden in totaal 3 boringen gezet, tot een diepte van 4 tot 5 m-mv (tot circa 4,5 m +NAP). Dit conform een hiervoor op stellen Plan van Aanpak (conform KNA 4.1, BRL 4000). De onderlinge afstand tussen de boringen is circa 25 meter. Hier worden handmatige boringen gezet omdat machinaal boren hier tevens niet mogelijk is door eerder genoemde redenen. Het maaiveld ligt hier op een diepte van 8,5 tot 9,5 m +NAP waarbij de diepte van de boringen op 4,5 m +NAP ligt. Dit betekent dat twee potentiële archeologische lagen onderzocht dienen te worden. De eerste potentiële archeologische laag is het niveau op een diepte tussen circa 1,5 en 5 meter +NAP. Hier bestaat een verwachting voor resten vanaf de late bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen in de top van de oude duinafzettingen. De tweede potentiële archeologische laag ligt op een diepte van circa 5 en 12,5 meter +NAP in de top van de jonge duinen. Hier worden resten vanaf de vroege middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd verwacht. Locatie vervangen drainage winning 4 Op de locatie van de te vervangen drainage winning 4 worden 10 mechanische boringen gezet tot een diepte van 10 m-mv, conform een hiervoor op stellen Plan van Aanpak (conform KNA 4.1, BRL 4000). De onderlinge afstand tussen de boringen is 50 meter. Het maaiveld ligt hier op een diepte van 8,5 m +NAP waarbij de diepte van de boringen op 2,5 m -NAP ligt. Dit betekent dat drie potentiële archeologische lagen onderzocht dienen te worden. De eerste potentiële archeologische laag is het niveau op een diepte van circa 0 tot 1,0 m – NAP. Hier bestaat een verwachting voor resten uit het laat-neolithicum en de vroege bronstijd op hoger gelegen getijde- en kwelderafzettingen. De tweede potentiële archeologische laag is het niveau op een diepte tussen circa 1,5 en 5 meter +NAP. Hier bestaat een verwachting voor resten vanaf de late bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen in de top van de oude duinafzettingen. De derde potentiële archeologische laag ligt op een diepte van circa 5 en 12,5 meter +NAP in de top van de jonge duinen. Hier worden resten vanaf de vroege middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd verwacht. De bevoegde overheid, in deze de gemeente Wassenaar, heeft ingestemd met bovenstaand advies en heeft onderhavige rapportage goedgekeurd d.d. 11-3-2021

    Global Impacts of Introduced Ungulates on Wetland Carbon and Biodiversity: A review

    No full text
    This file contains all of the information extracted from studies included in the review titled, 'Global Impacts of Introduced Ungulates on Wetland Carbon and Biodiversity: A review'.THIS DATASET IS ARCHIVED AT DANS/EASY, BUT NOT ACCESSIBLE HERE. TO VIEW A LIST OF FILES AND ACCESS THE FILES IN THIS DATASET CLICK ON THE DOI-LINK ABOV

    Effect of High-fat Diet on the Fatty Acid Profiles of Brain in Offspring Mice Exposed to Maternal Gestational Diabetes Mellitus

    No full text
    The raw data of the manuscript "Effect of High-fat Diet on the Fatty Acid Profiles of Brain in Offspring Mice Exposed to Maternal Gestational Diabetes Mellitus"THIS DATASET IS ARCHIVED AT DANS/EASY, BUT NOT ACCESSIBLE HERE. TO VIEW A LIST OF FILES AND ACCESS THE FILES IN THIS DATASET CLICK ON THE DOI-LINK ABOV

    Mitigation to high temperature improves growth and vase life of Gladiolus cut flowers by regulating antioxidant activities

    No full text
    This study was aimed to produce high quality gladiolus cut flower production by application of green net shade so that farmers may be opting to protected cultivation for domestic and export flower markets.THIS DATASET IS ARCHIVED AT DANS/EASY, BUT NOT ACCESSIBLE HERE. TO VIEW A LIST OF FILES AND ACCESS THE FILES IN THIS DATASET CLICK ON THE DOI-LINK ABOV

    Replication Data for: Transect-rapport 3785: Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven, karterende en waarderende fase. Bladel, Vogelwikke. Gemeente Bladel.

    No full text
    In het plangebied is één proefsleuf aangelegd met een oppervlakte van ongeveer 80 m2 , ofwel circa 8,9% van het onderzoeksgebied. Tijdens het onderzoek zijn er twee greppels en zeven vondsten aangetroffen. Eén greppel is, op basis van het fragment steengoed dat erin gevonden is, afkomstig uit de Late Nieuwe Tijd. De tweede greppel is recent, aangezien er moderne bakstenen, roodbakkend aardewerk en glas in aangetroffen is. Gezien de akkercomplexen in de omgeving, zijn de greppels mogelijk gerelateerd aan agrarisch landgebruik. De andere twee vondsten zijn afkomstig uit de bouwvoor. De bodemopbouw is verstoord. Dit is te zien aan de sporen van een tandenbak in twee profielen en in het vlak. Het is mogelijk dat er nooit meer sporen en vondsten in het plangebied aanwezig waren, of dat deze verdwenen zijn door de verstoringen

    raw image data for "Resilient anatomy and local plasticity of naïve and stress hematopoiesis "_Figure ED 1-10_part_20

    No full text
    Extended Data Figure 10.f GCSF sternum confettiTHIS DATASET IS ARCHIVED AT DANS/EASY, BUT NOT ACCESSIBLE HERE. TO VIEW A LIST OF FILES AND ACCESS THE FILES IN THIS DATASET CLICK ON THE DOI-LINK ABOV

    Data for Morphological and anatomical changes in leafless Vanilla spp. root system

    No full text
    These data were collected in 2015 and include ecological information on leafless vanilla plants, as well as anatomical data on their roots, collected at various study sites during the course of this research project. A 50 × 20 m plot was established in a homogeneous zone of vegetation (Braun-Blanquet, 1932), where Vanilla spp. vines were present. The number of plots varied from two to three, depending on the size of the vegetation patches. Each plot was divided into 10 quadrats (10 × 10 m). The number of Vanilla spp. (vines and branches) per plot was recorded. The total length of the vanilla plants was measured. The number of attachment roots (AR) and aerial roots (ER) were counted per individual, and the shape of the AR (flattened or filiform) was noted. Morphological characteristics of the phorophytes were documented, including height, bark texture (smooth or rough), density, and diameter at breast height (DBH), which was measured 1.30 meters above the ground level. The rugosity assessment of the bark was performed by eye and touch. We compared the root anatomical structures of Vanilla spp. in northern and southern regions with high and low rainfall, respectively. The samples consisted of root segments of approximately 5 cm in length. Five samples were collected at different heights from the ground in aerial roots. These were the upper aerial root (UER) at 10 cm from the node, middle aerial root (MER) at mid-height, lower aerial root (LER) at 10 cm above the ground, main underground root (UMR), and secondary underground root (USR). The whole organ was collected for AR. Fifteen individuals were sampled at each locality. Root segments were preserved in 70° ethanol. For anatomical observation, freehand transverse sections were made with a microtome equipped with a razor blade yielding 20 µm thick sections, and then stained with carmine green (Mirande, 1920). Five anatomical sections were prepared for each of the 15 individuals sampled per site, resulting in 75 anatomical sections per site and 600 anatomical sections for the eight sites studied. Anatomical comparisons of the root sections from different locations were conducted using 30 anatomical sections of the MER per site. The sections were observed under an Olympus BX 43 light field microscope. The images were captured using a Canon EOS 5D Mark I camera. Morphometric evaluation of the organs was performed using ImageJ (Schneider et al., 2012), an image processing and analysis software package. The following anatomical characteristics of the roots were recorded: organ, stele, pith, metaxylem, and phloem diameter. The thickness of the epidermis, thickness of the cortex, number and diameter of the aerenchyma, and the number of vascular bundles were also recorded.THIS DATASET IS ARCHIVED AT DANS/EASY, BUT NOT ACCESSIBLE HERE. TO VIEW A LIST OF FILES AND ACCESS THE FILES IN THIS DATASET CLICK ON THE DOI-LINK ABOV

    1

    full texts

    287,506

    metadata records
    Updated in last 30 days.
    Electronic Archiving System is based in Netherlands
    Access Repository Dashboard
    Do you manage Open Research Online? Become a CORE Member to access insider analytics, issue reports and manage access to outputs from your repository in the CORE Repository Dashboard! 👇